Home

Rechtbank Noord-Holland, 16-12-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12574, HAA 21/6080

Rechtbank Noord-Holland, 16-12-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12574, HAA 21/6080

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
16 december 2022
Datum publicatie
12 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:12574
Zaaknummer
HAA 21/6080
Relevante informatie
Art. 8 Wet Vpb 1969, Art. 27e AWR, Art. 67a AWR

Inhoudsindicatie

Vpb; zonder aanmaning geen omkering bewijslast of verzuimboete, blh draagt bewijslast voor verlies in die omvang, niet aannemelijk dat dit verlies is geleden vanwege gebrekkige en niet sluitende onderbouwing.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/6080

en

Procesverloop

Verweerder heeft een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst/ belastbaar bedrag van € 153.168. Daarbij is een verzuimboete van € 2.757 opgelegd en een bedrag van € 1.379 aan belastingrente in rekening gebracht.

Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2022. Eiseres is op de zitting vertegenwoordigd door haar directeur D. [naam 1] en bijgestaan door zijn advocaat mr. [naam 2] . Verweerder is vertegenwoordigd door mr. [naam 3] [naam 4] en mr. [naam 5] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht op 28 november 2014. Zij houdt zich hoofdzakelijk bezig met het geven van organisatieadvies en zij verricht daarnaast financiële activiteiten. Blijkens de statuten is een doel van eiseres het verkrijgen en beheren van pensioenrechten voor haar oprichter. Oprichter, directeur en enig aandeelhouder van eiseres is [naam 1] ( [naam 1] ).

2. [naam 1] is afgestudeerd bedrijfseconoom. Hij is rekeninghouder van diverse beleggingsrekeningen bij De Giro, ING en Bux. De ING-rekening eindigt op nummer [#] . Eén rekening had [naam 1] al voordat hij eiseres oprichtte en verder zijn de rekeningen daarna geopend.

3. In het dossier bevinden zich geen uitnodiging, maar wel een herinnering en aanmaning tot het indienen van de aangifte 2018 (boekjaar 1 augustus 2018 tot en met 31 juli 2019). De aanmaning is aan het adres van eiseres gericht en vermeldt dat de aangifte uiterlijk op 6 maart 2020 bij de Belastingdienst binnen moet zijn.

4. De aangifte van eiseres is op 31 maart 2020 ontvangen.

-

In de aangifte staat bij de resultaatsberekening onder “Financiële baten en lasten” bij “waardeverandering van vorderingen” een bedrag van - € 341.224.

-

Volgens de aangifte bedraagt de fiscale winst - € 188.056.

-

Op de balans in de aangifte gaat het bedrag van “overige vorderingen” van € 434.062 aan het begin van het boekjaar naar € 229.344 aan het eind van het boekjaar (een afname van € 204.718). In de aangifte staat ook dat de vordering op de aandeelhouder aan het eind van het boekjaar € 200.000 bedroeg.

-

Op de balans in de aangifte zijn de “effecten” € 455 aan het begin van het boekjaar en € 0 aan het eind van het boekjaar.

5. De jaarrekening van eiseres bevat de volgende gegevens:

-

In de jaarrekening van eiseres staat bij de resultaatsberekening bij “waardeverandering van vorderingen die tot vaste activa horen en van effecten” een bedrag van - € 341.224.

-

Volgens de jaarrekening bedraagt het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen - € 188.056.

-

Op de balans in de jaarrekening gaat het bedrag van “overige vorderingen en overlopende activa” van € 434.062 aan het begin van het boekjaar naar € 229.344 aan het eind van het boekjaar (een afname van € 204.718). Er staat niets over een vordering op de aandeelhouder.

-

Op de balans in de jaarrekening zijn de “effecten” € 455 aan het begin van het boekjaar en € 0 aan het eind van het boekjaar.

6. Op 14 september 2020 vraagt de Belastingdienst aan eiseres om informatie in verband met de geclaimde afwaardering van de vordering, waaronder de daaraan ten grondslag liggende leningsovereenkomsten.

7. Op 29 oktober 2020 stuurt eiseres aan de Belastingdienst een overeenkomst met ondertekeningsdatum 4 november 2015. In de overeenkomst staat onder meer:

“De ondergetekenden […] nemen in aanmerking dat:Schuldeiser [eiseres] aan Schuldenaar [ [naam 1] ] geld verschaft voor opbouw van financiële middelen ten behoeve van Schuldeiser [eiseres] (de “Financiering”). Schuldenaar [ [naam 1] ] brengt de opbrengsten uit de Financiering in bij door Schuldenaar [ [naam 1] ] gehouden beleggingsrekeningen (de “Beleggingsrekeningen”).Schuldeiser [eiseres] verplicht zich binnen uiterlijk 20 jaar de Financiering terug te betalen, vermeerderd, dan wel verminderd, met de resultaten van de Beleggingsrekeningen.[…]1. Schuldenaar [ [naam 1] ] verstrekt aan Schuldeiser [eiseres] de Financiering. Schuldeiser en Schuldenaar komen overeen dat de hoogte van de Financiering in onderling overleg van tijd tot tijd kan verschillen.

[…]

5. De vergoeding die de Schuldeiser [eiseres] betaalt aan de Schuldenaar [ [naam 1] ] voor de beschikbaarstelling van de Financiering is volledig afhankelijk van het resultaat van de Beleggingsrekeningen. De bedoeling van partijen is dat Schuldenaar [ [naam 1] ] de volledige economische eigendom van de positieve en negatieve vruchten van Beleggingsrekeningen bezit.”

8. Op 8 januari 2021 stuurt de Belastingdienst aan eiseres een voornemen om de aangifte te corrigeren. Als reden voor de correctie is opgenomen dat onder punt 5 van de overeenkomst staat dat [naam 1] als schuldenaar de volledige economische eigendom van de beleggingsrekening bezit en dat daarom het verlies niet aan eiseres is toe te rekenen.

9. Op 13 januari 2021 stuurt eiseres aan de Belastingdienst een reactie met een bij de overeenkomst behorend addendum met ondertekeningsdatum 13 november 2015 waarmee blijkens dat addendum enkele malen de abusievelijke verwisseling van de termen “schuldeiser” en “schuldenaar” gecorrigeerd wordt. Onder meer wordt de overeenkomst als volgt gecorrigeerd (correcties vetgedrukt):

“De ondergetekenden […] nemen in aanmerking dat:Schuldeiser [eiseres] aan Schuldenaar [ [naam 1] ] geld verschaft voor opbouw van financiële middelen ten behoeve van Schuldeiser [eiseres] (de “Financiering”). Schuldenaar [ [naam 1] ] brengt de opbrengsten uit de Financiering in bij door Schuldenaar [ [naam 1] ] gehouden beleggingsrekeningen (de “Beleggingsrekeningen”).Schuldenaar [ [naam 1] ] verplicht zich binnen uiterlijk 20 jaar de Financiering terug te betalen, vermeerderd, dan wel verminderd, met de resultaten van de Beleggingsrekeningen.[…]

1. Schuldeiser [eiseres] verstrekt aan Schuldenaar [ [naam 1] ] de Financiering. Schuldeiser en Schuldenaar komen overeen dat de hoogte van de Financiering in onderling overleg van tijd tot tijd kan verschillen.

[…]5. De vergoeding die de Schuldenaar [ [naam 1] ] betaalt aan de Schuldeiser [eiseres] voor de beschikbaarstelling van de Financiering is volledig afhankelijk van het resultaat van de Beleggingsrekeningen. De bedoeling van partijen is dat Schuldeiser [eiseres] de volledige economische eigendom van de positieve en negatieve vruchten van Beleggingsrekeningen bezit.”

10. Op 13 februari 2021 wordt aan eiseres de aanslag vennootschapsbelasting opgelegd waarbij het bedrag van de afwaardering niet op het resultaat in mindering is toegelaten (- € 188.056 + € 341.244 = € 153.168 belastbare winst/belastbaar bedrag). Daarbij is een verzuimboete van € 2.757 opgelegd en een bedrag van € 1.379 aan belastingrente in rekening gebracht.

11. In het bezwaarschrift (zonder bijlagen) geeft eiseres ter onderbouwing van de afwaardering de volgende cijfers:

Bedragen in EUR

2018

Startpositie

412.222

Investering gedurende boekjaar

129.471

Waardevermindering

341.224

Eindpositie

200.469

12. In het bezwaarschrift staat:

“2.13. Naast de aanslag, waarvan hierboven is beargumenteerd dat deze incorrect is, heeft de behandelend inspecteur een verzuimboete opgelegd voor het niet tijdig doen van aangifte, ex artikel 67a AWR. Er is naar mijn weten niet eerder aangekondigd dat er een boete zou volgen, en bovendien vraag ik mij ernstig af of deze terecht is. [Eiseres] heeft de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2018 ingediend op 31 maart 2020. Dit is inderdaad buiten de aangiftetermijn, die op 31december 2019 verliep, maar slechts beperkt. Bovendien dient er na het verlopen van de deadline voor het doen van aangifte eerst een aanmaning te worden verzonden om het verzuim te laten intreden. Ook begrijp ik dat [eiseres] (de heer [naam 1] als DGA) telefonisch om uitstel heeft verzocht, en dat uitstel telefonisch is toegezegd. Dit bezwaar richt zich dan ook mede tegen de verzuimboete. Ik maak daarbij de opmerking dat ik, noch [eiseres], beschik over de informatie die nodig is om met zekerheid te stellen of er sprake kan zijn van een verzuim, dar er nimmer en aanmaning is ontvangen.”

13. Op 21 april 2021 stuurt verweerder aan eiseres de voorgenomen uitspraak op bezwaar. Verweerder kan het standpunt dat de economische eigendom van de beleggingsrekening is overgedragen niet volgen en neemt het standpunt in dat de overeenkomst van 4 november 2015 een overeenkomst van geldlening is. In de brief staat ook dat [naam 1] “zelf in zijn aangifte inkomstenbelasting in box III onder de bezittingen de waarde van de beleggingsrekeningen van de ING heeft opgegeven en een schuld in box III aan [eiseres].” Ten aanzien van de boete staat erin: “vervolgens is op 21 februari een aanmaning verstuurd […]. Ook aan de aanmaning is geen gehoor gegeven. […] Echter, de verzuimboete kan gematigd worden indien sprake is van strafverminderende omstandigheden. Alle feiten en omstandigheden in aanmerking te hebben genomen, ben ik bereid om de verzuimboete te matigen tot € 1.378.”

14. In het kader van het bezwaar is [naam 1] op 16 juni 2021 gehoord. In het verslag staat dat verweerder vraagt of kan worden vastgesteld of eiseres gelden heeft verstrekt aan [naam 1] en dat daarmee beleggingen zijn gekocht. De Belastingdienst wil het spoor kunnen maken van de geldstromen naar de beleggingen en ook een aansluiting met de aangifte zien. [naam 1] geeft aan dat dit het geval is en dat hij een overzicht kan verstrekken.

15. Nadat verweerder eerst uitstel heeft verleend en daarna heeft verzocht om de gevraagde informatie, mailt de advocaat op 6 september 2021 aan verweerder een lijst van overboekingen van:

-

Een ING-rekening van [naam 1] naar de ING-rekening met het nummer [#] ,

-

De ING-rekening met het nummer [#] naar een ABN AMRO-rekening onder de naam [naam 6]

-

De ING-rekening met het nummer [#] naar een ABN AMRO-rekening onder de naam [naam 7] . Alle overmakingen hebben betrekking op het boekjaar 2019/2020. De advocaat vraagt of deze wijze van onderbouwen afdoende is.

16. Op 16 september 2021 reageert verweerder dat dit overzicht niet de informatie bevat waar in het hoorgesprek om is gevraagd. Verwacht werd dat er stukken zouden zijn waaruit het verloop van de beleggingsrekeningen en de aansluiting met de aangifte zou blijken. Verweerder kondigt aan uitspraak op het bezwaar te gaan doen. De uitspraak op bezwaar wordt gedaan conform het voornemen.

16. In de motivering van het tegen die uitspaak gerichte beroep staat:

“3.8 Tussen 4 november 2015 en 30 juli 2020 maakt [eiseres] een bedrag van EUR 901.683 over naar [ [naam 1] ], die dat namens [eiseres] belegt.”3.9 […] Tot 31 juli 2018 is er een bedrag van € 412.222 op deze wijze overgemaakt en belegd. [Eiseres] heeft een vordering ter hoogte van dit bedrag opgenomen als vordering op de aandeelhouder per begin boekjaar 2018. […] gedurende het boekjaar 2018 wordt er EUR 129.471 op dezelfde wijze overgemaakt en belegd. Een uitdraai van de door de verschillende banken aangeleverde afschriften van de overboekingen gedurende boekjaar 2018 is bijgevoegd als Productie 17.[…]3.15 […] de waarde per eind boekjaar 2018 van de beleggingen van [eiseres bedroeg] nog slechts een bedrag van EUR 200.469. Daar deze waarde aan het begin van het boekjaar EUR 412.222 bedroeg, en er gedurende het boekjaar nog EUR 129.471 is geïnvesteerd, bedroeg het verlies in het boekjaar 2018 per saldo aldus EUR 341.224.[…]7.18 [… Eiseres] heeft namelijk callopties op het aandeel [bedrijf] N.V. gekocht. De waarde van de onderliggende aandelen is vlak voor het moment dat de callopties verliepen sterk verminderd. Hierdoor heeft [eiseres] in boekjaar 2018 een verlies geleden van EUR 625.686,54. [Eiseres] heeft echter ook een aantal goede beleggingen gedaan, waardoor er per saldo slechts een waardevermindering van EUR 341.224 heeft plaatsgevonden. Ter onderbouwing overlegt [eiseres] een uitdraai van de waardevermindering van in totaal EUR 625.686,54 als Productie 18.”

18. De 17e bijlage bij het beroep bestaat uit een lijst van overboekingen van de zakelijke ING-rekening van eiseres naar de ING-rekening van [naam 1] met het nummer [#] . Het bedrag ziet op de periode van het onderhavige boekjaar 2018/2019 en telt op tot een bedrag van € 129.418.

19. De 18e bijlage bij het beroep bestaat uit een lijst van beleggingen in [bedrijf] die optelt tot een verlies van € 625.686,54 in de periode van het onderhavige boekjaar 2018/2019. Op die lijst staat geen naam van de bezitter en geen rekeningnummer.

Geschil

20. In geschil is of een bedrag van € 341.224 ten laste van de winst van eiseres komt. Ook is de verzuimboete in geschil.

21. Ten aanzien van de belasting betoogt eiseres dat een groot beleggingsverlies is geleden op de [bedrijf] -beleggingen. De grootte van het verlies heeft eiseres met de aangeleverde overzichten [bedrijf] laten zien, het is aan verweerder om daartegenover winsten aannemelijk te maken. Dit bedrag komt ten laste van haar winst omdat eiseres de economische eigendom heeft van de beleggingen, zoals volgt uit de overeenkomst met [naam 1] . Eiseres heeft per abuis de beleggingen niet als belegging opgenomen, maar als vordering. Er is echter geen sprake van een lening, er is namelijk geen terugbetalingsplicht. Ten aanzien van de verzuimboete stelt eiseres dat zij van verweerder geen aanmaning tot het doen van aangifte heeft ontvangen en dat haar daarom geen verzuimboete kan worden opgelegd.

22. Ten aanzien van de belasting stelt verweerder dat geen beleggingsverlies in aftrek kan komen, omdat in de overeenkomst tussen eiseres en [naam 1] niet duidelijk staat wat er precies in economische eigendom wordt overgedragen. Het zijn dus in privé geleden verliezen zoals [naam 1] ook in zijn aangiften heeft aangegeven. Verweerder ziet in de aangifte dat er een afwaardering op een vordering wordt geclaimd en ziet de verstrekte gelden daarom als een geldlening. Omdat de voorwaarden zo onduidelijk zijn is deze onzakelijk en kan geen afwaardering ten laste van de winst komen. De geldstromen zijn verder ook op basis van de aangeleverde informatie niet te volgen. Ten aanzien van de verzuimboete stelt verweerder dat deze terecht is opgelegd aangezien de aangifte niet tijdig is ingediend, ondanks de herinnering en aanmaning.

23. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

De aanmaning tot het doen van aangifte

24. Het niet doen van de vereiste aangifte leidt op grond van artikel 27e, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De vereiste aangifte is onder meer niet gedaan als de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, de daarbij gestelde termijn ongebruikt heeft laten verstrijken en tevens geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om aangifte te doen binnen een door de inspecteur bij aanmaning gestelde termijn (Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:675).

25. Artikel 67a Awr houdt in dat een verzuimboete kan worden opgelegd indien de belastingplichtige de aangifte niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan. Voor oplegging van de verzuimboete van artikel 67a Awr is geen plaats indien de aanmaning niet op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, en de aanmaning de belastingplichtige ook anderszins niet heeft bereikt (Hoge Raad 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).

26. Verweerder heeft gesteld dat de aangifte, ondanks herinnering en aanmaning niet tijdig is gedaan. De advocaat heeft op de zitting aan de rechtbank bevestigd dat eiseres wel is uitgenodigd om aangifte te doen. Met die constellatie van factoren zou de rechtbank op grond van artikel 27e, lid 1, van de Awr moeten constateren dat de vereiste aangifte niet is gedaan en het beroep ongegrond moeten verklaren, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (de omkering en verzwaring van de bewijslast).

27. De rechtbank heeft partijen de mogelijkheid van omkering en verzwaring van de bewijslast voorgehouden. In dit verband is relevant dat eiseres in bezwaar heeft gezegd en in beroep heeft volgehouden dat zij de aanmaning niet heeft ontvangen en dat de datum waarop de aangifte had moeten worden ingediend haar niet bekend was. Zonder dat de aanmaning eiseres heeft bereikt kan niet worden geoordeeld dat de vereiste aangifte niet is gedaan en moet de bewijslast dus ook niet omgekeerd en verzwaard worden. Hetzelfde geldt voor de verzuimboete, ook die kan niet in stand blijven als de aanmaning eiseres niet heeft bereikt. Verweerder draagt voor de verzuimboete bovendien de bewijslast en in beginsel is het dus aan verweerder om aannemelijk te maken dat de aanmaning op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, of dat de aanmaning de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. De inspecteur kan hierbij in eerste instantie volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres (Hoge Raad 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416). Verweerder heeft op de vraag of er bewijs is van de verzending van de aanmaning naar het juiste adres, gezegd dat het juiste adres erop staat en “dat dit het enige is”.

28. Aangezien er door verweerder niets is aangedragen omtrent de daadwerkelijke verzending van de aanmaning, vindt de rechtbank niet aannemelijk dat de aanmaning door verweerder is verzonden of dat deze eiseres anderszins heeft bereikt. Dit brengt mee dat de bewijslast niet wordt omgekeerd en verzwaard en dat de verzuimboete niet in stand kan blijven. Omdat de verzuimboete vernietigd wordt, is het beroep gegrond.

De bewijslastverdeling

29. Over de bewijslastverdeling heeft eiseres op de zitting naar voren gebracht dat zij van mening is dat zij kan volstaan met het uitsluitend aannemelijk maken van het verlies op de [bedrijf] -beleggingen – en dat zij daarin geslaagd is met bijlage 18 waaruit een verlies van € 625.686,54 blijkt – en dat het daartegenover aan verweerder is om aannemelijk te maken dat er positieve resultaten zijn die de winst verhogen, waardoor haar aftrek lager is. Verweerder stelt dat eiseres een sluitend bewijs voor de grootte van het door haar geclaimde beleggingsverlies van € 341.224 moet aanleveren.

30. De rechtbank acht het op zich juist dat winstverlagende bestanddelen door de belastingplichtige aannemelijk moeten worden gemaakt en winstverhogende bestanddelen door de inspecteur, maar dat werkt in het onderhavige geval niet zo uit als eiseres beschrijft. De rechtbank is namelijk van oordeel dat aangezien eiseres een bedrag van € 341.224 ten laste van haar winst wil brengen, en verweerder dit bestrijdt, het in eerste instantie aan eiseres is om (1) aannemelijk te maken dat het verlies voor de omvang van € 341.224 daadwerkelijk geleden is en (2) dat eiseres degene is waar dit verlies zich manifesteert. Bij het aannemelijk maken dat het verlies van € 341.224 geleden is, hoort in dit geval ook dat eiseres aannemelijk maakt dat er in totaal op die beleggingsrekeningen een verlies van € 341.224 geleden is. Verweerder zou niet eens in staat zijn om te becijferen dat het totale verlies minder groot is, omdat hij niet over de benodigde gegevens beschikt. Eiseres heeft immers nog steeds niet het overzicht van alle drie de beleggingsrekeningen gegeven; het is niet eens bekend om welke rekeningen het precies gaat. Eiseres is dus ook de meest gerede partij om aannemelijk te maken dat er een verlies ter grootte van € 341.224 geleden is (ad 1).

Aangezien de beleggingsrekeningen klaarblijkelijk op naam staan van [naam 1] en ook als zijn bezittingen in zijn aangiften zijn opgenomen, en de rekeningen niet als bezittingen van eiseres zijn opgegeven in haar jaarrekening en aangifte, is het ook aan eiseres om aannemelijk te maken dat ondanks deze juridische tenaamstelling/eigendom en ondanks de administratieve en fiscale verwerking, de situatie toch anders ligt en dat het om (economische) bezittingen van eiseres gaat (ad 2).

31. De conclusie is dat eiseres de bewijslast draagt om aannemelijk te maken dat een bedrag van € 341.224 in mindering op haar winst komt.

De grootte van het beleggingsverlies

32. Eiseres stelt dat het beleggingsverlies € 341.224 bedraagt, berekend zoals toegelicht in haar beroepschrift. Verweerder bestrijdt de grootte van het verlies en heeft meermaals gevraagd om een financieel sluitend overzicht van cijfers in het onderhavige boekjaar, maar de aansluiting ontbreekt tot op de dag van de zitting. Er is geen touw aan vast te knopen, aldus verweerder.

33. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat per saldo in het onderhavige boekjaar totaal een verlies van € 341.224 geleden is. De rechtbank wijst in dit verband op de volgende omstandigheden:

-

Het startsaldo van de diverse beleggingsrekeningen samen bedraagt aan het begin van het boekjaar per 1 augustus 2018 volgens eiseres € 412.222. Van dit startbedrag is geen enkele vorm van onderbouwing of bewijs aangeleverd.

-

Het startsaldo per 1 augustus 2018 rijmt niet met de stand van de vorderingen per 1 augustus 2018 zoals in het jaarverslag en de aangifte van eiseres is opgenomen (die stand bedraagt namelijk € 434.062). De advocaat heeft hierover verklaard dat er ook een rekening courant is of dat er een loonbetaling verrekend kan zijn, maar ook daarvan en van het bedrag dat daarmee gemoeid gaat, is geen enkele onderbouwing gegeven.

-

De stortingen op de beleggingsrekeningen in de loop van het boekjaar bedragen volgens eiseres € 129.471. Een overgeschreven bedrag van € 129.471 is weliswaar af te leiden uit het overzicht in bijlage 17, maar dat is geen compleet overzicht van alle beleggingsrekeningen (er zijn immers rekeningen van ING, van De Giro en van Bux door eiseres voor de beleggingen gebruikt). Daarom kan niet worden vastgesteld of een sluitend overzicht van alle stortingen is gegeven.

-

Aan het eind van het boekjaar op 31 juli 2019 bedraagt de waarde van de beleggingen volgens eiseres nog € 200.469. Van dit eindbedrag is geen enkele vorm van onderbouwing of bewijs aangeleverd.

-

Het eindsaldo per 31 juli 2019 rijmt niet met de stand van de vorderingen per 31 juli 2019 zoals in het jaarverslag en de aangifte van eiseres is opgenomen (die stand bedraagt namelijk € 229.344). De advocaat heeft hierover verklaard dat er ook een rekening courant is of dat er een loonbetaling verrekend kan zijn, maar ook daarvan en van het bedrag dat daarmee gemoeid gaat, is geen enkele onderbouwing gegeven.

-

Het verschil tussen het niet onderbouwde begin- en eindsaldo vermeerderd met de niet sluitend onderbouwde stortingen, bedraagt weliswaar - € 341.224, maar ook van dit bedrag op zichzelf is geen sluitende onderbouwing gegeven. Er is een overzicht van een groot verlies van € 625.686,54 op [bedrijf] -beleggingen gegeven, maar de connectie met een van de beleggingsrekeningen van [naam 1] ontbreekt. Verder zou daar dan ook nog een positief beleggingsresultaat van € 284.462,54 tegenover staan, maar van dat bedrag is geen enkele vorm van onderbouwing of bewijs aangeleverd.

34. Het onder 33 geconstateerde is op de zitting met [naam 1] en zijn advocaat besproken. Deze erkennen dat met de verstrekte gegevens niet van alles een aansluiting te maken is, maar dat er anders meer dan 1000 rijen in excel opgestuurd hadden moeten worden. Verder is verklaard dat verweerder niet naar positieve opbrengsten heeft gevraagd en dat verweerder na de aanlevering van gegevens over 2019/2020 liet weten geen gegevens over 2018/2019 te willen, dat de banken alleen saldobedragen per 1 januari van een jaar doorgeven, dat er geen mix met privé-beleggingen is geweest en dat het moeilijk was om informatie te krijgen. Verweerder vindt dat er niet genoeg is aangeleverd. Er kan geen aansluiting van bedragen worden gemaakt. Bij zakelijk handelen hoort ook een zakelijke vastlegging, aldus verweerder, en die ontbreekt in dit geval.

35. De rechtbank is van oordeel dat het redelijkerwijs voor eiseres duidelijk moet zijn geweest wat verweerder van haar verlangde, namelijk gegevens waarmee het verlies van € 341.224 sluitend onderbouwd kon worden, aangezien daar meerdere malen en ook duidelijk genoeg naar gevraagd is. Dat dit heel veel gegevens zouden zijn of dat het lastig is om berekeningen te maken in verband met het gebroken boekjaar, is geen goede reden om de gegevens niet te geven. Bovendien blijkt uit de stukken ook helemaal niet dat eiseres bij verweerder melding heeft gemaakt van deze problemen. [naam 1] is afgestudeerd bedrijfseconoom en voor iemand met een dergelijke opleiding zou het mogelijk moeten zijn om in elk geval een veel betere onderbouwing te geven dan nu is gedaan.

36. De conclusie is dat niet aannemelijk is dat een beleggingsverlies in de grootte van € 341.224 is geleden. Ook een afwaardering van een vermogensbestanddeel in die grootte is dus niet aannemelijk, aangezien dit uit dezelfde grondslag, namelijk het waardeverloop van de beleggingen, zou voortspruiten. Daarmee kan in het midden blijven of een eventueel verlies voor rekening van eiseres was en of het fiscaal in mindering op de winst kon komen.

Slotsom

37. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard, omdat de verzuimboete wordt vernietigd. Wat de belasting betreft is het gelijk aan verweerder en daarom blijft de aanslag vennootschapsbelasting in stand, evenals de rentebeschikking.

38. Omdat het beroep gegrond is heeft eiseres recht op een vergoeding van de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.297 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 269; 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759; en een wegingsfactor 1 voor de gemiddelde zwaarte van de zaak). Voor het beroepschrift kent de rechtbank geen procespunt toe, omdat dit door [naam 1] zelf is geschreven en er ook geen aanwijzing is van bijstand van de advocaat hierbij. Het formulier voor proceskosten is niet ingevuld.

Beslissing

Rechtsmiddel