Home

Rechtbank Noord-Holland, 27-01-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1299, HAA- 20/6348

Rechtbank Noord-Holland, 27-01-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1299, HAA- 20/6348

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
27 januari 2022
Datum publicatie
18 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:1299
Formele relaties
Zaaknummer
HAA- 20/6348

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft aan eiseres over de jaren 2016 en 2017 aanslagen precariobelasting opgelegd. Over het jaar 2016 is in geschil of deze tijdig is vastgesteld en voor de aanslagen 2016 en 2017 houdt partijen verdeeld of precariobelasting mag worden geheven en het gehanteerde tarief terecht is toegepast. De rechtbank oordeelt dat de aanslag 2016 tijdig is opgelegd. Op grond van artikel 7 van de Verordening staat de grootte van de belastingschuld pas vast na afloop van het kalenderjaar. Gelet daarop kan op grond van artikel 11, derde en vierde lid, van de AWR (via artikel 231 lid 1 van de Gemeentewet) een definitieve aanslag 2016 worden opgelegd tot en met 31 december 2019. Hieraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat artikel 9, derde lid, van de Verordening is bepaald dat de belasting verschuldigd wordt bij de aanvang van het belastingtijdvak. Artikel 9, derde lid, van de Verordening dient naar het oordeel van de rechtbank buiten toepassing te blijven. Nu de onderhavige aanslag een dagtekening 20 december 2019 draagt, binnen drie jaar na afloop van het heffingstijdvak, is deze daarmee tijdig opgelegd. De rechtbank acht de vaststelling van de heffingsgrondslag waarop de aanslagen 2016 en 2017 zijn gebaseerd aanvaardbaar. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/6348 en HAA 20/6349

(gemachtigde: mr. M. Hartman),

en

Procesverloop

HAA 20/6348

Verweerder heeft aan eiseres over het jaar 2016 met dagtekening 20 december 2019 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 193.479.

Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

HAA 20/6349

Verweerder heeft aan eiseres over het jaar 2017 met dagtekening 20 december 2019 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 194.551,50.

Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Beide zaken

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2022 te Haarlem. Namens eiseres is verschenen mr. W.J. van Aalst, Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is [bedrijf] en eigenaar van in de gemeente Uitgeest gelegen netwerken voor het transport van gas.

2. De Verordening precariobelasting Uitgeest 2016 en 2017 (Verordening) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 2. Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene van wie dat voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

(…)

Artikel 5. Maatstaf van heffing

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

Artikel 7. Belastingtijdvak

Artikel 9. Wijze van heffing; tijdstip van verschuldigdheid

Beslissing

Rechtsmiddel