Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-01-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:259, 22/00123 en 22/00124

Gerechtshof Amsterdam, 24-01-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:259, 22/00123 en 22/00124

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 januari 2023
Datum publicatie
15 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:259
Formele relaties
Zaaknummer
22/00123 en 22/00124
Relevante informatie
Art. 11 AWR, Art. 228 Gemw, Art. 231 Gemw

Inhoudsindicatie

Aanslagen 2016 en 2017 precariobelasting. Het Hof beslist dat de aanslag 2016 niet in stand kan blijven aangezien deze niet tijdig is vastgesteld. De aanslag 2017 moet worden verminderd; het is de gemeente namelijk niet toegestaan om op basis van overgangsrecht na 30 juni 2017 precariobelasting te heffen. Het standpunt van belanghebbende dat de heffingsambtenaar zou handelen in strijd met een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan niet slagen.

Uitspraak

kenmerken 22/00123 en 22/00124

24 januari 2023

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: [A] (bedrijfsjurist)

tegen de uitspraak van 27 januari 2022 in de zaak met kenmerken HAA 20/6348 en HAA 20/6349 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Uitgeest, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 20 december 2019 aan belanghebbende voor het kalenderjaar 2016 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 193.479 (hierna: de aanslag 2016).

1.1.2.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 20 december 2019 aan belanghebbende voor het kalenderjaar 2017 een aanslag precariobelasting opgelegd van € 194.551,50 (hierna: de aanslag 2017).

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 5 november 2020 de bezwaren tegen de aanslag 2016 en aanslag 2017 (hierna gezamenlijk ook aangeduid als: de aanslagen) ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. Bij haar uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 februari 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“1. Eiseres is netbeheerder en eigenaar van in de gemeente Uitgeest gelegen netwerken voor het transport van gas.

2. De Verordening precariobelasting Uitgeest 2016 en 2017 (Verordening) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 2. Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene van wie dat voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

(…)

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

(…).

2. Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt oppervlakte bepaald op die uitgaande van een horizontale projectie van voorwerpen op de grond.

Artikel 7. Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

(…)

Artikel 9. Wijze van heffing; tijdstip van verschuldigdheid

(…)

3. De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, op het tijdstip waarop het hebben van voorwerpen een aanvang neemt.”

3. De Tarieventabel 2016 als bedoeld in artikel 4 van de Verordening Precariobelasting 2016 (Tarieventabel) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

4. Ander gebruik van de weg

(…)

4.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover niet in de hierboven vermeld onderdelen een bijzonder tarief is vastgesteld:

gedurende een week per m2 € 0,90

gedurende een maand, per m2 € 3,85

gedurende een jaar, per m2 € 45,10”

4. Verweerder is bij het opleggen van de aanslag 2016 uitgegaan van een grondslag van 4.290 m² en een tarief van € 45,10 per m².

5. De Tarieventabel 2017 als bedoeld in artikel 4 van de Verordening Precariobelasting 2017 (Tarieventabel) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

4. Ander gebruik van de weg

(…)

4.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor zover niet in de hierboven vermeld onderdelen een bijzonder tarief is vastgesteld:

gedurende een week per m2 € 0,90

gedurende een maand, per m2 € 3,90

gedurende een jaar, per m2 € 45,60”

6. Verweerder is bij het opleggen van de aanslag 2017 uitgegaan van een grondslag van 4.290 m² en een tarief van € 45,60 per m² voor de periode 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 en een tarief van € 45,10 voor de periode 1 juli 2017 tot 1 januari 2018.

7. Eiseres heeft in een e-mailbericht van 30 oktober 2020 het aantal strekkende meters gasleiding aangegeven: 4.005 meters hoge druk en 53.036 meters lage druk.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof de volgende feiten toe.

2.3.

In de Verordening precariobelasting Uitgeest 2016 en 2017 (hierna tezamen aangeduid als: de Verordening) is, naast de door de rechtbank onder 2 vermelde bepalingen, onder meer het volgende opgenomen:

Artikel 8. Ontheffing

Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd voor het verstrijken van dit jaar, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak.

Artikel 9. Wijze van heffing; tijdstip van verschuldigdheid

1. De belasting wordt geheven bij wijze van aanslag.”

2.4.

Op het aanslagbiljet van de aanslag 2016 is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Dagtekening : 20-12-2019

Belastingjaar : 2016

(…)

Soort Objectadres/periode Grondslag/waarde Bedrag

Precariobelasting 01-01-2016 tot 01-01-2017 4.290 m² € 193.479,00

Gasleidingnetwerk

(…)

Toelichting heffingsmaatstaf

In onderdeel 4.3 van de tarieventabel bij de Verordening 2016 is bepaald dat het tarief voor het

hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond,

voor zover niet in de overige onderdelen een bijzonder tarief is vastgesteld:

gedurende een jaar, per m² € 45,10

De lengte van het gasleidingnetwerk bedraagt 39.000 m1. Het gastleidingnetwerk heeft een

gemiddelde diameter van 110 mm. Dit leidt tot een oppervlakte van 4.290 m².”

2.5.

Op het aanslagbiljet van de aanslag 2017 is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“Belastingjaar : 2017

(…)

Soort Objectadres/periode Grondslag/waarde Bedrag

Precariobelasting 01-01-2017 t/m 30-06-2017 4.290 m² € 97.812,00

Gasleidingnetwerk 01-07-2017 tot 01-01-2018 4.290 m² € 96.739,50

Totaalbedrag € 194.551,50

2.6.

In november 2019 is door de gemeenteraad van de gemeente Uitgeest de ontwerpbegroting van de gemeente voor het jaar 2020 behandeld. In haar hogerberoepschrift heeft belanghebbende hieromtrent onder meer het volgende aangevoerd:

“2. (…) Het valt op dat de rechtbank de kern van het standpunt van [belanghebbende] wel verwoordt in de eerste zin van r.o. 23, maar die vervolgens niet bespreekt. Hieronder een aantal passages uit de door [belanghebbende] genoemde bijdrage van partij D66 :

“Algemene beschouwingen D66 Uitgeest

(…)

De financiële toestand van Uitgeest

De begroting is één grote goochelshow. (…) Als raadsleden worden we op het verkeerde been gezet als we horen dat er een legeswijziging aankomt op vrijdag (…), maar vervolgens komt er niks. Pas op maandagavond 7 november om 21:21 is er een nieuwe begroting. Vol verbazing ziet D66 dat er meer veranderd is dan alleen de leges. Het college tovert namelijk precario heffing op kabels en leidingen uit de hoge hoed. Met deze heffing kan het college een aantal voorgestelde bizarre verhogingen van de leges uit stellen. (…) Waarom hebben we niet eerder gehoord over dit wondermiddel? Het college hoeft niet antwoord te geven op deze vraag, want het staat in de tekst van de begroting. “Uit een quickscan blijkt dat precario heffingen op leidingen en kabels mogelijk zijn”. (…) Of het echt kan is er nog verder fiscaal juridisch onderzoek nodig. Dat laatste is niet alleen een mening van D66, maar staat ook zo in de begroting.” (…).

2.7.

Tijdens de zitting in hoger beroep is namens de heffingsambtenaar onder meer het volgende aangevoerd:

“De voorzitter vraagt mij naar mijn standpunt over de werking van de overgangsbepaling. (…) Voorafgaand aan het Blaricum-arrest [griffier: HR 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1270] waren veel gemeenten zich niet bewust van deze heffingsmogelijkheid, omdat zij meenden dat een in het verleden gesloten overeenkomst over het gas- en elektriciteitsnetwerk waarop belanghebbende zich had beroepen, daaraan in de weg stond. Ook de gemeente Uitgeest had in het verleden een dergelijke overeenkomst gesloten. Dat is iets anders dan dat er geen intentie is om te heffen. Na het Blaricum-arrest is de heffingsambtenaar gaan beseffen dat het juridisch wél mogelijk was om precariobelasting te heffen. Vervolgens is intern een discussie gevoerd over de juridische haalbaarheid en is daarover extern advies ingewonnen. Het klopt dat, zoals belanghebbende stelt, in de gemeenteraad voor het eerst in november 2019 is gesproken over het heffen van precariobelasting op kabels en leidingen. In opdracht van het college was een quick scan uitgevoerd waarvan de conclusie luidde dat de heffing van precariobelasting op kabels en leidingen op basis van de geldende verordening mogelijk was.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Met betrekking tot de aanslag 2016 is primair in geschil of deze tijdig is vastgesteld. Voor het jaar 2017 is onder meer in geschil of het de gemeente Uitgeest op grond van het overgangsrecht van artikel IV, eerste lid, van de Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met het beperken van de heffingsbevoegdheid van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut, (Stb. 2017, 157, hierna: de Wijzigingswet) na 1 juli 2017 is toegestaan precariobelasting te heffen ter zake van het gastransportnet van belanghebbende (hierna ook: de gasleidingen).

3.2.

Daarnaast is voor beide jaren in geschil of:

-

de Verordening van toepassing is op de gasleidingen;

-

het zogenoemde ‘resttarief’ van artikel 4 van de Verordening ten aanzien van de gasleidingen verbindende kracht mist;

-

toepassing van het resttarief op de gasleidingen in het onderhavige geval strijdig is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

3.3.

In hoger beroep is niet langer in geschil dat de aanslagen niet naar te hoge heffingsgrondslagen zijn berekend indien het Hof van oordeel is dat de aanslagen rechtsgeldig zijn opgelegd.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten