Home

Rechtbank Noord-Holland, 25-10-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:10768, HAA - 22 _ 2458

Rechtbank Noord-Holland, 25-10-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:10768, HAA - 22 _ 2458

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
25 oktober 2023
Datum publicatie
1 november 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:10768
Zaaknummer
HAA - 22 _ 2458
Relevante informatie
Art. 25 AWR, Art. 47 AWR, Art. 52a AWR

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. De informatieplicht van art. 47 AWR kan op eenieder – en dus ook op buitenlands belastingplichtigen –rusten. Op de belastingplichtige rust een zekere inspanningsverplichting om de gevraagde informatie te verkrijgen. Dat de inspecteur de gewenste informatie eventueel op een andere wijze kan verkrijgen doet hier niet aan af. Het staat de inspecteur namelijk in beginsel vrij om bij een belastingplichtige informatie op te vragen die hij ook langs andere weg kan verkrijgen. Deze keuzevrijheid geldt ook indien voor de belastingplichtige tijd en kosten gepaard gaan met het voldoen aan het informatieverzoek. Dit is slechts anders indien het handelen van de inspecteur in strijd komt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank is van oordeel dat zich dat in het onderhavige geval niet voordoet. Eiser heeft ook niet voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting. De informatiebeschikking is dus terecht afgegeven. De in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb gestelde termijn voor het beslissen op het bezwaarschrift is een termijn van orde. Dit betekent dat aan de overschrijding van die termijn geen gevolgen zijn verbonden.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 22/2458

(gemachtigde: mr. W.L. Haaswijk),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 16 februari 2021 ten aanzien van eiser een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vastgesteld. De informatiebeschikking heeft betrekking op de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft hij ten aanzien van een gedeelte van bijlage 18 een beroep gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 13 augustus 2022.

Op 30 juni 2023 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank geoordeeld dat de door verweerder gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Eiser heeft geen toestemming gegeven aan de rechtbank om de ongeschoonde stukken tot de gedingstukken te rekenen. De rechtbank heeft daarom geen kennisgenomen van de stukken waarvan geheimhouding gerechtvaardigd is geacht.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2023 te Haarlem. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .

Overwegingen

1. Eiser heeft voor het jaar 2015 een aangifte IB/PVV ingediend als buitenlands belastingplichtige.

2. Eiser bezit de Nederlandse nationaliteit en beschikte in 2015 over een in Nederland gelegen huis. Eiser was in het jaar 2015 tevens eigenaar van drie auto’s met een Nederlands kenteken en beschikte over Nederlandse bankrekeningen. Eiser heeft gedurende het jaar 2015 voornamelijk pintransacties in Nederland verricht.

3. Eiser heeft in 2015 werkzaamheden verricht voor [bedrijf 1] B.V. en voor [bedrijf 2] , beide in Nederland gevestigd. Voorts heeft eiser in 2015 inkomsten in Nederland genoten afkomstig van Stichting [stichting] .

4. Eiser heeft een kind dat in 2015 in Nederland woonde.

5. Eiser was in 2015 aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] S.A. Deze Panamese entiteit beschikte in 2015 over een Zwitserse bankrekening.

6. Verweerder heeft eiser per brieven met dagtekening 13 augustus 2020, 15 september 2020 en 12 januari 2021 vragen gesteld met betrekking tot zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015.

7. Met dagtekening 16 februari 2021 heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking afgegeven, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“U hebt de volgende vragen nog niet of onvolledig beantwoord:

[bedrijf 3] S.A.

Volgens onze gegevens was u tot 22 mei 2017 beneficial owner van [bedrijf 3]

S.A. en had de S.A. een Zwitserse bankrekeninq bij [bank]

(IBAN [# 1] ).

1. Ik verzoek u mij de volgende gegevens toe te sturen:

a. De jaarstukken over 2010 t/m 2017 van [bedrijf 3] S.A.;

b. Alle bankafschriften over 2010 t/m 2017 van de bankrekening bij

[bank] (IBAN [# 1] ).

2. Wat zijn de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 3] S.A.?

In mijn reactie op mijn vraag “Op 7 april 2015 wordt er door u 4 x $ 46.424

overgemaakt aan [bedrijf 3] S.A.. Waarom zijn deze bedragen

overgemaakt?” geeft U aan dat u goederen en/of diensten heeft afgenomen die

zijn gefinancierd door [bedrijf 3] S.A..

3. Ik verzoek u deze goederen en diensten zoveel mogelijk te specificeren met vermelding van het tijdstip dat deze goederen en diensten zijn afgenomen en tevens aan te geven van wie hij deze goederen / diensten afnam.

De aan [bedrijf 3] S.A. gedane betaling is gedaan via bankrekening

[# 2] . Deze bankrekening is door u in 2015 geopend.
Op 27 maart 2015 wordt $ 220.986 gestort middels een US Inkassocheque.

4. Ik verzoek u aan te geven waarop deze storting betrekking heeft.

5. Tevens ontvang ik graag van u de achterliggende stukken (bijv. factuur

met omschrijving van geleverde dienst of goed of het bewijs van

storting).

Op 30 april 2015 volgt er een storting van $ 13.408 door [naam 3] op de

rekening met banknummer [# 2] .

6. Ik verzoek u aan te geven waarop deze storting betrekking hebben.

7. Tevens ontvang ik graag van u de achterliggende stukken (bijv. factuur

met omschrijving van geleverde dienst of goed of het bewijs van

storting).

In mijn vragenbrief van 13 augustus 2020 heb ik u verzocht om een nadere

toelichting op de binnengekomen buitenlandse boekingen van [bedrijf 3]

S.A. van in totaal € 43.776 op bankrekeningnummer

[# 3] . U geeft aan dat dit betalingen aan de S.A. zijn. Het
betreffen echte ontvangsten.

8. Ik verzoek u aan te geven waarop deze ontvangsten betrekking hebben.

9. Tevens ontvang ik graag van u de achterliggende stukken.”

Geschil 8. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is afgegeven.

Beslissing

Rechtsmiddel