Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-04-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3971, AWB - 23 _ 48

Rechtbank Noord-Holland, 09-04-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3971, AWB - 23 _ 48

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 april 2024
Datum publicatie
29 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:3971
Zaaknummer
AWB - 23 _ 48
Relevante informatie
Art. 7:3 Awb, Art. 7:15 Awb

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Hoewel aangegeven bedrag reeds was betaald, naheffingsaanslag toch terecht opgelegd.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 23/48

(gemachtigde: J.A. Klaver),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2024 te Haarlem.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is ondernemer voor de omzetbelasting en was op grond van de regeling voor kleine ondernemers (hierna: KO-regeling) tot en met 31 december 2021 ontheven van de administratieve verplichtingen.

2. Met het daartoe bestemde formulier heeft eiseres aan verweerder gemeld dat zij met ingang van 1 januari 2022 niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de KO-regeling. Het formulier is gedagtekend 26 januari 2022.

3. Voor het eerste kwartaal van 2022 heeft eiseres een papieren aangifte ingediend en daarin een te betalen bedrag aangegeven van € 3.710. Het aangiftebiljet is gedagtekend 5 mei 2022 en is op 6 mei 2022 bij verweerder ontvangen. Op het aangiftebiljet is onder meer vermeld: “Moet u btw betalen? Wacht met betalen tot u de naheffingsaanslag hebt ontvangen”. Conform de aangifte heeft verweerder eiseres de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag is gedagtekend 26 juli 2022.

4. Eiseres heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 24 augustus 2022 en is op 25 augustus 2022 bij verweerder ontvangen. In het bezwaarschrift stelt eiseres onder meer dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat zij de aangegeven belasting van € 3.710 al had betaald. Verder maakte eiseres aanspraak op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

5. Per brief van 7 oktober 2022 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor een proceskostenvergoeding omdat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en zou worden gehandhaafd.

6. Op 21 oktober 2022 heeft verweerder uitspraak op het bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

7. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het beroepschrift is gedagtekend 24 november 2022 en is op 25 november 2022 bij de rechtbank ontvangen.

Geschil 8. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, of eiser door verweerder had moeten worden gehoord en/of eiseres in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase.

9. Eiseres stelt zich – kort en zakelijk weergegeven – dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat zij het aangegeven bedrag aan omzetbelasting reeds had betaald. Verder stelt eiseres dat zij door verweerder ten onrechte niet is gehoord en zij recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase omdat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven.

10. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de naheffingsaanslag en tot veroordeling van verweerder in de proceskosten.

11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en heeft daarvoor aangevoerd dat aan eiseres voor het eerste tijdvak een papieren aangifte is uitgereikt en deze papieren aangifte over het eerste kwartaal 2022 is door de gemachtigde ingevuld en opgestuurd naar de Belastingdienst. De op deze aangifte verschuldigde omzetbelasting bedraagt € 3.710 en daarop staat vermeld “wacht met betalen tot u de naheffingsaanslag hebt ontvangen”. De naheffingsaanslag is opgelegd met dagtekening 28 juli 2022 en de nageheven omzetbelasting is gelijk aan het bedrag dat op de aangifte is vermeld als verschuldigde omzetbelasting. De naheffingsaanslag is daarom terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.

Volgens verweerder heeft eiseres geen recht op een vergoeding van de proceskosten van de bezwaarfase omdat geen sprake is van aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Met de naheffingsaanslag is de op aangifte verschuldigde omzetbelasting geformaliseerd en daarom is terecht niet aan het bezwaarschrift tegemoet gekomen.

12. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

13. Het onder 11 weergegeven verweer aangaande de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd is juist en doeltreffend. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn gesteld noch gebleken. In zoverre is het beroep dus ongegrond.

14. Op grond van artikel 7:3, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan van horen worden afgezien als het aan het bezwaar kennelijk ongegrond is. Omdat op het aangiftebiljet duidelijk was vermeld dat moest worden gewacht met betalen totdat de naheffingsaanslag zou zijn ontvangen en de naheffingsaanslag conform de aangifte is vastgesteld, kon verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en kon hij uitspraak op het bezwaar doen zonder eiser te horen. Verweerder heeft eiseres dus terecht niet gehoord.

15. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten die een belanghebbende voor de behandeling van een bezwaar heeft moeten maken alleen vergoed als de belastingaanslag wordt verminderd of vernietigd wegens aan de belastinginspecteur (verweerder) te wijten onrechtmatigheid. Zoals overwogen in 13 is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en van vermindering of vernietiging van de naheffingsaanslag is geen sprake. Reeds hierom is geen ander oordeel mogelijk dan dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de kosten van het bezwaar. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het aangegeven bedrag op 30 april 2022 heeft betaald en dat verweerder, als hij de betaling niet direct thuis kon brengen, dat bij eiseres had kunnen navragen. Dit brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hetzelfde geldt immers ook voor eiseres zelf. Zij had na ontvangst van de naheffingsaanslag met een simpel telefoontje aan verweerder kunnen vragen waarom die was opgelegd en dan zou zij ongetwijfeld hebben begrepen dat die terecht was opgelegd maar het verschuldigde bedrag niet nog een keer moest worden betaald. Voorts wijst de rechtbank (nogmaals) op hetgeen op het papieren aangiftebiljet is vermeld: “wacht met betalen tot u de naheffingsaanslag hebt ontvangen”.

16. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

17. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel