Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5411, - 13 _ 1208
Rechtbank Noord-Nederland, 30-10-2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5411, - 13 _ 1208
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2014
- Datum publicatie
- 3 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2014:5411
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:3048, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- - 13 _ 1208
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkstelling. De rechtbank oordeelt dat eiser kan worden aangemerkt als feitelijk bestuurder, omdat aannemelijk is dat eiser het beleid van de onderneming mede heeft bepaald als ware hij bestuurder. Voorts oordeelt de rechtbank dat eiser als bestuurder de BV in een positie heeft gebracht waarin zij de belastingschulden niet meer kon betalen. Dit impliceert een voldoende ernstig persoonlijk verwijt dat kan worden aangemerkt als een kennelijk onbehoorlijk bestuur. De aansprakelijkstelling voor de rente, de kosten en de boeten dient te vervallen.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE AWB 13/1208
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 30 oktober 2014 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats], eiser,
(gemachtigde: [gemachtigde eiser]),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).
Procesverloop
Eiser is bij beschikking van 12 oktober 2012 aansprakelijk gesteld voor de door de besloten vennootschap [X] BV (hierna: [X] BV) niet betaalde naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting. De aansprakelijkstelling beloopt een bedrag van € 300.254, waarin tevens begrepen kosten, rente en boeten.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aansprakelijkstelling gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Eiser en mevrouw[A] ([A]) zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Partijen hebben nadere stukken ingediend, waarvan een afschrift over en weer, door tussenkomst van de griffier, aan partijen is toegezonden.
Het onderzoek ter zitting is op 22 mei 2014 hervat. Eiser en [A] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan elkaar en aan de rechtbank.
Ter zitting is met goedvinding van partijen gelijktijdig met deze zaak behandeld de zaak van [A], met het kenmerk LEE AWB 13/1210.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser en [A] zijn tot ongeveer halverwege 2012 in algehele gemeenschap gehuwd geweest.
Door eiser en [A] werd sinds 1998 een uitzendbureau geëxploiteerd in de vorm van een VOF, welke onderneming op [datum] 2003 is ingebracht in de door eiser en [A] op die datum opgerichte [X] BV. Eiser houdt 17 van de 36 aandelen in [X] BV, [A] houdt de overige 19 aandelen. [X] BV is op [datum] 2011 failliet verklaard. [A] is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als formeel bestuurder van [X] BV.
Eiser drijft in de onderhavige periode tevens een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [Y], die tevens handelde onder de handelsnamen “Uitzendbureau [X]” en “[Z]” (hierna te noemen: [Z]).
Eiser is op [datum] 2012 persoonlijk failliet verklaard.
Vanaf mei 2011 heeft er op verzoek van de ontvanger een boekenonderzoek plaatsgevonden bij [X] BV met onder meer als doel te onderzoeken of derden aansprakelijk kunnen worden gesteld op grond van artikelen 34, 35 of 36 van de Invorderingswet 1990. In het rapport van 1 november 2011 is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Hoewel [eiser] formeel niet als bestuurder te boek staat, kreeg ik bij mijn bezoek aan de BV wel de indruk met een bestuurder van doen te hebben.
De ontvanger heeft mij telefonisch meegedeeld dat de contacten m.b.t. de BV bijna altijd via [eiser] liepen.
De melding van betalingsonmacht is door [eiser] als bestuurder ondertekend. Een offerte van de [L]-bank aan de BV m.b.t. een bedrijfskrediet van € 50.000 wordt door hem op 22 september 2010 voor akkoord getekend.
Ook in het rapport van [K], dat in opdracht van de Gemeente [gemeente] is opgemaakt in het kader van een onderzoek i.v.m. een aanvraag van een bedrijfskrediet, wordt aangegeven dat mevrouw niet over sterke managementskwaliteiten beschikt en dat [eiser] leidend was binnen de BV.
Ik kom tot de conclusie dat gezien bovenstaande het aannemelijk is dat [eiser] mede het beleid van de BV bepaalde. Hij kan aangemerkt worden als feitelijk bestuurder ex artikel 36 lid 5 letter b. Invorderingswet.”
Tot de stukken van het geding behoort een offerte van de [L] Bank te [vestigingsplaats], gedateerd op 9 september 2010, betreffende een [L] Bedrijfskrediet. Deze offerte is gericht aan [X] BV en is namens [X] BV ondertekend door eiser en door [A].
Tot de stukken van het geding behoort een schuldbekentenis. In deze schuldbekentenis is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Hierbij verklaren ondergetekende:
Ondergetekende:
Directeur van de Besloten Vennootschap [X] B.V.
naam: [eiser]
(…)
en
Aandeelhoudster en directrice van de Besloten Vennootschap [X] B.V.
naam : [A]
(…) heden te leen hebben ontvangen van en mitsdien te zijn verschuldigd aan de gemeente [gemeente] de somma van schrijve € 110.000
(…)”
De schuldbekentenis is op 28 september 2010 ondertekend door eiser en [A].
Tot de stukken van het geding behoort een ‘Aanvulling op leningovereenkomst’, door eiser en [A] ondertekend op 2 juni 2010. Hierin is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Via deze aanvulling leggen de ondergetekenden schriftelijk vast hetgeen enkele jaren geleden reeds mondeling is overeengekomen.
[X] B.V. te [vestigingsplaats]
Verstrekt hierbij een krediet in rekening-courant tot een bedrag van maximaal € 200.000 aan haar enige twee aandeelhouders, [A] en [eiser] .
Rente:
Over het gemiddelde uitstaande saldo per 1 januari van enig jaar en 31 december van datzelfde jaar, wordt een rente berekend van 4%. Deze rente zal worden bijschreven op het saldo in rekening-courant.
Verstrekking/beschikbaarheid:
Opname van gelden tot het afgesproken maximum is vrijelijk mogelijk mits de bedrijfsuitoefening van [X] B.V. hier geen schade van zal ondervinden.
Het saldo is steeds direct opeisbaar indien [X] B.V. dringend behoefte heeft aan liquiditeiten.
Zekerheden:
De aandeelhouders geven als onderpand aan [X] B.V. als zekerheid van hun schuld aan [X] B.V. de overwaarde van de woning aan [adres], het recht op eventuele belastingteruggaves en recht op inhouding op het salaris van de aandeelhouders.
Aflossing:
Algehele aflossing van het krediet zal plaatsvinden uiterlijk op 31 december 2012.“
Tot de stukken behoort eveneens een formulier ‘Verzoek Kwijtschelding van belasting en/of premie Voor ondernemingen’ dat op 29 oktober 2010 bij verweerder is binnengekomen. Dit formulier is – voor zover hier van belang – als volgt ondertekend:
“Naam [eiser]
Functie dga
(…)
Plaats [gemeente]
Datum 28-10-2010
Handtekening (…)”.
Op 5 oktober 2009 hebben eiser en [A] een aanvraag ingediend op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). In oktober/november 2009 is door [K] onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van de door [X] BV gedreven onderneming en is advies gegeven over de noodzaak tot verstrekking van bijstand in de vorm van een bedrijfskrediet. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente [gemeente]. In het onderzoeksrapport van 1 december 2009 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“7. Samenvatting, conclusie en advies
Samenvatting
(…)
Kennis en vaardigheden:
[K] stelt vast dat de wijze van optreden van het management voldoende is gebleken om de onderneming te ontwikkelen. De kwaliteiten van de formele directrice [rb: [A]] achten wij niet geheel voldoende om zelfstandig leiding te geven aan de organisatie, maar door inschakeling van de verkoopvaardigheden van [eiser] en de administratieve vaardigheden van ingehuurde boekhouders en adviseurs slaagt de onderneming er in zich te handhaven.
Ondernemerseigenschappen, -kwaliteiten en attitude:
[eiser] beschikt over een aantal sterke, maar ook over een aantal minder sterke ondernemerseigenschappen en –kwaliteiten. Hij beschikt over goede commerciële vaardigheden, maar is minder sterk als manager. In zijn totaal beschouwen wij de ondernemerscapaciteiten van [eiser], gezien de omvang en complexiteit van de organisatie, slechts als “matig”. [A] maakt op de rapporteur niet de indruk dat zij een krachtige manager is, of dat zij de zwakkere managementkwaliteiten van [eiser] zou kunnen compenseren.”
In april 2010 heeft [K] (opnieuw) onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van de onderneming en een advies gegeven over de noodzaak tot verstrekking van bijstand in de vorm van een bedrijfskrediet. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente [gemeente]. In het onderzoeksrapport van [K] van 27 april 2010 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen: