Home

Rechtbank Noord-Nederland, 24-02-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1475, AWB - 13 _ 3639

Rechtbank Noord-Nederland, 24-02-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1475, AWB - 13 _ 3639

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
24 februari 2015
Datum publicatie
2 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2015:1475
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 3639

Inhoudsindicatie

De rechtbank oordeelt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vereiste aangifte niet is gedaan. De enkele verwijzing naar de theoretische omzetberekening is daartoe onvoldoende. De omstandigheid dat de administratie, volgens verweerder, dient te worden verworpen kan er niet toe leiden dat de op die administratie gebaseerde aangiften niet zijn aan te merken als de vereiste aangiften. Zonder omkering en verzwaring van de bewijslast maakt verweerder de correcties niet aannemelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 13/3639 tot en met 13/3641 en 13/3646 tot en met 13/3649

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 24 februari 2015 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres]),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).

Procesverloop

Naheffingsaanslag dividendbelasting 2008 (13/3639)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een naheffingsaanslag dividendbelasting opgelegd, ten bedrage van € 6.706.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.353.

Naheffingsaanslag dividendbelasting 2009 (13/3640)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een naheffingsaanslag dividendbelasting opgelegd, ten bedrage van € 5.870.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 2.935.

Naheffingsaanslag dividendbelasting 2010 (13/3641)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag dividendbelasting opgelegd, ten bedrage van € 9.037.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 4.518.

Navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2007 (13/3646)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 39.380 en een belastbaar bedrag van nihil. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking de verrekening van verlies uit voorafgaande jaren, met de over 2007 nader vastgestelde belastbare winst, herzien en nader vastgesteld op € 39.380.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.015.

Navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2008 (13/3647)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 18.846 en een belastbaar bedrag van nihil. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking het eerder over 2008 vastgestelde verlies herzien en nader vastgesteld op nihil, en is een beschikking verrekening verlies vastgesteld, waarbij € 18.846 verlies van voorafgaande jaren, met de over 2008 nader vastgestelde belastbare winst is verrekend.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 1.884.

Navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2009 (13/3648)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 19.127 en een belastbaar bedrag van nihil. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking het eerder over 2009 vastgestelde verlies herzien en nader vastgesteld op nihil, en is een beschikking verrekening verlies vastgesteld, waarbij € 19.127 verlies van voorafgaande jaren, met de over 2009 nader vastgestelde belastbare winst is verrekend.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 1.912.

Navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2010 (13/3649)

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 32.821 en een belastbaar bedrag van nihil. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking het eerder over 2010 vastgestelde verlies herzien en nader vastgesteld op nihil, en is een beschikking verrekening verlies vastgesteld, waarbij € 32.821 verlies van voorafgaande jaren, met de over 2010 nader vastgestelde belastbare winst is verrekend.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 3.282.

Bij uitspraken op bezwaar van 31 oktober 2013 heeft verweerder de bezwaarschriften van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2014. Met instemming van partijen zijn de onderhavige zaken ter zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen van [X], bij de rechtbank bekend onder de zaaknummers LEE 13/3642 tot en met 13/3645.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [X]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres is op [datum] 2000 opgericht. Eiseres vormt met haar dochtervennootschap [A] B.V. een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. [A] B.V. houdt zich bezig met de exploitatie van een cafetaria in [P]. De aandelen in eiseres worden gehouden door [X].

1.2.

Op 11 september 2012 is bij [A] B.V. een boekenonderzoek gestart naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting 2007 tot en met 2010. Naar aanleiding van het controlerapport van 20 juni 2013 dienaangaande zijn de onderhavige belastingaanslagen opgelegd en beschikkingen genomen.

1.3.

In het rapport is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“3.2 Administratieve gebreken [A]

Bij een bestelling wordt deze aangeslagen op de kassa. Er gaat een bon naar de keuken en de klant krijgt een doorlopend genummerde bon. Deze bonnen worden niet bewaard. Of de aanslagen op de kassa juist en volledig zijn kan dus niet worden gecontroleerd. Aan het eind van de dag wordt een Z afslag groepomzet geprint. Voor het printen worden er nog retourboekingen gedaan. Van deze retourboekingen vindt er geen vastlegging plaats. De retour geboekte bestellingen kunnen dus niet worden gecontroleerd. Voor de jaren 2007 tot en met 2009 zijn er geen Z afslagen aangetroffen bij de administratie.

Na het printen van de Z afslag wordt gecontroleerd of het saldo van de Z afslag overeenkomt met het aanwezige kasgeld. Volgens [X] komen er nagenoeg geen kasverschillen voor. Er worden door de adviseur ook geen kasverschillen geboekt. Het geld gaat daarna in de kluis van [X] en wordt eens per week afgestort naar de bank. De afstortbewijzen zijn aanwezig.

Door [X] wordt een kasboek bijgehouden. In het kasboek wordt per week aangegeven wat de gecomprimeerde dagelijkse omzetten zijn geweest aan fries, snacks e.d. Er wordt alleen een totaalbedrag vermeld met als omschrijving “de dag van de week b.v maandag”, de totaal op die dag verkochte rookwaren worden afzonderlijk vermeld. controle van de verkochte aantallen frites e.d. is dus niet mogelijk. Aan het eind van de week wordt de afstorting naar de bank in het kasboek genoteerd zodat er wekelijks een saldo ontstaat. Door het ontbreken van de Z afslagen over de jaren 2007 tot en met 2009 is controle op de verantwoorde omzet in het kasboek over deze jaren niet mogelijk. Door de adviseur worden hierna kasstaten opgemaakt. De kasstaten vermelden de contante omzetten en contante uitgaven (met name de bankafstortingen). De contante omzetten in de kasstaten worden weergegeven op weekniveau, dus alleen de weekontvangsten zijn geboekt. De contante omzetten worden gesplitst in omzet hoog, omzet laag en omzet nul procent. De verwerking van het “oud frituurvet” ontbreekt in de administratie. Er worden geen prijslijsten bewaard. Daarnaast is gebleken dat er op papier geen inkomen hebben plaatsgevonden in de jaren 2009 en 2010 van sommige essentiële goederen zoals uien, sla, tomaat, komkommer, pita broodjes, ham, paneermeel, vuilniszakken etc.

Verder zijn er ook geen aankopen gedaan van schoonmaakartikelen en staat er geen schoonmaakster op de loonlijst. Voor het personeel heeft ook geen verloning plaatsgevonden van zogenaamde schoonmaakuren.

Door het niet bewaren van de prijslijsten, kassarollen, bestelbonnen, retourboekingen en Z afslagen (voor de jaren 2007 tot en met 2009) en door het boeken van gecomprimeerde dagomzetten en weekomzetten is controle van de kasadministratie niet mogelijk. Belastingplichtige heeft niet voldaan aan zijn bewaarplicht en administratieplicht ingevolge artikel 52 AWR.

5.2

Theoretische omzetberekening

Doordat de administratie niet controleerbaar was (zie de punten 3.1, 3.2 en 3.3) hebben wij op basis van de bij ons bekende en opgevraagde inkopen een theoretische omzetberekening gemaakt. Als uitgangspunt voor de gehanteerde verkoopprijzen over de jaren 2007-2010, zijn de verkoopprijzen 2012 die ten tijde van het onderzoek bekend waren genomen.

(…)

Bij het terugrekenen van de verkoopprijzen over 2007-2009 zijn wij uitgegaan van een gemiddelde prijsstijging van 4% per jaar.

Van de verkochte snacks, frites en frisdrank is een theoretische omzetberekening gemaakt (inclusief ijs en tabakswaren).

(…)

Toelichting theoretische omzetberekening:

Met betrekking tot de inkopen zijn wij uitgegaan van de opgevraagde inkopen van [K] en de in de administratie aanwezige inkopen (…). Doordat de contante inkopen van [L] en de [M] over de jaren 2009 en 2010 niet meer werden vastgelegd zijn wij uitgegaan van een stelpost over 2009 en 2010 gebaseerd op de contante inkopen 2007 en 2008.

Voor wat betreft de verhouding verkochte gezinszakken frites en bakjes frites zijn wij uitgegaan van de ingekochte aantallen bakjes friet. Per bakje friet zijn wij uitgegaan van 200 gram.

Uit proefinkopen is vastgesteld dat een gemiddelde gezinszak frites voor 3 personen ongeveer 500 gram bedraagt. Bij de theoretische omzetberekening zijn wij uitgegaan van een gezinszak frites voor 3 personen met bijbehorende verkoopprijs. Belastingplichtige verkoopt 3 soorten gezinszakken frites, namelijk voor 2 personen, 3 personen en 4 personen.

Er is met een inbakverlies van 30% rekening gehouden. Volgens informatie van de internetsite MissetHoreca.nl bedraagt het gemiddeld inbakverlies van diepvriesfrites 28% van het gewicht. Het inbakverlies wordt met name bepaald door de baktijd (15 seconden verschil kan leiden tot 4 procent gewichtsverlies).

Voor eigen gebruik en bederf is rekening gehouden met 2% voor zowel eigen gebruik alsmede 2% voor bederf.“

1.4.

De in het procesverloop vermelde belastingaanslagen en de (herziene) verlies(verrekenings)beschikkingen zijn als volgt tot stand gekomen:

2007

1.4.1.

Eiseres heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting 2007 een belastbare winst van € 9.989 aangegeven en een belastbaar bedrag van nihil. De aanslag in de vennootschapsbelasting is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag is een beschikking verrekening verlies vastgesteld, waarbij € 9.989 verlies van voorafgaande jaren, met de over 2007 vastgestelde belastbare winst is verrekend. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de winst gecorrigeerd met € 29.391 en de belastbare winst nader vastgesteld op € 39.380.

2008

1.4.2.

Eiseres heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting 2008 een belastbare winst van € 17.197 negatief aangegeven. De aanslag in de vennootschapsbelasting is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking over 2008 het verlies vastgesteld op € 17.197. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de winst gecorrigeerd met € 36.043 en de belastbare winst nader vastgesteld op € 18.846.

De gecorrigeerde winst van € 36.043, met daarbij de daarover verschuldigde omzetbelasting van € 1.958, heeft verweerder aan [X] toegerekend als winstuitdeling van € 38.001. Naar aanleiding van deze winstuitdeling van € 38.001 is het bruto dividend vastgesteld op € 44.707. Door middel van een naheffingsaanslag heeft verweerder de verschuldigde dividendbelasting van € 6.706 bij eiseres nageheven.

2009

1.4.3.

Eiseres heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting 2009 een belastbare winst van € 12.315 negatief aangegeven. De aanslag in de vennootschapsbelasting is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking over 2009 het verlies vastgesteld op € 12.315. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de winst gecorrigeerd met € 31.442 en de belastbare winst nader vastgesteld op € 19.127.

De gecorrigeerde winst van € 31.442, met daarbij de daarover verschuldigde omzetbelasting van € 1.826, heeft verweerder aan [X] toegerekend als winstuitdeling van € 33.268. Naar aanleiding van deze winstuitdeling van € 33.268 is het bruto dividend vastgesteld op 39.138. Door middel van een naheffingsaanslag heeft verweerder de verschuldigde dividendbelasting van € 5.870 bij eiseres nageheven.

2010

1.4.4.

Eiseres heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting 2010 een belastbare winst van € 15.719 negatief aangegeven. De aanslag in de vennootschapsbelasting is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking over 2010 het verlies vastgesteld op € 15.719. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de winst gecorrigeerd met € 48.540 en de belastbare winst nader vastgesteld op € 32.821.

De gecorrigeerde winst van € 48.540, met daarbij de daarover verschuldigde omzetbelasting van € 2.671, heeft verweerder aan [X] toegerekend als winstuitdeling van € 51.211. Naar aanleiding van deze winstuitdeling van € 51.211 is het bruto dividend vastgesteld op € 60.248. Door middel van een naheffingsaanslag heeft verweerder de verschuldigde dividendbelasting van € 9.037 bij eiseres nageheven.

1.5.

Verweerder heeft geen informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) genomen.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de onderhavige belastingaanslagen terecht en tot de juiste bedragen heeft opgelegd. Voor de vennootschapsbelasting is in geschil het antwoord op de vraag of verweerder de belastbare winst terecht en tot de juiste bedragen heeft opgehoogd en in verband daarmee de betreffende verlies(verrekenings)beschikkingen terecht heeft herzien dan wel tot het juiste bedrag heeft vastgesteld. Tevens zijn de opgelegde vergrijpboetes in geschil.

3. De eerste vraag die de rechtbank daartoe dient te beantwoorden is of verweerder de onderhavige belastingaanslagen en beschikkingen terecht heeft vastgesteld met toepassing van de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast.

4. Verweerder stelt dat met name het ontbreken van primaire vastleggingen van de verkopen, het verdichten van de omzetgegevens en het niet boeken van inkopen tot geen andere conclusie kan leiden dan dat de administratie dient te worden verworpen. De rechtbank overweegt dat het niet voldoen aan de verplichtingen in artikel 52 van de AWR – sinds de invoering van artikel 52a van de AWR op 1 juli 2011 – enkel tot omkering en verzwaring van de bewijslast kan leiden indien verweerder een informatiebeschikking heeft genomen. Nu verweerder stelt dat de administratie niet bruikbaar is als basis voor de winstbepaling, maar desondanks geen informatiebeschikking heeft genomen, kan omkering en verzwaring van de bewijslast slechts toepassing vinden indien de vereiste aangifte niet is gedaan, hetgeen verweerder dient te bewijzen.

5. De rechtbank verwerpt de stelling van verweerder dat de omstandigheid dat de administratie dient te worden verworpen ertoe leidt dat de op die administratie gebaseerde aangiften niet zijn aan te merken als de vereiste aangiften. Uit vaste jurisprudentie kan worden afgeleid dat de vereiste aangifte niet is gedaan indien een aanzienlijk te lage aangifte is gedaan, zowel in absolute als in relatieve omvang. Aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast moet worden beoordeeld of sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting (vgl. HR 30 oktober 2009, nr. 07/10513, ELCI:NL:HR:2009:LJN BH1083).

6. Verweerder heeft een theoretische omzetberekening gemaakt op grond waarvan de onderhavige winstcorrecties zijn vastgesteld. Volgens verweerder blijkt uit die theoretische omzetberekening, die volgens verweerder als uitkomst de minimale omzet en winst geeft, dat absoluut en relatief gezien een aanzienlijk te lage omzet is aangegeven.

7. De rechtbank stelt voorop dat eerst nadat is komen vast te staan dat de vereiste aangifte niet is gedaan, er ruimte is voor een theoretische omzetberekening als hulpmiddel voor de inspecteur om tot een juiste winstbepaling te komen. Echter, in het onderhavige geval dient verweerder eerst aannemelijk te maken dát de vereiste aangifte niet is gedaan. De enkele verwijzing van verweerder naar de theoretische omzetberekening is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor de stelling van verweerder dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting.

8. De rechtbank overweegt voorts dat de door verweerder opgestelde theoretische omzetberekening onder meer is gebaseerd op verkoopcijfers die van de in 2012 gehanteerde verkoopcijfers zijn afgeleid, ter zake waarvan eiseres gemotiveerd heeft gesteld dat de werkelijke prijzen in de onderhavige jaren lager waren, en op de – door eiseres gemotiveerd betwiste – aanname dat er een inbakverlies is van 30% (zie 1.3). Deze theoretische omzetberekening is naar het oordeel van de rechtbank niet gestaafd door feiten die tot bewijs kunnen dienen, zodat deze berekening niet kan leiden tot de conclusie dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Dergelijke tot bewijs dienende feiten heeft verweerder niet bijgebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook zelfs niet het begin van bewijs geleverd van de door hem voor de onderhavige jaren vastgestelde omzet en de daaruit berekende winst (zie 1.4.). De conclusie die verweerder aan zijn berekening verbindt dat door het niet aangeven van de door hem berekende winst eiseres daarom niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat daarom de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.

9. Gelet op het hiervoor overwogene is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast.

10. Het voorgaande laat onverlet dat een correctie op de belastbare winst (en de eventuele vaststelling van de daarmee verband houdende winstuitdeling) mogelijk is indien volgens de gewone regels van bewijslast(verdeling) aannemelijk is dat de aangegeven winst te laag is. Verweerders constateringen dat de ontvangsten voor de vergoeding voor afgewerkt frituurvet niet worden vastgelegd en dat de verkopen van ijs niet direct op de kassa worden aangeslagen, maar in een aparte geldla worden bewaard, zijn naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf zonder meer onvoldoende om verweerders conclusie te kunnen dragen.

11. De conclusie is dan ook dat verweerder de door hem voor de onderhavige jaren vastgestelde winstcorrectie en de daarop gebaseerde winstuitdelingen niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit betekent voor de vennootschapsbelasting dat de onder het procesverloop vermelde beschikkingen, waarbij voor het jaar 2007 de verrekening van het verlies van voorafgaande jaren is herzien, en voor de jaren 2008 tot en met 2010 de vaststelling van het verlies met betrekking tot die jaren is herzien en de verrekening van het verlies van voorafgaande jaren is vastgesteld, alsmede voor de onder het procesverloop vermelde naheffingsaanslagen dividendbelasting, dat deze moeten worden vernietigd.

Vergrijpboetes

12. Nu, als gevolg van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, de grondslag ontvalt voor de door verweerder opgelegde boetes, dienen de boetebeschikkingen eveneens te worden vernietigd.

Griffierecht

13. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. In de zaken met nummers 13/3639 tot en met 13/3641 (dividendbelasting) en de zaken met nummers 13/3646 tot en met 13/3649 (vennootschapsbelasting) is door eiseres in iedere zaak € 318 aan griffierecht betaald.

Proceskosten

14. De rechtbank merkt alle elf gelijktijdig op de zitting behandelde zaken voor zowel de bezwaarfase als de beroepsfase aan als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Nu slechts voor de vennootschapsbelasting in de bezwaarfase is verzocht om een vergoeding van kosten, stelt de rechtbank de kosten op de voet van dit Besluit voor de door een derde beroepsmatig in de bezwaarfase verleende rechtsbijstand voor de zaken met procedurenummers 13/3646 tot en met 13/3649 vast op in totaal € 364,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 243 en een wegingsfactor 1,5 wegens samenhang).

Voor de beroepsfase stelt de rechtbank de kosten op de voet van dit Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.461 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1,5 wegens samenhang). Aangezien de rechtbank uitgaat van elf samenhangende zaken, zal eenelfde van het voormelde bedrag ter zake van elk van de onderhavige zaken moeten worden vergoed.

Op grond van het voorgaande bedraagt de vergoeding voor de onderhavige zaken van eiseres (zaken met procedurenummers 13/3639 tot en met 13/3641 en 13/3646 tot en met 13/3649) in totaal (afgerond) € 1.295 (€ 364,50 voor de bezwaarfase plus € 929,70 voor de beroepsfase).

Beslissing

Rechtsmiddel