Rechtbank Noord-Nederland, 26-03-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1497, AWB LEE- 14 _ 48
Rechtbank Noord-Nederland, 26-03-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1497, AWB LEE- 14 _ 48
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 26 maart 2015
- Datum publicatie
- 30 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2015:1497
- Zaaknummer
- AWB LEE- 14 _ 48
Inhoudsindicatie
Aftrek voorbelasting, tenaamstelling factuur, op voorgeschreven wijze opgemaakte factuur.
De naheffingsaanslag omzetbelasting en de boete van 25% over alle correcties zijn terecht aan eiseres opgelegd.
Toerekening grove schuld aan eiseres, er is naast X geen ander personeel in dienst bij eiseres.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 14/48
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres]),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder])
Procesverloop
Verweerder heeft voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 aan eiseres met dagtekening 27 mei 2013 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting (OB) ten bedrage van € 11.860.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.399 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 2.965.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 11.804. De heffingsrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd tot een bedrag van € 1.394. De boete heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 2.951.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014. Namens eiseres is diens gemachtigde verschenen, bijgestaan door [bijstand]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand], [bijstand], [bijstand] en [bijstand].
Ter zitting zijn tevens de beroepen behandeld met de zaaknummers: AWB LEE 13/3146, 13/3449 en 13/3450.
Na de mondelinge behandeling is het onderzoek geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen tot overeenstemming te komen. Partijen hebben bij brieven van 7 en 8 oktober 2014 aangegeven niet tot overeenstemming te zijn gekomen en verzoeken de rechtbank om uitspraak te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is opgericht op 6 februari 2001. Op 22 februari 2008 heeft [X] ([X]), geboren op [datum] 1961 en overleden op [datum] 2014, de aandelen in eiseres verworven voor € 2.500. Bij deze overname van de aandelen heeft [X] € 476 plus € 90 omzetbelasting aan kosten gemaakt. Deze omzetbelasting heeft eiseres in aftrek gebracht.
[X] huurde in 2003 een loods. De huur werd tot medio 2008 door de door [X] geëxploiteerde eenmanszaak betaald en vervolgens via een memoriaalboeking geboekt als privé-uitgaven van [X]. Vanaf juli 2008 werd de huur van de loods door eiseres voldaan. In de huurovereenkomst heeft sinds de aanvang van de huur van de loods geen wijziging plaatsgevonden.
De betaalde huur vanaf 2005 tot begin 2008 ten bedrage van in totaal € 24.992 heeft eiseres in 2008 als kosten in aanmerking genomen. De betaalde omzetbelasting over deze huur ten bedrage van € 4.748 heeft eiseres in 2008 als voorbelasting in aftrek gebracht. De omzetbelasting over de betaalde huur over de rest van 2008 ten bedrage van € 1.455 en over 2009 ten bedrage van € 1.624 is door eiseres als voorbelasting in aftrek gebracht.
De betaalde energiekosten vanaf 2004 tot begin 2008 ten bedrage van € 562 heeft eiseres in 2008 als kosten in aanmerking genomen. De betaalde omzetbelasting over deze kosten ten bedrage van € 106 heeft eiseres als voorbelasting in aftrek gebracht. De in aftrek gebrachte voorbelasting inzake de energiekosten bedroeg voor de rest van het jaar 2008 € 25 en voor 2009 € 27.
Eiseres heeft in 2008 de omzetbelasting over de onderhoudskosten ten bedrage van € 213 als voorbelasting in aftrek gebracht. In 2009 bedroeg de voorbelasting inzake onderhoudskosten € 8.
In 2003 is een kantoorunit geplaatst in de loods. In 2003 en 2008 zijn onderhoudskosten gemaakt voor de loods. Deze kosten zijn door [X] betaald. Deze kosten zijn in 2008 door eiseres geboekt als “investeringen uit privé” en de terzake in rekening gebrachte omzetbelasting van € 346 respectievelijk € 167 heeft eiseres in 2008 als voorbelasting in aftrek gebracht.
Op 25 januari 2008 heeft [X] een Ford Transit aangeschaft onder inruil van een auto (Ford Focus) die tot het bedrijfsvermogen van de eenmanszaak (zie 1.2) behoorde. De factuur staat op naam van “Directie van [X] Firma”, met als adres [adres] te [woonplaats], [X's] privéadres. Op 18 april 2008 is de auto bij de RDW op naam van eiseres gesteld. De auto is ingebracht in eiseres voor de aankoopwaarde exclusief de inruilprijs. De omzetbelasting over deze waarde (€ 2.766) heeft eiseres als voorbelasting in aftrek gebracht. De auto werd gebruikt voor activiteiten van de eenmanszaak. Eiseres bracht hiervoor € 0,19 per kilometer in rekening.
In 2008 doet eiseres kleine aanschaffingen ten bedrage van € 1.275 plus € 242 aan omzetbelasting. Deze omzetbelasting heeft eiseres als voorbelasting in aftrek gebracht.
Op 16 januari 2012 is een boekenonderzoek bij eiseres ingesteld. Onderzocht zijn onder andere de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2008 en 2009 en de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 22 februari 2008 tot en met 31 december 2009. Het rapport hiervan is gedateerd op 4 maart 2013 en daarin wordt onder andere het voornemen om naast de naheffing van de omzetbelasting aan eiseres een boete op te leggen kenbaar gemaakt:“Naast de naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2008 en 2009 ben ik voornemens om ook een vergrijpboete van 25% op te leggen. De boete wordt opgelegd om de volgende redenen.Door de B.V. is over het jaar 2008 omzetbelasting teruggevraagd die betrekking had op de jaren voor 2008. Ondanks dat de adviseur had aangegeven dat dit niet mogelijk was heeft belastingplichtige volhard in het doen van deze aangifte. De te verrekenen omzetbelasting had alleen maar betrekking op uitgaven die een zakelijk karakter ontbeerden. Alle uitgaven hadden een persoonlijk karakter. Op grond hiervan kan geen aftrek worden verleend. De gevraagde aftrek is in strijd met de wet op de omzetbelasting. Ik ben van mening dat belastingplichtige op zijn minst erg onzorgvuldig heeft gehandeld door het advies van de adviseur te negeren en door de omzetbelasting te verrekenen zonder dat daarop recht bestond.Er is sprake van minimaal grove schuld zoals bedoeld bij artikel 67F van de Algemene Wet Rijksbelastingen ( AWR ) en bij paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 ( BBBB 1998 )Recapitulatie: Boete 25% over alle correcties.”.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek (1.9) is de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting met boete en heffingsrente opgelegd.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en boete terecht aan eiseres zijn opgelegd.
3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Auto
4. Op 18 april 2008 heeft [X] de op 25 januari 2008 aangeschafte Ford Transit ingebracht in eiseres voor de aanschafwaarde, exclusief de verkregen inruilprijs, van € 14.607 (zie 1.7). De omzetbelasting over dit bedrag van € 2.766 heeft eiseres als voorbelasting in aftrek gebracht. Verweerder stelt dat deze voorbelasting niet aftrekbaar is. Hij voert hiertoe onder andere aan dat niet aan de eisen van artikel 15, eerste lid, letter a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) wordt voldaan, nu de belasting niet in rekening is gebracht aan eiseres. Eiseres heeft hiertegen in gebracht, dat de factuur gesteld is op naam van de bestuurder van het bedrijf en er geen misverstanden bestaan over de afnemer.
5. De rechtbank overweegt met betrekking tot de voorbelasting op de auto als volgt. Ingevolge artikel 2 van de Wet OB, gelezen in samenhang met artikel 15, eerste lid, onder a, van de Wet OB, kan de ondernemer de omzetbelasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur in aftrek brengen. De verplichte vermeldingen op de facturen zijn neergelegd in artikel 35a van de Wet OB. Artikel 35a, eerste lid, letter e bepaalt dat de factuur de volledige naam en het volledige adres van de ondernemer en zijn afnemer dient te vermelden. Vast staat dat de factuur ter zake van de aankoop van de Ford Transit niet op naam staat van eiseres, maar op naam van “Directie van [X] Firma” (zie 1.7). Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres reeds daarom de op de factuur vermelde omzetbelasting niet als voorbelasting in aftrek brengen. Eiseres’ grief dat er geen misverstanden kunnen bestaan over de identiteit van de afnemer, snijdt geen hout, nu [X] ook een eenmanszaak exploiteert en de factuur juist betrekking lijkt te hebben op de eenmanszaak (vergelijk: HR 5 maart 2002, ECLI:NL:HR:2001:AB1610). De rechtbank merkt bovendien op dat het niet voor de hand ligt aan te nemen dat de factuur beschouwd moet worden op naam van eiseres te staan, nu [X] ten tijde van het opstellen van de factuur nog niet in het bezit was van de aandelen in eiseres. Loods
6. Eiseres heeft omzetbelasting inzake de huur over de periode vanaf 2005 tot begin 2008 in 2008 als voorbelasting in aftrek gebracht. Voorts heeft zij over de rest van 2008 en 2009 de omzetbelasting over de door haar betaalde huur als voorbelasting in aftrek gebracht. Daarnaast heeft eiseres voorbelasting in aftrek gebracht vanwege een verbouwing in het jaar 2003 en in het jaar 2008, alsmede voor uitgaven voor energie (vanaf het jaar 2004) en onderhoud. Eiseres verwijst naar het neutraliteitsbeginsel en heeft verklaard dat de OB niet mag blijven hangen. Aftrek van voorbelasting uit 2004 in 2008 erkent eiseres als onjuiste handelwijze.
7. Verweerder stelt dat de bij 6. vermelde voorbelasting niet aftrekbaar is en voert hiertoe aan dat de loods gehuurd is door [X], dat geen nieuwe huurovereenkomst is afgesloten ten name van eiseres, dat terzake van de huur geen facturen zijn overgelegd en dat geen gezamenlijk optieverzoek voor belaste verhuur is ingediend door eiseres en de verhuurder. Verweerder betwist de aftrek van voorbelasting van de kosten van verbouwing, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een verband met economische activiteiten.
8. De rechtbank overweegt dat de voorbelasting, gelet op het bepaalde in artikel 15, eerste lid, onder a, van de Wet OB, in aftrek dient te worden gebracht bij de aangifte over het tijdvak waarin deze in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur. Nu er noch sprake is van een factuur, noch van een huurovereenkomst en eiseres niet heeft gesteld dat geopteerd is voor belaste verhuur, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij de huurder was van de loods. Bovendien ziet een groot deel van de huurkosten op andere tijdvakken, hetgeen eiseres ook heeft erkend (zie 6.), zodat ook om die reden eiseres’ beroepsgrond niet slaagt. De voorbelasting ter zake van de huurkosten is daarom niet aftrekbaar.
9. De rechtbank is van oordeel dat de voorbelasting die ziet op de kosten van de verbouwingen, energie en onderhoud eveneens niet aftrekbaar is. Enerzijds betreft de verbouwing het jaar 2003, dus een ander tijdvak, en anderzijds heeft eiseres op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de uitgaven zijn gedaan ten behoeve van belaste prestaties.
Overnamekosten aandelen
10. Eiseres heeft de omzetbelasting over de aanschaf van de aandelen door [X] en de kosten ter zake van de overname van de aandelen (zie 1.1) als voorbelasting in aftrek gebracht. Verweerder heeft de aftrek van deze voorbelasting gecorrigeerd omdat deze zijn gedaan voor privédoeleinden van de aandeelhouder van eiseres. De rechtbank overweegt dat de voorbelasting over de aanschaf van de aandelen niet in aftrek kan worden gebracht, nu deze kosten ten laste van [X] in privé komen. Het betreffen geen bedrijfskosten van eiseres.Kleine aanschaffingen
10. Eiseres heeft de omzetbelasting over kleine aanschaffingen (zie 1.8) als voorbelasting in aftrek gebracht. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niets aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat deze uitgaven zijn gedaan ten behoeve van belaste prestaties. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dan ook niet aannemelijk gemaakt dat deze uitgaven zijn gedaan ten behoeve van belaste prestaties. Verweerder heeft deze voorbelasting daarom terecht gecorrigeerd.
Boete
12. Naar de rechtbank begrijpt heeft eiseres ter zitting de boete bestreden met het argument dat geen sprake was van kwade wil. Verweerder heeft een boete van 25% opgelegd wegens de aanwezigheid van grove schuld. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. De rechtbank overweegt dat op verweerder de last rust om te bewijzen dat er grond bestaat voor het opleggen van een vergrijpboete. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 5. tot en met 9. is overwogen, heeft verweerder terecht de genoemde correcties aangebracht en een naheffingsaanslag opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met name door de omzetbelasting over eerdere tijdvakken als vooraftrek in aanmerking te nemen (zie 6. en 7.), alsmede door het ontbreken van facturen (zie 6.) en de onjuiste tenaamstelling van facturen (zie 5.), dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat daardoor te weinig belasting op aangifte is voldaan. Gemachtigde van eiseres bestempelt bovendien ook zelf het in vooraftrek brengen van belasting van voorgaande jaren als een onjuiste handelwijze. Gezien deze omstandigheden acht de rechtbank de opgelegde vergrijpboete van 25% passend en geboden. De rechtbank betrekt in haar overwegingen dat bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre de grove schuld van een rechtspersoon, in dit geval eiseres, is te wijten dat te weinig belasting is afgedragen, de gedragingen moeten worden beoordeeld van de natuurlijke personen die binnen hun bevoegdheid voor de rechtspersoon werkzaamheden verrichten, ter vervulling van de aan hen toebedeelde taken. Verweerder heeft in dit kader gesteld dat [X] het advies van zijn adviseur, dat het niet mogelijk is om over het jaar 2008 omzetbelasting terug te vragen die betrekking had op de jaren voor 2008, heeft genegeerd en verder namens eiseres voorbelasting op uitgaven die een zakelijk karakter ontberen in aftrek heeft gebracht. De rechtbank volgt verweerder hierin. Voor de vraag of deze grove schuld aan eiseres moet worden toegerekend neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder dit voldoende heeft onderbouwd. Naast [X] is er immers geen personeel in dienst bij eiseres.
13. De rechtbank overweegt ambtshalve dat de strafvervolging is aangevangen met de aankondiging van de boete in het rapport van het boekenonderzoek van 4 maart 2013. Dit betekent dat de redelijke termijn van twee jaar, met een maand is overschreden. Gelet op deze minimale overschrijding zal de rechtbank volstaan met het oordeel dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, lid 1, van het EVRM.
13. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag omzetbelasting en de boetebeschikking terecht zijn opgelegd en daarmee de beroepen ongegrond zijn.
Heffingsrente
15. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking heffingsrente. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat het bedrag van de heffingsrente het bedrag van de aanslag volgt.
Conclusie
16. De beroepen zijn ongegrond. Proceskostenvergoeding
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond;
- -
-
verklaart het beroep tegen de boetebeschikking ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, voorzitter, en mr. T. Tanghe en mr. A.L. Goederee, leden, in aanwezigheid van mr. T.L. Gaarman-Jonkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2015.
w.g. griffier w.g. voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: