Home

Rechtbank Noord-Nederland, 23-08-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3939, LEE 15/5043

Rechtbank Noord-Nederland, 23-08-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3939, LEE 15/5043

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
23 augustus 2016
Datum publicatie
17 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2016:3939
Formele relaties
Zaaknummer
LEE 15/5043

Inhoudsindicatie

Tonnageregime. Scheepsmanager maakt niet aannemelijk dat zij het volledige technisch- en bemanningsbeheer van het schip verzorgt.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 15/5043

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 23 augustus 2016 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft over het jaar 2010 aan eiseres met dagtekening 30 augustus 2014 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd ten bedrage van € 30.285 berekend naar een belastbaar bedrag van € 151.429. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 3.670 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 18 november 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Beide partijen hebben vóór de zitting schriftelijke pleitaantekeningen ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres is bij akte van 5 februari 2010 opgericht.

1.2.

Eiseres (in oprichting) heeft op 25 januari 2010 met [P BV] , de beherend vennoot van [P CV] , een zogenoemd Vertragsreedervertrag (overeenkomst) gesloten. Op basis van die overeenkomst dient eiseres diverse werkzaamheden uit te voeren met betrekking tot het schip " [ms P] ." (het schip), met een netto tonnage van 1.460 NRT.

1.3.

Eiseres is geen (mede)eigenaar van het schip.

1.4.

In de overeenkomst is ten aanzien van de te verrichten werkzaamheden en de aan eiseres toekomende vergoeding het volgende bepaald:

"§ 2 Aufgaben des Vertragsreeders

1. Der Vertragsreeder übernimmt die Geltendmachung und Verfolgung etwaiger

Gewährleistungsansprüche der Reederei gegenüber dem Verkäufer nach Ablieferung

des Schiffes.

2. Der Vertragsreeder hat vor Übernahme des [ms P] “ die Schiffsbesatzung zu

Lasten der Reederei einzustellen und an den technischen Einrichtungen des Schiffes zu

unterweisen.

3. Nach lndienststellung des [ms P] “ hat der Vertragsreeder sämtliche Massnahmen, die üblicherweise zum Betrieb, zum Einsatz, zur Instandhaltung und zur Befrachtung eines

Schiffes gehören, mit der Sorgfalt eines ordentlichen Reeders auszuführen. Er hat auch alle sonstigen üblicherweise zum Reedereibetrieb gehörenden Angelegenheiten wie Bemannung, Ausrüstung, Versicherung und technische Inspektion des Schiffes durchzuführen. Dabei hat er die einschlägigen Bestimmungen zu beachten, die zur Aufrechterhaltung der Klasse sowie der für das Schiff erforderlichen Zertifikate notwendig sind.

(…)

§ 6 Buchhaltung und Geldverkehr

1. Der Vertragsreeder hat, soweit er für das [ms P] ” Buch führt und den

Geldverkehr abwickelt, dieses über eine eigene Kasse der Reederei und auf den

Namen der Reederei lautende Bankkonten abzuwickeln.

2. Die Lohn- und Finanzbuchhaltung der Reederei werden von einem Heuerbüro und

dem Vertragsreeder geführt. Die Kosten der Lohn- und Finanzbuchhaltung sowie der

Erstellung und einer evtl. Prüfung des Jahresabschlusses trägt die Reederei.

§ 7 Vergütung des Vertragsreeders

1. Zur Abgeltung seiner gesamten Tätigkeit erhalt der Vertragsreeder eine Management

fee in Höhe von Euro 24.000,— pro Jahr plus eine Vergütung in Höhe von 4,5% der

Bruttofrachteinnahmen (etwaige Bergelöhne, Hilfslöhne und Überliegegelder sowie

Zahlungen aus Ausfallversicherungen eingeschlossen) ab Infahrtsetzung des

Schiffes. Für eine Werft- und Stillliegezeit erhält sie EUR 200 pro Tag.

2. Der Vertragsreeder hat Anspruch auf Erstattung folgender Kosten, wenn sie in

ursachlichem Zusammenhang mit dem Betrieb des ,, [ms P] . ” stehen:

a. a) im Falle des Mannschaftswechsels und des Transportes von Ausrüstung und Ersatzteilen mit eigenem LKW werden pauschal EUR 0,60 pro km vergütet, mit eigenem PKW EUR 0,40 pro km angesetzt (jeweils zzgl. eventuelle Umsatzsteuer).

b) nicht vorhersehbare, nachzuweisende Kosten, die in ungewöhnlichen Fallen, wie z.B. bei Ersatzteilversorgung, Havarien und notwendigen Auslandsinspektionen des Schiffes anfallen.

3. Bei Durchführung der Befrachtung durch ein Unternehmen der Reederei [Q] Gruppe

wird eine angemessene Befrachtungskommission vergütet; das gilt im übrigen auch für eine angemessene Kommission bei dem Verkauf des Schiffes (3%).

4. Der Vertragsreeder ist jeweils nach Eingang der Einnahmen zur Entnahme seiner

Vergütungen berechtigt. Entsprechendes gilt gegebenenfalls für eine Vergütung nach §7 Nr.3. Übrige Kosten sind mit Vortage der Nachweise fällig."

1.5.

Eiseres heeft op 23 december 2010 verzocht om toepassing van het tonnageregime. Bij beschikking van 24 mei 2011 heeft verweerder goedgekeurd dat eiseres de winst bepaalt op grond van de artikelen 3.22 tot en met 3.24 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB).

1.6.

Eiseres heeft in 2010 de navolgende vergoedingen ontvangen:

- vergoeding voor bouwtoezicht € 80.000

- vergoeding voor het maken van een managementplan 25.000

- aan managementvergoeding op basis van vrachtopbrengst 34.992

- aan managementvergoeding 21.000

- Bereederungsgeb(ühr) 40.191

--------------

Totaal € 201.181

1.7.

Eiseres heeft in totaal € 49.803 aan kosten in haar jaarrekening van 2010 verantwoord. Zij heeft onder meer aan [Q] GmbH & Co.KG in totaal € 43.204 betaald voor verrichte werkzaamheden met betrekking tot het bouwtoezicht en opstellen van een managementplan. Daarnaast heeft zij aan personeelslasten € 1.075 opgevoerd en aan overige operationele kosten € 5.524. Vanaf 1 december 2010 heeft eiseres een personeelslid, [Z] , in dienst, zoals blijkt uit de brief van 16 januari 2015 en de loonstrook, die tot het dossier behoren.

1.8.

Het zogeheten ISM-management in het kader van de International Safety Management-code, betrekking hebbend op het technisch beheer, werd in 2010 voor het schip verzorgd door [Q] GmbH & Co.KG.

Geschil en beoordeling

2. Tussen partijen is in geschil of de door eiseres in 2010 genoten winst belast dient te worden naar het tonnageregime.

3. Eiseres stelt dat dit het geval is. De vergoeding voor het bouwtoezicht € 80.000 en het maken van het managementplan € 25.000 zien weliswaar op werkzaamheden verricht voordat het schip in de vaart was genomen, echter deze vallen in dit geval wel onder het tonnageregime. Eiseres is immers geen eigenaresse, maar er is sprake van scheepsmanagementwerkzaamheden, Het verrichten van bouwtoezicht is aan te merken als technisch beheer. Het opstellen van het managementplan hangt daarnaast zo nauw samen met de exploitatie dat ook dat is aan te merken als technisch beheer. De overige vergoedingen zijn genoten wegens het daadwerkelijk verrichten van het technisch- en bemanningsbeheer. Commercieel beheer omvat de bevrachting van het schip. Dat werd niet door eiseres, maar door derden gedaan.

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen van de vergoedingen onder het tonnageregime valt. Op de vergoeding voor het bouwtoezicht is het tonnageregime niet van toepassing en het opstellen van een managementplan kan niet worden aangemerkt als technisch- of bemanningsbeheer. De vergoeding op basis van de vrachtopbrengst en de managementvergoeding zijn ontvangen voor commercieel beheer. Het ligt op de weg van eiseres om haar stelling, dat de vergoedingen zijn ontvangen voor het verrichten van het volledige technisch- en bemanningsbeheer, aannemelijk te maken. Zij heeft geen feiten en/of bewijsmiddelen aangedragen ter onderbouwing van haar standpunt.

5.1

Op de zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat het tonnageregime voor eiseres alleen van toepassing is c.q. kan zijn op basis van artikel 3.22, vijfde lid, onderdeel d, van de Wet IB. In lid 5 van artikel 3.22 Wet IB wordt in dit verband gedefinieerd wanneer sprake is van de 'exploitatie van een schip' in de zin van het tonnageregime. Onder d. is vervolgens opgenomen dat dit het geval is indien de belastingplichtige in Nederland voor een ander het volledige technisch- en bemanningsbeheer van het schip verzorgt (hierna: de scheepsmanager).

5.2

Voor een scheepseigenaar wordt in artikel 3.22, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet IB bepaald wanneer sprake is van exploitatie van een schip. In artikel 3.22, vierde lid, van de Wet IB is daarnaast geregeld wat voor de toepassing van de tonnageregeling onder winst uit zeescheepvaart wordt verstaan. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen een scheepseigenaar en scheepsmanager. Het gaat bij de in het vierde lid gedefinieerde winst die onder het tonnageregime valt, voor alle in het vijfde lid vermelde belastingplichtigen die als exploitant van een schip worden aangemerkt, zo volgt ook uit de verwijzing in de aanhef van het vijfde lid, om 'de winst behaald met de exploitatie van een schip'. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat voor haar als scheepsmanager de rechtspraak, inhoudende – zakelijk weergegeven – dat voordelen behaald vóór ingebruikneming van het schip niet kunnen worden aangemerkt als behaald met de 'exploitatie van een schip', en dus niet belast kunnen worden naar het tonnageregime (zie Hoge Raad 11 juli 2014 ECLI:NL:HR:2014:1622), niet zou gelden. Dat volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de wettekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3:22, vijfde lid, onderdeel d, van de Wet IB. Daaruit valt veeleer af te leiden dat scheepsmanagers op gelijke wijze als een scheepseigenaar behandeld dienen te worden, nu de achtergrond van het invoeren van artikel 3:22, vijfde lid, onderdeel d, van de Wet IB is gelegen in de gedachte dat scheepsmanagers in sommige gevallen als klassieke 'reders' fungeren (zie de State Aid Guidelines 2004 Mededeling C (2004) 43 van de Europese Commissie onder 3.1). Eiseres, op wie in deze de stelplicht en - bij betwisting - de bewijslast rust, heeft haar stelling overigens ook niet nader onderbouwd.

6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat de rechtbank van oordeel is dat op de, voor de gestelde, verrichte werkzaamheden voordat het schip in de vaart werd genomen, ontvangen vergoedingen voor het bouwtoezicht ad € 80.000 en opstellen van een managementplan ad € 25.000 het tonnageregime op goede grond niet is toegepast. De rechtbank beslist dus overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2014.

7. Ten aanzien van de ontvangen managementvergoeding groot € 21.000, de vergoeding op basis van vrachtinkomsten groot € 34.992 en het Bereederungsgeb(ühr) groot € 40.191 stelt de rechtbank voorop dat de normale regels van bewijslastverdeling met zich brengen dat degene die zich beroept op de toepasselijkheid van het tonnageregime op enige winstcomponent, bij betwisting door de wederpartij de daarvoor redengevende feiten en omstandigheden aannemelijk dient te maken. Op eiseres rust in dit geval derhalve de last haar stelling, dat de door haar ontvangen vergoedingen onder de tonnageregeling vallen, adequaat feitelijk te onderbouwen en, in het licht van de betwisting door verweerder, aannemelijk te maken.

8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aan die op haar rustende bewijslast heeft voldaan. Zij heeft alleen gesteld dat zij in 2010 het volledige technisch- en bemanningsbeheer verrichtte en dat de door haar ontvangen vergoedingen daarop betrekking hebben. Nu verweerder die stelling gemotiveerd betwist, lag het op de weg van eiseres haar stelling nader te onderbouwen. Concrete bewijsmiddelen omtrent feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat (1) eiseres daadwerkelijk in 2010 voor het schip het volledige technisch- en bemanningsbeheer heeft verzorgd én (2) dat de ontvangen vergoedingen daarop betrekking hebben, zijn naar het oordeel van de rechtbank gesteld, noch gebleken. Eiseres heeft (ook overigens) geen duidelijkheid verschaft over de precieze aard en omvang van de verrichtte werkzaamheden en de in verband daarmee ontvangen vergoedingen.

9. Daarnaast is sprake van ongerijmdheden, die eiseres ook desgevraagd niet heeft kunnen ophelderen.

9.1

Op de vraag ter zitting waarvoor en op grond waarvan de vergoeding "Bereederungsgeb(ühr)' ad € 40.191 nu precies is ontvangen, moest eiseres het antwoord schuldig blijven.

9.2

Voorts is verteld dat het schip pas eind 2010 in de vaart is genomen, alsmede dat mevrouw [Z] (die vanaf 1 december 2010 in dienst van eiseres was, zie 1.7) het technisch- en bemanningsbeheer regelde. In de brief van eiseres van 17 maart 2015, die bij de stukken zit, is echter vermeld dat het schip in 2010 312 dagen in de vaart is geweest.

9.3

Daarnaast is ter zitting bevestigd dat de overeengekomen managementvergoeding van € 24.000 per jaar, vanaf half februari 2010 is toegekend en daarom (tijdsevenredig herleid) € 21.000 bedraagt. Vaststaat echter dat bij eiseres eerst per 1 december 2010 een personeelslid voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden in dienst is gekomen (1.7).

10. Onduidelijk is derhalve gebleven wanneer het schip nu precies in de vaart is genomen, alsmede, indien dat eerder dan per 1 december 2010 is geweest, of, en zo ja hoe, eiseres, nu zij nog geen personeel had, het volledige technisch- en bemanningsbeheer heeft verricht. Uit de jaarrekening van eiseres blijkt niet van ter zake gemaakte kosten (de kosten van uitbestede werkzaamheden zagen op het hiervoor besproken bouwtoezicht en het managementplan, zie 1.7). Tenslotte acht de rechtbank van belang dat vaststaat dat het ISM-management in het kader van de International Safety Management-code van het schip in 2010 werd uitgevoerd door [Q] GmbH & Co.KG. (1.8). Concrete feiten en/of omstandigheden waaruit de stelling van eiseres valt af te leiden dat zij een deel van het technisch beheer zou hebben uitbesteed, zijn gesteld, noch gebleken. Zo is niet gesteld of, en zo ja door wie en wanneer, zij daarvoor een overeenkomst met dat bedrijf zou hebben gesloten, is geen contract overgelegd en is evenmin gesteld of gebleken dat daarop betrekking hebbende kosten in rekening zijn gebracht. Ditzelfde geldt voor het bemanningsbeheer. Op de zitting is aangegeven dat eiseres de bemanning niet zelf regelde, maar dat dit werd gedaan door een extern bemanningsbureau. Onduidelijk is echter door wie en onder welke voorwaarden dit bureau is ingeschakeld nu ter zake geen overeenkomst noch facturen zijn overgelegd.

11. Nu eiseres in gebreke is gebleven aannemelijk te maken dat zij in 2010 het volledige technisch- en bemanningsbeheer heeft verricht, alsmede dat de door haar ontvangen vergoedingen (volledig) daarop zien, heeft verweerder op goede grond het tonnageregime niet toegepast. Eiseres heeft op de zitting bevestigd dat als dat het geval zou zijn, de aanslag Vpb op zich correct is.

Heffingsrente

12. Het beroep had mede betrekking op de heffingsrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking heffingsrente. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat het bedrag van de heffingsrente het bedrag van de aanslag volgt.

Conclusie

13. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.

Proceskosten

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, en mr. A. Heidekamp en mr. S.J. Swaters, leden, in aanwezigheid van mr. W. Kuik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016.

w.g. griffier

w.g. voorzitter

Rechtsmiddel