Rechtbank Noord-Nederland, 11-08-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4191, AWB - 16 _ 750
Rechtbank Noord-Nederland, 11-08-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4191, AWB - 16 _ 750
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 11 augustus 2016
- Datum publicatie
- 20 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2016:4191
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:5153, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 16 _ 750
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Eiseres' werkzaamheden in samenwerkingsverband niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard. Recht op zelfstandigenaftrek.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/750 tot en met LEE 16/754
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 11 augustus 2016 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2009 met dagtekening 13 juni 2015 aan eiseres een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.955. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 608 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2010 met dagtekening 13 juni 2015 aan eiseres een navorderingsaanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.088. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 367 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2011 met dagtekening 6 juni 2015 aan eiseres een navorderingsaanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.783. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 294 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 6 juni 2015 aan eiseres een navorderingsaanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.166. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 156 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2013 met dagtekening 6 juni 2015 aan eiseres een navorderingsaanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.938. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 58 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar van 16 december 2015 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, [naam] als (gesubstitueerd) gemachtigde en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres en haar echtgenoot, de heer [echtgenoot] (hierna: echtgenoot), exploiteren een garagebedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de VOF) te [vestigingsplaats] .
In het jaar 2002 is haar echtgenoot met het garagebedrijf begonnen als eenmanszaak. In 2006 hebben eiseres en haar echtgenoot de VOF opgericht. Vanaf 1 januari 2006 wordt de onderneming voor rekening van de VOF gedreven. Daarbij is een winstverdeling afgesproken van 40% voor eiseres en 60% voor haar echtgenoot.
Eiseres werkte tot en met 2007 in loondienst en werkte daarnaast halve dagen mee in de onderneming. Vanaf 2008 werkt eiseres volledig in de onderneming. In de onderneming zijn twee werknemers als monteur werkzaam in de werkplaats.
De kernactiviteiten van de onderneming bestaan uit het onderhouden en het repareren van auto's alsmede de aan- en verkoop van auto's.
In de aangiften IB/PVV 2009 en 2010 heeft eiseres de zelfstandigenaftrek in mindering gebracht op de winst uit onderneming.
Verweerder heeft bij brief van 16 oktober 2014 een boekenonderzoek aangekondigd.
Van het boekenonderzoek is met dagtekening 7 mei 2015 een rapport opgemaakt. In dit rapport is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
"1 Reikwijdte van het onderzoek
Het doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften:
- inkomstenbelasting van het jaar 2009 tot en met 2013;
- omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013.
(…)
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het exploiteren van een automobiel- en garagebedrijf en alles wat daarmee verband houdt in de meest ruime zin van het woord.
De Vof heeft 2 personeelsleden in dienst.
De bedrijfslocatie van de Vof is aan [A-straat] te [vestigingsplaats] . Deze locatie bevindt zich naast de privéwoning. Het bedrijfspand en de privéwoning zijn via een aanbouw met elkaar verbonden.
(…)
Ongebruikelijk samenwerkingsverband
[echtgenoot] is in 2002 met de onderneming gestart als eenmanszaak. [eiseres] werkte mee in de onderneming. In 2006 is hij een vennootschap onder firma aangegaan met zijn vrouw. Mevrouw had naast de onderneming tot en met 2007 looninkomsten. Mevrouw werkte destijds naast haar loondienstverband halve dagen mee in het bedrijf. In 2008 is zij volledig mee gaan werken in de onderneming. [eiseres] heeft aangegeven dat deze toetreding verband hield met haar eigen ontslag en het feit dat haar man de werkdruk niet meer aan kon. Vanaf toen is zij haar man fulltime gaan ondersteunen.
Het resultaat bij de in- en verkoop van auto's loopt de laatste jaren terug maar gemiddeld staan er 15 auto's in voorraad. De in- en verkoop doet [echtgenoot] . De meeste inkomsten worden gegenereerd met het onderhoud en reparatie. Naast [echtgenoot] worden deze werkzaamheden verricht door twee medewerkers.
Op 24 oktober 2014 is het eerste telefonisch contact geweest met [eiseres] in verband met het aankondigen van het boekenonderzoek en het maken van een afspraak voor het inleidend gesprek. Bij dit eerste telefonisch contact heeft [eiseres] aangegeven aan dat zij enkel de administratie verzorgt.
[eiseres] vroeg of zij bij het gesprek aanwezig moet zijn of haar man. Ik heb aangegeven dat ons dit niet uitmaakt als we maar met de ondernemer spreken die ons iets van het ondernemersgebeuren kan vertellen. Mevrouw gaf aan dat we dan feitelijk met haar man moeten spreken omdat zij enkel de administratie verzorgt.
In het inleidend gesprek op 24 november 2014 hebben [echtgenoot] en [eiseres] het volgende aangegeven: [echtgenoot] doet de reparaties, de in- en verkoop van auto's en beleidsbepalende werkzaamheden. Dit laatste houdt andere in, de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van de verbouwing van het bedrijfspand. [eiseres] verricht alle administratieve werkzaamheden. Zij boekt de financiële administratie in het boekhoudpakket Snelstart, heeft de contacten met de accountant en maakt facturen op.
Op 10 december 2014 hebben wij een gesprek gevoerd met de accountant. Zij kan zich niet vinden in ons standpunt dat sprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. De accountant heeft toegezegd een overzicht te geven van de werkzaamheden van [eiseres] en de daaraan bestede tijd. Op 16 januari 2015 heb ik via de mail de volgende onderbouwing ontvangen.
"Niet ondersteunend:
- Klanten ontvangen, telefonisch overleg met klanten over extra werk of andere bijzonderheden aan de auto, uitleg van factuur en reparaties aan de klant als deze de auto komt halen.
- Gehele planning: afspraken maken met de klant over welke werkzaamheden verricht moeten worden en wanneer.
- Opstellen offertes.
- Overleg met klant over uit te voeren (extra) werkzaamheden en kosten.
- Toelichten uitgevoerde werkzaamheden.
- Aanvragen onderhoud volgens ROB systeem en contacten met leasemaatschappijen, waaronder het maken van offertes.
- Alle facturatie t.a.v. in- en verkoop. Niet slechts het 'inkloppen/opstellen' van facturen, maar ook het bepalen van hoeveel gefactureerd wordt voor werkzaamheden.
- Verwerken garantieaanvragen.
- Monteurs aansturen en klanten helpen bij keuze maken van aankoop van een auto.
- Voorraadbeheer (onderdelen).
- Beslissingen over personeelsbeleid.
- Beslissingen over investeringen (waaronder financiële ruimte voor inkoop auto's).
- Beslissingen over marketingactiviteiten (advertenties, sponsoring etc).
(mogelijk in zekere mate) ondersteunend
- Voeren van boekhouding
- Receptiewerk
- Verwerken van binnenkomend telefoonverkeer
- Contacten met leveranciers"
De werkzaamheden die de accountant niet ondersteunend noemt, zijn feitelijk bijna allemaal administratieve en/of receptiewerkzaamheden die ondersteunend zijn aan de hoofdwerkzaamheden. Het beslissen over personeelsbeleid zou niet ondersteunend kunnen zijn. Echter het is niet aannemelijk dat hier veel tijd mee gemoeid is. Omdat verder geen urenspecificatie is meegezonden kan ook niet worden vastgesteld hoeveel uren aan welke werkzaamheden zijn besteed. Op basis van de informatie die wij tijdens de gesprekken met [eiseres] hebben gekregen, stellen wij ons op het standpunt dat haar werkzaamheden hoofdzakelijk (meer dan 70%) ondersteunend van aard zijn. Hierbij is het niet van belang of zij de onderneming zelfstandig kan voortzetten, zoals de accountant in haar mail stelt. Het gaat erom of haar werkzaamheden ondersteunend zijn.
De door [eiseres] in de jaren 2009 tot en met 2013 geclaimde zelfstandigenaftrek en de mkb-vrijstelling 2009 zal worden gecorrigeerd.".
(…)
Gecorrigeerd vastgesteld belast verzamelinkomen [eiseres]
2013 |
2012 |
2011 |
2010 |
2009 |
||||
Aangegeven bel. verzamelinkomen |
€ 7.686 |
€ 13.438 |
€ 17.021 |
€ 41.738 |
€ 17.608 |
|||
Correctie boetes |
€ 95 |
€ 388 |
€ - |
€ 142 |
€ 305 |
|||
Correctie buitenvenn. Resultaat |
€ 3.208 |
€ 3.039 |
€ 3.043 |
€ 3.044 |
€ 3.183 |
|||
Correctie zelfstandigenaftrek |
€ 7.280 |
€ 7.280 |
€ 7.266 |
€ 7.222 |
€ 9.251 |
|||
Corr. Meer/minder mkb-vrijstelling |
€ -2.508 |
€ -1.304 |
€ -870 |
€ -844 |
€ 428 |
|||
Correctie resultaat tbs-regeling |
€ -2.823 |
€ -2.675 |
€ -2.677 |
€ -3.214 |
€ -3.820 |
|||
Gecorrigeerd verzamelinkomen |
€ 12.938 |
€ 20.166 |
€ 23.783 |
€ 48.088 |
€ 26.955 |
(…)
Verweerder heeft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 tot en met 2013 aan eiseres opgelegd overeenkomstig het vermelde in het onder 1.6 genoemde rapport.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij brief van 22 juli 2015 eiseres verzocht om informatie. Eiseres heeft daarop bij brief van 25 september 2015 gereageerd.
1.10.Verweerder heeft bij brief van 30 september 2015 zijn voornemen om de bezwaren van eiseres af te wijzen aan eiseres kenbaar gemaakt.
Op 4 november 2015 heeft er tussen eiseres en verweerder een hoorgesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt dat op 9 november 2015 aan eiseres is toegezonden.
1.12.Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 december 2015 de bezwaren ongegrond verklaard.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of eiseres' werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en of het samenwerkingsverband tussen eiseres en haar echtgenoot ongebruikelijk is in de zin van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet).
3. Eiseres stelt primair dat de door haar verrichte werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. Subsidiair stelt eiseres dat er geen sprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. Meer subsidiair stelt eiseres dat de gebruikelijkheidstoets discriminerend werkt ten opzichte van de vrouw, en daarom buiten beschouwing moet blijven. Ter zitting heeft eiseres deze meer subsidiaire stelling echter laten vallen.
4. Verweerder is van mening dat de werkzaamheden van eiseres hoofdzakelijk, zelfs nagenoeg geheel, ondersteunend van aard zijn en dat het, gezien haar werkzaamheden, ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan. Eiseres wordt getroffen door de gebruikelijkheidstoets. Hierdoor komen de door eiseres in de onderneming bestede uren niet in aanmerking voor het urencriterium. Vanwege het niet voldoen aan het urencriterium heeft eiseres geen recht op de zelfstandigenaftrek, aldus verweerder.
5. Ingevolge artikel 3.76, eerste lid, van de Wet geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
6. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:
a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of
b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onderdeel a, van genoemd artikel komen voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, niet in aanmerking werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
7. Eiseres en haar echtgenoot zijn, naar – terecht - niet in geschil is, verbonden personen in de zin van artikel 3.6 van de Wet. Naar het oordeel van de rechtbank rust op eiseres – naar uit de parlementaire geschiedenis van artikel 3.6 van de Wet blijkt – de last te bewijzen dat de door haar verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet in aanmerking kunnen worden genomen.
8. De rechtbank overweegt dat de kernactiviteiten van het samenwerkingsverband tussen eiseres en haar echtgenoot bestaan uit het onderhouden en het repareren van (lease) auto's en de aan- en verkoop van auto's (zie onder 1.4).
9. De rechtbank overweegt verder dat verweerder de omvang van de door eiseres verrichte werkzaamheden niet bestrijdt.
10. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres en haar echtgenoot ter zitting hebben verklaard dat eiseres nagenoeg alle voorkomende werkzaamheden in de onderneming verricht, mede omdat haar echtgenoot na een burn-out in 2006/2007 niet is teruggekeerd op zijn oude werkniveau, maar sindsdien op een lager niveau functioneert. De werkzaamheden van de echtgenoot zijn alleen nog gericht op de aan- en verkoop van auto's en verder treedt hij op als vraagbaak voor de monteurs op technisch niveau, aldus de verklaring van eiseres en haar echtgenoot. Volgens de verklaring ter zitting betreffen de werkzaamheden van eiseres onder andere:
- het managen van de gehele onderneming;
- het plannen en het organiseren van de werkplaats;
- het beslissen over het personeelsbeleid;
- het beslissen over de investeringen;
- het onderhouden van de contacten met de leveranciers;
- het aansturen van de monteurs;
- het opstellen van offertes en het berekenen en overleggen met klanten over het meerwerk bij onderhoud en reparatie;
- het verkopen en inruilen van auto's.
11. De rechtbank is gelet op de geloofwaardige verklaringen van eiseres en haar echtgenoot ter zitting, die door verweerder onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken, van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar verrichte werkzaamheden zien op de kernactiviteiten van de onderneming (zie 8.) en niet slechts hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat bij het onderhoud of de reparaties geen sprake is van vaste tarieven en dat bij de verkoop en inruil van auto's eiseres zelfstandig onderhandelt over de prijs. Dat zij bij inruil van duurdere auto's overleg heeft met haar echtgenoot, doet daar niet aan af. Verder betrekt de rechtbank in haar oordeel dat eiseres onweersproken heeft verklaard dat zij tijdens de volledige arbeidsongeschiktheid van haar echtgenoot in 2006/2007 de onderneming ruim een half jaar alleen en zelfstandig heeft gedreven. Dit gegeven ondersteunt haar verklaring dat zij daadwerkelijk in staat en bekwaam is om de bij 10. genoemde werkzaamheden te verrichten.
12. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de werkzaamheden die eiseres verricht ten behoeve van de onderneming van het samenwerkingsverband (de VOF) in aanmerking komen voor de beoordeling of zij voldoet aan het urencriterium zoals bepaald in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet en komt zij in de onderhavige jaren in aanmerking voor de door haar geclaimde zelfstandigenaftrek en mkb-vrijstelling (2009). Gelet op dit oordeel van de rechtbank behoeft het overige geschilpunt geen bespreking meer.
13. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslagen 2009 tot en met 2013 tot aanslagen berekend naar een verzamelinkomen volgens het onderstaande overzicht:
2013 |
2012 |
2011 |
2010 |
2009 |
||||
Gecorrigeerd verzamelinkomen |
€ 12.938 |
€ 20.166 |
€ 23.783 |
€ 48.088 |
€ 26.955 |
|||
af: |
||||||||
correctie zelfstandigenaftrek |
€ 7.280 |
€ 7.280 |
€ 7.266 |
€ 7.222 |
€ 9.251 |
|||
Corr. Meer/minder mkb-vrijstelling |
€ -2.508 |
€ -1.304 |
€ -870 |
€ -844 |
€ 428 |
|||
nieuw verzamelinkomen |
€ 8.166 |
€ 14.190 |
€ 17.387 |
€ 41.710 |
€ 17.276 |
De rechtbank vermindert de heffingsrente (belastingrente) dienovereenkomstig.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Proceskosten
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in de beroepsfase. Niet aannemelijk is geworden dat eiseres in de bezwaarfase om vergoeding van de proceskosten heeft verzocht, zodat de rechtbank op grond van artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder niet zal veroordelen voor de in de bezwaarfase gemaakte kosten. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag 2009 tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen € 17.276;
- vermindert de navorderingsaanslag 2010 tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen € 41.710;
- vermindert de navorderingsaanslag 2011 tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen € 17.387;
- vermindert de navorderingsaanslag 2012 tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen € 14.190;
- vermindert de navorderingsaanslag 2013 tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen € 8.166;
- vermindert de heffingsrente (belastingrente) dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 230 (5 maal € 46,00) aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Boskma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2016.
w.g. griffier
w.g. rechter