Home

Rechtbank Noord-Nederland, 01-11-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4801, AWB - 16 _ 522

Rechtbank Noord-Nederland, 01-11-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:4801, AWB - 16 _ 522

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
1 november 2016
Datum publicatie
14 november 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2016:4801
Zaaknummer
AWB - 16 _ 522

Inhoudsindicatie

Geen forensenbelasting voor woning die is aangehouden in afwachting van verkoop.

Uitspraak

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 16/522

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 1 november 2016 in de zaak tussen

en

(gemachtigden: [gemachtigden] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2015 met dagtekening 30 september 2015 aan eiser een aanslag forensenbelasting opgelegd van € 710.

Bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2016. Eiser is verschenen, vergezeld door [naam] en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1

Eiser was in 2015 tot 10 augustus van dat jaar eigenaar van een gemeubileerde woning aan de [a-straat #] te [B] (de woning). Per 9 januari 2015 is eiser verhuisd naar [C] , alwaar hij vanaf die datum zijn hoofdverblijf had.

1.2

Eisers woning in [B] is op 10 augustus 2015 verkocht (overdracht bij de notaris), de voorlopige koopovereenkomst (de obligatoire overeenkomst) was op 7 juli 2015.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de aanslag forensenbelasting terecht aan eiser heeft opgelegd.

3. Op grond van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting 2015 van de gemeente De Friese Meren (de Verordening) wordt onder de naam 'forensenbelasting' een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

4. Eiser meent dat de aanslag forensenbelasting hem ten onrechte is opgelegd. Eiser heeft - samengevat - aangevoerd dat de woning is verkocht op 11 augustus 2015 en dat bij de notaris alle gemeentelijke heffingen en waterschapslasten zijn verrekend. Eiser stelt dat hij niet in het bezit was van een tweede huis en dat de woning geen vakantiewoning betreft. Omdat de woning in [B] nogal wat achterstallig onderhoud had heeft hij in overleg met de verkopend makelaar afgesproken een groot aantal opknapwerkzaamheden uit te voeren alvorens woning op internet te koop te zetten. Eiser wijst er op dat het te koop zetten van de woning geen “schijnhandeling” betrof. Dat de woning gemeubileerd was, was verkooptactiek. Verder stelt eiser dat de forensenbelasting een zogenoemde vervangende belasting betreft. Hij wijst er op dat hij op 1 januari 2015 nog stond ingeschreven in verweerders gemeente en dat er door de gemeente dus geen opbrengsten zijn misgelopen uit het gemeentefonds. Tevens wijst hij er op dat hij volledig is aangeslagen voor diverse gemeentelijke heffingen en dat hij feitelijk dubbel wordt belast. Verder doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Eiser stelt hiertoe dat verweerder niet alle eigenaren van te koop staande woningen, waar niemand staat ingeschreven, voor de forensenbelasting aanslaat. Eiser heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 november 2011 (ECLI:NL:RBMID:2011:BV0653).

4.1

Verweerder heeft - samengevat - aangevoerd dat er door een medewerker van de gemeente op 8 januari 2016 met eiser is gesproken over de gebruikssituatie van de woning in de periode vanaf de verhuizing naar [C] tot aan het moment van verkoop op 10 augustus 2015. Eiser heeft in dit gesprek bevestigd dat de woning, ondanks de renovatie, de gehele periode was gemeubileerd en geschikt was om in te verblijven. Verder volgt verweerder eisers verwijzing naar de uitspraak van Middelburg van 18 november 2011 niet, omdat in die zaak sprake was van een specifieke situatie, namelijk van een ernstig zieke echtgenoot die niet zonder toezicht thuis kon blijven. Verweerder stelt dat de woning ter beschikking stond van eiser, hetgeen bepalend is bij de heffing van een forensenbelasting en verwijst hiertoe naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 14 juni 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BW8717). Verweerder stelt dat het enkele feit dat eiser het object wenste te verkopen, niet maakt dat de woning niet ter beschikking werd gehouden.

5. De rechtbank overweegt als volgt.

5.1

De rechtbank overweegt dat de rechtsgrond van de forensenbelasting is gericht op het verhalen van de kosten van gemeentelijke voorzieningen die mede bestaan ten behoeve van personen, die niet als inwoner van de gemeente kunnen worden aangemerkt, maar wel van die voorzieningen profiteren (Kamerstukken II 1989/90, 21591, nr. 3). In een geval waarin een woning is aangehouden die bestemd is voor de verkoop en waarin deze ook feitelijk niet door de eigenaar zelf is gebruikt, anders dan nodig is voor het gereed maken en houden voor de verkoop, is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waar de forensenbelasting op ziet.

5.2

In de woorden 'voor zich of hun gezin beschikbaar houden' uit artikel 2 van de Verordening ligt de aanwezigheid van een daarop gerichte wil besloten. Naar het oordeel van de rechtbank was in de gegeven situatie de wil van eiser uitsluitend gericht op het te koop aanbieden van de woning. Eiser heeft onweersproken en naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig verklaard dat hij de woning in [B] na de verhuizing naar [C] enkel ter beschikking heeft gehad om gereed te maken voor verkoop. Dat de wil van eiser was gericht op verkoop van de woning blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het volgende. Eiser heeft onweersproken verklaard dat hij vanaf 9 januari 2015 tot de verkoop in de weekenden wel eens in de woning heeft verbleven, maar dat dit enkel was om de woning “verkoopklaar” te maken. Eiser heeft hierover aangegeven dat ten aanzien van de woning sprake is geweest van een grondige renovatie waarbij meerdere klussen zijn uitgevoerd zoals sloopwerkzaamheden, schilderwerkzaamheden en installatiewerkzaamheden. De rechtbank acht de stelling van verweerder dat er op 8 januari 2016 met eiser is gesproken over de gebruikssituatie van de woning en dat eiser in dat gesprek heeft bevestigd dat de woning, ondanks de renovatie, de gehele periode tot de verkoop op 11 augustus 2016 gemeubileerd was en geschikt was om in te verblijven, onvoldoende voor de constatering van het belastbare feit, omdat hieruit niet zonder meer volgt dat eiser de woning in enige mate beschikbaar heeft gehad, anders dan gericht op de verkoop.

5.3

Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat eiser de gemeubileerde woning in 2015 niet voor zich of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden in de zin van

artikel 2 van de Verordening. Gelet hierop is de aanslag ten onrechte opgelegd. Hetgeen verweerder hiertegen nog heeft aangevoerd, namelijk dat eiser de feitelijke beschikkingsmacht had over de woning, doet aan het voorgaande niet af.

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en de aanslag forensenbelasting 2015.

7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 46 dient te vergoeden.

8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de aanslag forensenbelasting 2015;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, rechter, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2016.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

fn 22