Rechtbank Noord-Nederland, 27-03-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1354, AWB - 17 _ 3904
Rechtbank Noord-Nederland, 27-03-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1354, AWB - 17 _ 3904
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 27 maart 2018
- Datum publicatie
- 31 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2018:1354
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 3904
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting. De rechtbank is van oordeel dat de auto buiten de invloedsfeer van eiser op de openbare weg is geparkeerd en dat hij dit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Afwezigheid van alle schuld.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3904
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2018 in de zaak tussen
en
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Procesverloop
Het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 29 september 2017 op het bezwaarschrift van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigbelasting voor het tijdvak 1 augustus 2016 tot en met 23 februari 2016 ten bedrage van € 1.034 en de daarbij gegeven (na bezwaar verlaagde) boetebeschikking ten bedrage van € 517.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk daarna de mondelinge
uitspraak verdaagd voor de duur van 2 weken, onder aanzegging aan partijen van het tijdstip
van de uitspraak.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag ongegrond;
- verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boetebeschikking betreft;
- vernietigt de boetebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Gronden
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De naheffingsaanslag en boete ziet op het motorrijtuig van het merk Renault Espace, met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto), aanslagnummer [nummer] Y.6.90001.
3. Niet in geschil is dat eiser vanaf 24 maart 2005 tot en met 3 april 2017 kentekenhouder van de auto was. Voorts is niet in geschil dat de auto op 1 augustus 2016 voor een jaar is geschorst en dat de schorsing op 4 april 2017 is komen te vervallen (verkoop aan de sloop). Voorts is niet in geschil dat de auto tijdens de schorsing op de controledatum 19 februari 2017 omstreeks 14:40 uur geparkeerd op de openbare weg is aangetroffen. De auto stond, met de linkerzijde in de lengte tegen de berm, in de doorgaande [A-straat ] te [plaats 1] . De rechtbank gaat ervan uit dat eiser zijn auto ter reparatie heeft aangeboden bij het garagebedrijf “ [naam garage] ”, gelegen aan de [A-straat 1 ] te [plaats 1] , gelet op de kentekenplaathouder die zichtbaar is op de bij de gedingstukken overgelegde foto.
4. Eiser stelt dat de schorsing van zijn auto bij de garagehouder bekend was en dat hij met hem heeft afgesproken dat hij de auto op het eigen erf van het bedrijf zou houden.
5. Verweerder stelt dat het weggebruik niet zonder medeweten heeft plaatsgevonden omdat eiser gelet op de situatie ter plaatse had kunnen vaststellen dat de garagehouder nooit zou kunnen voorkomen dat gebruik van de weg zou worden gemaakt zodra de auto uit de loods zou worden gereden, dit omdat binnen geen plaats aanwezig is om de auto te stallen en omdat het erf bij het bedrijf “openbare weg” in de zin van artikel 5 van de Wet Motorrijtuigenbelasting (Wet MRB).
De naheffingsaanslag
6. Uit de vaststaande feiten (zie 3.) volgt dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg tijdens de schorsing. Gelet hierop is niet voldaan aan de voorwaarden voor schorsing. Eiser is als houder van de auto verantwoordelijk voor het op de juiste wijze voldoen van de motorrijtuigenbelasting. Het handelen van de garagehouder wordt conform bestendige jurisprudentie aan eiser toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag dan ook terecht aan eiser opgelegd.
De verzuimboete
7. In het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:844) is het volgende overwogen.
“ 2.3.2 Bij overtreding van een voorschrift dat wordt bestraft met een verzuimboete kan een belastingplichtige met vrucht een beroep doen op avas, indien hij feiten stelt en bij betwisting daarvan aannemelijk die meebrengen dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen (vgl. onder meer HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184, nr. 42687, BNB 2007/251).
In dit geval is de auto ter reparatie in bewaring gegeven bij een garagehouder onder de mededeling dat het kenteken van de auto was geschorst. Gedurende het verblijf van de auto bij de garagehouder is buiten medeweten van belanghebbende met de auto gebruik gemaakt van de openbare weg (zonder dat de auto was voorzien van een zogenoemd handelaarskenteken). Voor het Hof was niet in geschil dat ervan mag worden uitgegaan dat de garagehouder op de hoogte was van de aan de schorsing van een kenteken verbonden consequenties. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat bij belanghebbende enige schuld aanwezig is aan het feit dat te weinig belasting is geheven (vgl. HR 5 januari 2000, nr. 35076, ECLI:NL:HR: 2000:LJN AA4059, BNB 2000/85). Het oordeel van het Hof dat belanghebbende avas niet aannemelijk heeft gemaakt, getuigt derhalve van een onjuiste rechtsopvatting, zodat het middel slaagt”
8. De rechtbank is ten aanzien van de onderhavige verzuimboete alleen geroepen om te oordelen over de vraag of het gebruik met de auto van de openbare weg tenminste enigszins ook aan eiser te wijten is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser de garagehouder heeft verteld dat de auto geschorst was. Hij mocht er dan ook van uitgaan dat de garagehouder de auto niet, zoals hij wel gedaan heeft, aan de doorgaande weg zou parkeren. Dat eiser gedwaald heeft over het feit dat ook het erf van de garagehouder als openbare weg in de zin van artikel 5 Wet MRB wordt aangemerkt doet hieraan niet af. De auto is immers niet op dat erf aangetroffen maar op de openbare weg vlakbij dat erf. De conclusie is dat de auto op een deel van de weg stond dat ook niet naar algemeen spraakgebruik onder “erf” valt, waaruit volgt dat de garagehouder de afspraak met eiser heeft geschonden. Door die schending is het belastbare feit begaan. Ten aanzien van de locatie waar de auto feitelijk is aangetroffen heeft eiser dus wèl al hetgeen gedaan dat van hem redelijkerwijs verwacht kon worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de auto buiten de invloedsfeer van eiser op de openbare weg is geparkeerd en dat hij dit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van afwezigheid van alle schuld en dat de boetebeschikking derhalve dient te worden vernietigd.
9. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard voor zover het de boetebeschikking betreft. Voor het overige is het beroep ongegrond.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 27 maart 2018 gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.
w.g. griffier
w.g. rechter