Home

Rechtbank Noord-Nederland, 17-04-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1399, AWB - 17 _ 1980

Rechtbank Noord-Nederland, 17-04-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1399, AWB - 17 _ 1980

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
17 april 2018
Datum publicatie
23 april 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2018:1399
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1980

Inhoudsindicatie

IB/PVV.

Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat eiseres in het jaar 2012 een duurzame betrekking van persoonlijke aard had met Nederland. Hetgeen eiseres daartegen heeft ingebracht, acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te komen.

Op uitdrukkelijk verzoek van eiseres heeft de rechtbank drie getuigen gehoord. Toch kunnen de afgelegde verklaringen niet bijdrage aan eiseres' stelling, nu de getuigen alle drie hebben verklaard in het jaar 2012 eisers niet te hebben gezien.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 17/1980

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamerkamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde van eiseres] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 16 oktober 2015 aan eiseres een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.466. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 199 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] . Verder zijn ter zitting verschenen en gehoord de door eiseres opgeroepen getuigen [getuige] en [getuige] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres is geboren op [datum] te [plaats] , Suriname. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit.

1.2.

Eiseres ontving gedurende 2012 een WAO-uitkering van het UWV.

1.3.

Volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) was eiseres in de hierna te vermelden perioden op de hierna te noemen adressen woonachtig:

Van

Tot

Adres

5 november 2003

1 januari 2004

[A-straat]

[plaats in Suriname]

1 januari 2004

25 april 2005

[B-straat] [plaats in Suriname]

25 april 2005

28 juni 2007

Onbekend

25 maart 2008

11 september 2008

[C-straat]

[plaats in Nederland]

4 april 2011

13 juli 2012

[D-straat]

[plaats in Nederland]

13 juli 2012

18 september 2014

[E-straat]

[plaats in Nederland]

18 september 2014

5 januari 2015

[F-straat]

[plaats in Suriname]

5 januari 2015

1 maart 2016

[G-straat]

[plaats in Nederland]

1 maart 2016

heden

[H-straat]

[plaats in Nederland]

1.4.

Eiseres heeft drie kinderen, [dochter 1] , [dochter 2] en [dochter 3] , allen woonachtig in [plaats] .

1.5.

Eiseres hield in 2012 twee bankrekeningen in Nederland aan:

Rekening Bank

[1111.11.111] SNS

[2222.22.222] SNS

Volgens de bankafschriften van de eerstgenoemde rekening zijn in 2012 betalingen in Nederland gedaan voor onder meer boodschappen, bezoeken aan de dierenarts, de Staatsloterij, de Nationale Postcodeloterij, de Lotto, een AGIS-zorgverzekering, een uitvaartverzekering en een autoverzekering. Ook zijn via deze bankrekening krant-, telefoon-, tv- en internetabonnementen betaald. Daarnaast is van deze bankrekening geld opgenomen bij diverse Nederlandse geldautomaten. Al deze betalingen en opnames vonden plaats in Nederland en voor het overgrote deel in (de buurt van) [plaats in Nederland] .

1.6.

Eiseres maakte in 2012 van januari tot en met mei aan het eind van elke maand € 550,85 over naar tegenrekening [3333333] . In mei staat bij de overboeking van dit bedrag als omschrijving: ‘‘huur juni 2012 [D-straat] ’’. In juni betaalt eiseres € 435,68 aan Woningstichting [A] . Van juli tot en met december betaalt eiseres aan het begin van elke maand € 568,36 voor de huur van de [E-straat] .

1.7.

Eiseres heeft op 5 juni 2012 bij Woningstichting [A] te [plaats in Nederland] een woningaanvraag ingediend. Zij verzoekt tot het in gebruik nemen van de aangeboden woning aan de [E-straat] . Op het formulier heeft eiseres als huidig adres ingevuld [D-straat] .

1.8.

Verweerder heeft eiseres op 31 oktober 2013 uitgenodigd voor het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2012. Eiseres heeft op 12 januari 2014 een aangifte buitenland ingediend naar een verzamelinkomen van nihil. Op 16 oktober 2015 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2012 opgelegd. In deze aanslag wordt eiseres als binnenlands belastingplichtige aangemerkt. Haar UWV-uitkering ten bedrage van € 25.466 is als inkomen uit (vroegere) arbeid in de belastingheffing betrokken.

1.9.

Gemachtigde van eiseres heeft op 20 oktober 2015 bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2012.

1.10.

Op 1 december 2015 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Eiseres heeft tijdens dit gesprek onder andere verklaard dat zij in 2012 niet in Nederland woonde, maar dat ze vanwege haar WAO-uitkering op last van het UWV een postadres heeft moeten nemen in Nederland. Eiseres verklaart tevens dat zij zowel een ziektekostenverzekering in Nederland als in Suriname had en nog steeds heeft. Eiseres stelt dat ze in Suriname bij familie heeft ingewoond en dat zij de kosten van de huur en de energie heeft gedeeld met haar familielid en deze contant heeft betaald.

1.11.

Tot de stukken van het geding behoort een “Kennisgeving van verandering van werkelijke woonplaats” van de bevolkingsadministratie te [plaats in Suriname] , kantoor [X] . De ambtenaar belast met het bijhouden van de Bevolkingsregister van [X] heeft op 15 april 2010 aangetekend dat [eiseres] op die datum is verhuisd van [I-straat] naar [J-straat] .

1.12.

Tot de stukken van het geding behoort tevens een “Verklaring omtrent inschrijving” van de bevolkingsadministratie te [plaats in Suriname] , kantoor [X] , van 3 november 2014. Hierin wordt door de ambtenaar belast met het bijhouden van het Bevolkingsregister verklaard dat [eiseres] , wonende aan de [I-straat] “staat ingeschreven sedert dd: 14-3-2005 uit Nederland.”.

1.13.

[dochter 3] , dochter van eiseres, heeft op 1 oktober 2016 schriftelijk verklaard dat haar moeder in juni 2012 op vakantie naar Nederland kwam en daarna weer is vertrokken naar Suriname om voor haar oom te zorgen, die zwaar hartpatiënt is. Ter zitting is een tweede schriftelijke verklaring van [dochter 3] overgelegd waarin zij onder andere het volgende verklaart: “ Mijn relatie liep in 2012 stuk. Mijn moeder woonde in Suriname, dus ik kwam zonder woning te zitten. (…) Ik heb toen de woning aan [D-straat] onder gehuurd van de vriend van mijn beste vriendin. Dit terwijl mijn koopwoning aan [G-straat] werd gebouwd. Mijn moeder kwam in mei 2012 op vakantie naar Nederland, en is bij mij komen inwonen. Tevens heeft zij mij geholpen de huur van deze woning te betalen, daar ik niet in staat was de dubbele lasten alleen te betalen. Gelukkig kon ik in november eindelijk naar mijn eigen woning, en heb toen de huur opgezegd. Mijn moeder was intussen allang weer naar Suriname vertrokken.”.

1.14.

[dochter 1] , dochter van eiseres, heeft op 10 oktober 2016 schriftelijk verklaard dat haar moeder in juni 2012 naar Nederland is gekomen om zes weken met haar kinderen en kleinkinderen door te brengen. Ter zitting is een tweede schriftelijke verklaring van [dochter 1] overgelegd waarin zij onder andere het volgende verklaart: “Voor zover mij bekend is heeft mijn moeder van november 2003 tot en met december 2014 in Suriname gewoond. (…) De laatste jaren van haar verblijf in Suriname, dat is vanaf media 2013, is zij bij mijn schoonzus woonachtig geweest. Dit had te maken met het overlijden van mijn oom, haar jongere broer. Verder is het zo dat ik vanaf het vertrek van mijn moeder naar Suriname een pasje van de SNS bank had. Hiermee kon ik al haar zaken die nog in Nederland liepen regelen. Ik heb met toestemming van mijn moeder de bankpas ook een hele tijd aan mijn jongere zus, [dochter 2] gegeven. Dit vanwege het feit dat zij in de problemen was. Ze is haar woning in april 2012 uitgezet. Daar ze geen ander slaapplaats had met haar zoontje van 3 jaar, heeft mijn moeder toen een woonruimte aan [E-straat] voor haar in orde gemaakt toen ze hier in mei 2012 op vakantie was. ”.

1.15.

[dochter 1] is van 24 november 2003 tot en met 31 december 2014 als gemachtigde aan de bankrekening [1111.11.111] gekoppeld geweest.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres in 2012 binnenlands belastingplichtige was in Nederland als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB).

3. Eiseres stelt dat haar fiscale woonplaats in het onderhavige jaar niet in Nederland was gelegen. Eiseres voert aan dat zij veruit het grootste gedeelte van het jaar in het buitenland verbleef. Zij bleef gedurende het jaar 2012 voor het grootste gedeelte in [plaats] , Suriname. Zij stelt dat zij enkel rond de maanden juni en juli in Nederland verbleef. Eiseres stelt dat zij haar dochters gedurende het jaar 2012 financieel heeft ondersteund en enkele keren heeft geholpen met het betalen van huur. Daarnaast stelt zij dat dochter [dochter 1] gebruik mocht maken van de bankpas van de bankrekening met nummer [1111.11.111] (hierna: de bankrekening). Ten aanzien van de contante opnames in Nederland heeft eiseres verklaard dat het haarzelf in Suriname vaak niet lukte om geld te pinnen. Haar dochter deed dat daarom voor haar in Nederland. De gepinde bedragen werden door haar dochter op Schiphol afgeleverd bij een goede kennis, die crewlid van Surinam Airways was, en werden vervolgens in Suriname door eiseres in ontvangst genomen.

4. Verweerder stelt dat de fiscale woonplaats van eiseres in 2012 in Nederland is gelegen. Dit volgt volgens verweerder uit de door hem vastgestelde feiten. Verweerder wijst er hierbij op dat met name uit de bankrekening het beeld naar voren komt dat eiseres voornamelijk in Nederland geld heeft opgenomen en betalingen heeft gedaan voor zaken en/of diensten in Nederland.

5. Ingevolge artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) wordt naar de omstandigheden beoordeeld waar iemand woont. Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat een natuurlijk persoon zijn woonplaats in Nederland heeft indien deze persoon daarmee een duurzame betrekking van persoonlijke aard heeft. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig andere land, zodat voor een woonplaats in Nederland niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt (vgl. HR 4 maart 2011, nr. 10/04026, ECLI:NL:HR:2011:BP6285; HR 12 april 2013, nr. 12/02980, ECLI:NL:HR:2013:BZ6824).

6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat eiseres in het jaar 2012 een duurzame betrekking van persoonlijke aard had met Nederland. Die duurzame band van persoonlijke aard volgt naar het oordeel van de rechtbank met name uit de volgende feiten en omstandigheden:

- Eiseres had de Nederlandse nationaliteit;

- De drie dochters van eiseres en haar kleinkinderen woonden in 2012 in Nederland;

- Eiseres stond volgens de GBA geheel 2012 op Nederlandse woonadressen ingeschreven (zie 1.3), waarvoor zij elke maand een bedrag betaalde (zie 1.6);

- Eiseres hield in het onderhavige jaar in Nederland bankrekeningen aan (zie 1.5);

- Van de bankrekening met het nummer [1111.11.111] zijn regelmatig en voornamelijk betalingen gedaan voor zaken en/of diensten in Nederland en bedragen opgenomen bij geldautomaten in Nederland (zie 1.5);

- Eiseres is in 2012 voor ziektekosten verzekerd bij AGIS, zijnde een Nederlands zorgverzekeraar en zij maakt in Nederland gebruik van medische voorzieningen;

- Eiseres maakte gebruik van een in Nederland gevestigde dierenarts ( [dierenarts] ). Zij betaalt ook premies bij Proteq Dier & zorg;

- Eiseres heeft een abonnement op de Telegraaf en bij T-Mobile en neemt deel aan diverse Nederlandse loterijen.

7. Hetgeen belanghebbende daartegen heeft ingebracht, acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te komen. De omstandigheid dat, zoals eiseres stelt, haar voorkeur ernaar uitgaat om in Suriname te wonen en zij daar meerdere jaren van haar leven heeft gewoond, sluit de aanwezigheid van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland in 2012 niet uit. De rechtbank betrekt daarbij bovendien in haar overwegingen dat eiseres de door haar gestelde woonplaats in Suriname in het geheel niet heeft kunnen onderbouwen met schriftelijke bewijsstukken. Zo zijn er geen huurovereenkomsten en/of bewijzen van huurbetalingen voor een huis in Suriname overgelegd, geen kopieën van vliegtickets of bewijzen van betalingen van dergelijke tickets van en naar Suriname, geen bewijzen van pinopnames of uitgaven voor levensonderhoud in Suriname, geen bewijzen van de gestelde ziektekostenverzekering in Suriname en tevens geen bewijzen van een verzekering dan wel (onderhouds)kosten van de auto waarover eiseres in Suriname zou beschikken. Eiseres heeft wel twee verklaringen van de bevolkingsadministratie te [plaats in Suriname] overgelegd (zie 1.11 en 1.12). In het licht van het ontbreken van overige bewijsstukken acht de rechtbank die verklaringen van te weinig belang, zeker nu uit de bij 1.11 vermelde kennisgeving niet volgt dat eiseres in 2012 in Suriname woonachtig was.

8. Ter zitting heeft de rechtbank op uitdrukkelijk verzoek van eiseres drie getuigen gehoord, [getuige] , [getuige] en [getuige] . Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door deze personen ter zitting afgelegde verklaringen niet bijdragen aan eiseres’ stelling dat zij in 2012 in Suriname woonde. Van eigen waarneming door deze personen omtrent de woonplaats van eiseres in 2012 kan namelijk geen sprake zijn, aangezien de getuigen alle drie hebben verklaard in het jaar 2012 eiseres niet te hebben gezien, noch te hebben gesproken. Voorts heeft gemachtigde van eiseres ter zitting verklaringen van [dochter 1] en [dochter 3] overgelegd. De rechtbank hecht weinig waarde aan deze verklaringen, nu zij afkomstig zijn van dochters van eiseres en zij in 2018 zijn afgelegd, terwijl zij betrekking hebben op de feitelijke situatie in 2012.

9. Eiseres’ stelling dat (een deel van) de uitgaven en opnamen van de bankrekening in Nederland feitelijk niet door haar zouden zijn gedaan, maar door haar dochter(s), acht de rechtbank niet geloofwaardig. Eiseres heeft namelijk in het geheel niet gespecificeerd wanneer en tot welke bedragen de dochter(s) dan opnamen of uitgaven zou(den) hebben gedaan. Uit de aard, dan wel het patroon van de opnamen en uitgaven is dit eveneens niet te herleiden. Bovendien werd op de bankrekening de enige bron van inkomen van eiseres, te weten de WAO-uitkering, gestort en komt het de rechtbank daarom onwaarschijnlijk voor dat eiseres de zeggenschap daarover geheel, dan wel ten dele, aan haar dochter(s) zou afstaan. De verklaring van eiseres over het overbrengen van contanten vanuit Nederland via de crew van Surinam Airways acht de rechtbank onaannemelijk. Een dergelijke omslachtige wijze van overdracht van contanten komt de rechtbank onlogisch voor, enerzijds omdat het volgens de bankafschriften maar om relatief kleine contante opnamen kan gaan en anderzijds omdat eiseres heeft verklaard dat in [plaats in Suriname] in ieder geval 3 pinautomaten aanwezig zijn waar zij met haar Nederlandse bankpas kon pinnen.

10. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres in het onderhavige jaar in Nederland woonde in de zin van artikel 4 van de AWR. Eiseres was dus in 2012 binnenlands belastingplichtig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001. Het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2012 is daarom ongegrond.

11. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de beschikking belastingrente. Het bedrag van de belastingrente volgt het bedrag van de aanslag.

12. Het beroep is ongegrond.

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van E.M. Lenting, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.

w.g. griffier w.g. rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel