Rechtbank Noord-Nederland, 18-09-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3708, AWB - 17 _ 3378
Rechtbank Noord-Nederland, 18-09-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3708, AWB - 17 _ 3378
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 18 september 2018
- Datum publicatie
- 29 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2018:3708
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:3266, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 3378
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting reeds terugbetaald voor de uitspraak op bezwaar. Belang eiser alleen gelegen in de vergoeding van de proceskosten. Alleen indien naheffingsaanslag onrechtmatig is opgelegd.
Uitspraak
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3378
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 18 september 2018 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr.drs. [gemachtigde eiseres] ),
en
(gemachtigde: mr. [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 20 september 2017 op het bezwaarschrift van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2018. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Volgens het zogenoemde Track & Trace systeem van PostNL is de aangetekend verzonden uitnodiging op het juiste adres aangeboden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [gemachtigde verweerder 2] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het geschil vloeit voort uit een opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting ad
€ 1,20 met kosten ad € 61, totaal € 62,20, met dagtekening 5 augustus 2016, waartegen door eiser op 30 augustus 2016 bezwaar is gemaakt. Bij uitspraak van 26 juli 2017 heeft deze rechtbank een eerdere uitspraak op dat bezwaar (houdende de ongegrondverklaring van het bezwaar) vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe besluit te nemen op het bezwaar, omdat -kort gezegd- het hoorrecht was geschonden.
3. Bij de in geding zijnde uitspraak op bezwaar van 20 september 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat eiser niet is verschenen op de hoorzitting en niet heeft gereageerd op de brief van 31 augustus 2016, waaruit wordt afgeleid dat eiser niet kan aantonen dat hij aan zijn belastingplicht heeft voldaan. Voorts is in die uitspraak het volgende vermeld:
4. Namens eiser is tegen deze uitspraak wederom beroep ingesteld om reden dat verweerder het hoorrecht heeft geschonden en eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld de gronden van het bezwaar aan te vullen. Voorts is gesteld dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheid door een besluit te nemen waarvan verweerder (gelet op de onzorgvuldige wijze van totstandkoming) weet of redelijkerwijs kon weten dat dat besluit in een daartegen geëntameerde procedure geen stand zal houden. Eiser verzoekt het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak op bezwaar te vernietigen, zelf in de zaak te voorzien en verweerder te veroordelen in de integrale proceskosten. Daarbij is een kopie van een parkeerticket d.d. 5 augustus 2016 genummerd 6230 en 6231 overgelegd.
5. Verweerder heeft niet bestreden dat het hoorrecht wederom is geschonden en zich gerefereerd ten aanzien van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. Hij heeft echter gesteld dat er geen aanleiding is om tot vergoeding van (integrale) proceskosten over te gaan. Daarbij is er op gewezen dat het geringe geldelijke belang geen kosten van rechtsbijstand rechtvaardigt, ook niet in geval van 'no cure, no pay'. Eiser is zijn gemachtigde gelet op de 'no cure no pay'- afspraak geen enkele vergoeding verschuldigd, zodat geen sprake is of kan zijn van kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht die eiser in verband met de behandeling van het beroep en/of bezwaar heeft moeten maken. Door verweerder is onder meer een kopie overgelegd van de foto die is gemaakt van de op 5 augustus 2016 op het dashboard van de auto aangetroffen situatie, houdende een omgedraaid parkeerticket met op die achterzijde de nummers 6231 en 6230 .
6. Nu de parkeerbelasting die was nageheven, reeds voor de uitspraak op bezwaar aan eiser was terugbetaald én verweerder in de uitspraak op bezwaar kenbaar had gemaakt deze niet opnieuw te zullen gaan heffen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van eiser bij het onderhavige beroep enkel kan zijn gelegen in de vergoeding van de proceskosten. Ten aanzien van de kosten van de bezwaarprocedure zou eiser daarop alleen aanspraak hebben kunnen maken indien de naheffingsaanslag onrechtmatig was opgelegd (artikel 7:15, lid 2 Awb). De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat dat het geval was.
7. De naheffingsaanslag is opgelegd omdat het parkeerticket omgedraaid op het dashboard lag. Uit de door verweerder overgelegde foto blijkt ook dat er alleen een omgedraaid ticket zichtbaar was. Door eiser is weliswaar gesteld dat die foto nooit eerder is overgelegd en niet van de auto van eiser zou zijn. De rechtbank volgt eiser daarin echter niet. Zo heeft eiser op zich niet betwist dat het parkeerticket omgedraaid in zijn auto lag, heeft eiser zelf ook eerst bij het onderhavige beroepschrift een kopie van het parkeerticket, waaruit zijn betaling zou blijken, overgelegd én blijkt uit vergelijking van dat ticket met die op de foto van verweerder dat sprake is van dezelfde ticketnummers: 6230 en 6231. Voorts acht de rechtbank van belang dat reeds in de naheffingsaanslag van 5 augustus 2016 de volgende toelichting is vermeld:
"Parkeerticket is omgekeerd geplaatst. Ticketnummer 6230 … U kunt uw ticket met uw naheffingsaanslag tonen op het parkeerservicebureau."
Gelet daarop houdt de rechtbank het ervoor dat de naheffingsaanslag is opgelegd omdat, als gevolg van een omgedraaid parkeerticket, niet was gebleken dat de parkeerbelasting was betaald, zodat niet gezegd kan worden dat het opleggen daarvan onrechtmatig was. Door eiser is niet aannemelijk gemaakt dat het ticket correct op het dashboard lag, terwijl hij reeds vanaf het moment dat de naheffingsaanslag was opgelegd, op de hoogte was van de reden.
8. Het voorgaande brengt met zich dat voor de in bezwaar gemaakte kosten geen vergoeding behoeft plaats te vinden. Nu het belang van de beroepsprocedure nog enkel was gelegen in de vergoeding van de proceskosten in bezwaar, is de rechtbank van oordeel dat er evenmin grond is om de proceskosten in beroep te vergoeden; het in verband met dat belang ingestelde beroep is immers ongegrond.
9. Weliswaar is de rechtbank - met eiser- van oordeel dat wederom sprake was van schending van de hoorplicht omdat verweerder -zo heeft verweerder niet betwist- daar niet op correcte wijze invulling aan heeft gegeven. Dat maakt een en ander echter niet anders, nu -zoals hiervoor reeds is aangegeven- het belang bij het onderhavige beroep feitelijk enkel nog was gelegen in het verkrijgen van een vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Voor de kosten in bezwaar kan daarop echter -zoals hiervoor ook reeds is overwogen- geen aanspraak gemaakt worden.
10. Het beroep is op grond van voorgaande ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 18 september 2018 gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Flik, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.
w.g. griffier
w.g. rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.