Home

Rechtbank Noord-Nederland, 02-05-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1927, AWB - 18 _ 2846

Rechtbank Noord-Nederland, 02-05-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1927, AWB - 18 _ 2846

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
2 mei 2019
Datum publicatie
8 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:1927
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2846

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting: Voor het gedeelte van de woning (het dak) dat wordt gebruikt ten behoeve van zonnepanelen, bestaat recht op aftrek van voorbelasting in de kosten die daar op zien.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 18/2846

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Eiser heeft door middel van het indienen van een negatieve suppletie op 7 juni 2018 bezwaar gemaakt tegen de eigen aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2018 en gesteld dat hij recht heeft op een teruggaaf van € 5.039.

Bij uitspraak op bezwaar van 22 augustus 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij beslist dat eiser recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2018 van € 904.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019. Eiser is daar verschenen. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .

Volgens ter zitting gemaakte afspraken heeft eiser na de zitting nog stukken (1.3.a. tot en met 1.3.g.) bij de rechtbank ingediend, die in kopie aan verweerder zijn gezonden. Deze stukken zijn voor partijen en voor de rechtbank geen aanleiding geweest om het vooronderzoek te heropenen.

Eiser heeft na de zitting tevens een formulier proceskosten bij de rechtbank ingediend. Dit stuk is voor de rechtbank evenmin aanleiding geweest om het vooronderzoek te heropenen. Dit stuk is aan eiser retour gezonden.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser heeft op [datum] 2016 een koop-aannemingsovereenkomst gesloten voor het bouwen van een woonhuis met garage.

1.2.

Voor het plaatsen van zonnepanelen heeft eiser op [datum] 2017 een nota ontvangen van € 4.305 vermeerderd met € 904,05 aan omzetbelasting.

1.3.

In verband met de bouw van de woning heeft eiser onder meer de volgende nota’s ontvangen:

a. [datum] 2017: € 30.682 vermeerderd met € 6.443 aan omzetbelasting;

b. [datum] 2017: € 30.682 vermeerderd met € 6.443 aan omzetbelasting;

c. [datum] 2017: € 30.682 vermeerderd met € 6.443 aan omzetbelasting;

d. [datum] 2017: € 30.682 vermeerderd met € 6.443 aan omzetbelasting;

e. [datum] 2017: € 30.682 vermeerderd met € 6.443 aan omzetbelasting;

f. [datum] 2017: € 30.682 vermeerderd met € 6.443 aan omzetbelasting;

g. [datum] 2017: € 20.455 vermeerderd met € 4.295 aan omzetbelasting;

h. [datum] 2017: € 10.556 inclusief € 1.832,03 aan omzetbelasting (meerwerk);

i. [datum] 2017: € 2.646,90 inclusief € 459,38 aan omzetbelasting (meerwerk).

1.4.

Eiser heeft voor het eerste kwartaal van 2018 een aangifte omzetbelasting ingediend, waarbij hij € 0 omzet, € 0 af te dragen omzetbelasting en € 0 voorbelasting heeft aangegeven.

1.5.

In zijn toelichting op de als bezwaarschrift aangemerkte suppletie heeft eiser het volgende gesteld:

“Op grond van uitspraak gerechtshof Arnhem - Leeuwarden (28 november 2017, nr

16/01522,ECLI:NL:GHARL:2017:10387) is mijn zienswijze dat 18m2 aan dakoppervlak

voor het gebruik van de zonnepanelen als zakelijk mag worden gezien en waarvoor de BTW

over de bouw van dat deel van onze nieuwbouwwoning kan worden teruggevraagd. De

woning is eind 2017 in gebruik in genomen en het 1e kwartaal (februari) 2018 zijn de

zonnepanelen aangemeld bij onze energieleverancier. De berekening is als volgt:

Het woonoppervlak bedraagt 179 m2.

Het dakoppervlak bedraagt 18m2 (12 X 1,5m2)

Het totale nuttige oppervlakte is dan 197m2

De totale aanneemsom bedraagt E 260.702,90. De BTW bedraagt E 45.246

De verhouding zakelijk/privé is 18/197

Dat houdt in dat 9,14% van de totaal BTW a E 4135 kan worden teruggevraagd

Het totaal aan BTW dat wordt teruggevraagd bedraagt:

E 904

E 4135 +

--------

E 5039”

1.6.

In zijn uitspraak op bezwaar heeft verweerder alsnog de aftrek van € 904 aan omzetbelasting vanwege de koop en aanleg van zonnepanelen toegestaan. Verweerder heeft de aftrek van omzetbelasting vanwege de kosten van het dak geweigerd.

Geschil en beoordeling

vooraf

2. De rechtbank overweegt dat de onder 1.4. vermelde aangifte omzetbelasting een nihilaangifte betreft. De rechtbank overweegt voorts dat bij een nihilaangifte de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ingaat op de laatste dag van tijdige betaling als belasting verschuldigd zou zijn geweest. In dit geval was de uiterste betaaldag 30 april 2018 zodat de als bezwaarschrift aangemerkte suppletie binnen de bezwaartermijn is ingediend.

inzake het inhoudelijke geschil

3. In geschil is de aftrek van omzetbelasting voor het gedeelte van de woning (het dak) dat wordt gebruikt ten behoeve van de zonnepanelen, ten bedrage van € 4.135.

4. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij de bouw van zijn woning, de oorspronkelijke plannen heeft aangepast ten behoeve van de plaatsing van zonnepanelen. Zo is de woning anders gesitueerd en is voor een dwarskap gekozen in plaats van een frontkap. Eiser is daarom onder verwijzing naar de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10387, van mening dat het dak voor de omzetbelasting als zakelijk mag worden aangemerkt en dat de omzetbelasting die ziet op de kosten voor het dak, overeenkomstig de berekening in zijn bezwaarschrift, die is gebaseerd op voormelde hofuitspraak, alsnog in aftrek moet worden gebracht.

5. Verweerder is primair van mening dat er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband is tussen de kosten van het dak en het exploiteren van de zonnepanelen. Verweerder is van mening dat het tegen de hofuitspraak ingestelde cassatieberoep zal slagen. Subsidiair is verweerder van mening dat wanneer eiser recht op aftrek van voorbelasting met betrekking tot het dak zou hebben, het dak een dermate klein onderdeel van de woning vormt dat het bedrag aan omzetbelasting dat in de betreffende kosten daarvan zit, verwaarloosbaar is.

6. De rechtbank overweegt ten aanzien van de na de zitting toegezonden stukken van eiser als volgt. Deze stukken betreffen de onder 1.3.a. tot en met 1.3.g. vermelde nota’s. Verweerder heeft eerst ter zitting nog het standpunt ingenomen dat eiser geen recht op aftrek van omzetbelasting heeft omdat hij geen nota’s had overgelegd. De rechtbank ziet dit standpunt van verweerder met overlegging van de nota’s door eiser voldoende weersproken.

7. De rechtbank stelt voorts vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eisers woning behoudens de zonnepanelen als woning en niet voor btw-belastbare prestaties wordt gebruikt. Tevens is tussen partijen niet in geschil dat de woning een oppervlakte heeft van 179 m² en het gedeelte van het dak dat voor de zonnepanelen wordt gebruikt een oppervlakte heeft van 18 m². Tenslotte is tussen partijen niet in geschil dat de zonnepanelen als roerende zaken moeten worden aangemerkt en dat deze niet zijn geïntegreerd in het dak en/of de woning.

8. De rechtbank is van oordeel dat ondanks dat sprake is van twee afzonderlijke goederen, de woning en de zonnepanelen, door de bevestiging van de zonnepanelen aan de woning, het gebruik van de woning is gewijzigd. Dat deel van de woning, het dak, staat niet alleen ten dienste van de nuttige ruimtes in de woning, maar wordt ook gebruikt voor de ondersteuning van de exploitatie van de zonnepanelen en heeft dus een zakelijke functie gekregen. Dit klemt te meer nu eiser ter zitting onweersproken heeft gesteld dat hij bij de bouw van de woning aanpassingen (situering en andere kap) heeft doorgevoerd ten gunste van de plaatsing van de zonnepanelen. Nu het betreffende gedeelte van het dak als zakelijk voor de omzetbelasting moet worden aangemerkt, bestaat er, naar het oordeel van de rechtbank, recht op aftrek van voorbelasting in de kosten die daar op zien.

9. Inzake de hoogte van het recht op aftrek heeft verweerder de door eiser opgestelde berekening betwist, maar geen alternatieve berekening overgelegd. Verweerder heeft slechts ter zitting gesteld dat hij voorbij gaat aan de onder punt 3 aangehaalde uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en dat het als zakelijk aan te merken gedeelte van de woning slechts tienden van procenten betreft, zodat de omzetbelasting die ziet op de kosten daarvan verwaarloosbaar is. De rechtbank ziet in hetgeen verweerder heeft aangevoerd geen aanleiding om de uitkomsten van voormelde uitspraak van het gerechtshof niet te volgen.

10. Aansluitend bij die uitspraak van het gerechtshof dient het zakelijk gebruik van de woning te worden berekend aan de hand van de oppervlaktes van de nuttige ruimtes van de woning. Nu tussen partijen geen geschil bestaat over de oppervlaktes (zie overweging in punt 5) is de rechtbank van oordeel dat eiser zijn aftrek juist heeft berekend. De rechtbank neemt daarbij nog in aanmerking dat de berekening van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ziet op de totale investering van de woning. Verweerders stelling dat in het onderhavige geval de omzetbelasting die ziet op de kosten die zien op het meerwerk (1.3.h. en 1.3.i.) in geen geval in aftrek kan worden gebracht, faalt daarom. De beschikking teruggaaf omzetbelasting dient (nader) te worden vastgesteld op (€ 904 + € 4.135=) € 5.039.

11. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.

12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat eiser voor het einde van het onderzoek ter zitting heeft gesteld, noch aannemelijk heeft gemaakt, ondanks de gelegenheid die hij hiertoe heeft gekregen, dat hij kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

stelt de beschikking teruggaaf omzetbelasting vast op in totaal € 5.039;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van

mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2019.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.