Home

Rechtbank Noord-Nederland, 27-06-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:2786, AWB - 18 _ 2851

Rechtbank Noord-Nederland, 27-06-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:2786, AWB - 18 _ 2851

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
27 juni 2019
Datum publicatie
15 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:2786
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2851

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. Niet aannemelijk dat sprake is van een gemeubileerde woning.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 18/2851, 18/2852 en 18/2853

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor de jaren 2015, 2016 en 2017 met dagtekening 5 april 2018 aan eiser aanslagen forensenbelasting opgelegd naar bedragen van respectievelijk € 811,50, € 828 en € 845.

Bij uitspraken op bezwaar, verzonden op 24 juli 2018, heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft nadere stukken ingediend.

Partijen hebben de rechtbank meegedeeld dat zij geen onderzoek ter zitting wensen.

De rechtbank heeft bij brief van 26 februari 2019 partijen verzocht om schriftelijk nadere inlichtingen te geven. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan. Eiser heeft daarbij tevens gereageerd op de gegeven inlichtingen van verweerder. Verweerder heeft vervolgens van de hem geboden mogelijkheid gebruik gemaakt om te reageren op de door eiser gegeven inlichtingen.

De rechtbank heeft zonder zitting het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser is sinds 1999 eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat #1] te [B] . Deze onroerende zaak betreft een monumentale boerderij uit circa 1.700 en bestaat uit een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsschuur. De bedrijfsschuur wordt gebruikt voor de berging van agrarische werktuigen.

1.2.

De onroerende zaak heeft een water- en elektriciteitsaansluiting alsmede een aansluiting op de riolering.

1.3.

Volgens een nota van waterbedrijf Vitens inzake het leveringsadres “ [a-straat #1] [#] ” is in de periode van 2 maart 2017 tot en met 19 februari 2018 in totaal 2 m³ water verbruikt. Volgens een nota van elektriciteitsbedrijf Essent inzake het leveringsadres “ [a-straat #1] ” is in de periode van 17 maart 2017 tot en met 11 maart 2018 in totaal 286 kWh elektriciteit verbruikt. In de periode 2015/2016 is volgens de op die nota weergegeven staafdiagram inzake het gebruik 258 kWh elektriciteit verbruikt en in de periode 2016/2017 is 204 kWH elektriciteit verbruikt.

1.4.

Eiser heeft geen hoofdverblijf in de gemeente Westerveld.

1.5.

In zijn bezwaarschrift heeft eiser meegedeeld dat hij de bij de onroerende zaak behorende woning niet aan derden in gebruik heeft gegeven vanwege de kostbare authentieke elementen die zich in de woning bevinden. Tevens heeft eiser meegedeeld dat de onroerende zaak niet beschikt over een slaapgelegenheid. Verder heeft eiser bij zijn bezwaarschrift de bij 1.3 bedoelde meterstanden overgelegd.

1.6.

Naar aanleiding van de door de rechtbank gevraagde inlichtingen heeft eiser in zijn brief van 2 april 2019 meegedeeld dat in de woning enig meubilair aanwezig is, zoals een afgedankt bankstelletje en een afgedankt tafeltje met vier stoelen. Dit meubilair is volgens eiser geplaatst met de bedoeling om ongewenste indringers buiten te sluiten vanwege het schijnbare gebruik van de woning. Eiser heeft in voormelde brief verder verklaard dat de onroerende zaak beschikt over een (beperkte) toiletvoorziening, maar dat deze buiten gebruik is gesteld vanwege mogelijke lekkages. Overigens beschikt de onroerende zaak niet over sanitaire voorzieningen en er is geen enkele slaapvoorziening aanwezig.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of eiser voor de jaren 2015, 2016 en 2017 terecht, en zo ja, naar de juiste bedragen is aanslagen voor de forensenbelasting.

Juridisch kader

3.1

Ingevolge artikel 2 van de op artikel 223 van de Gemeentewet berustende Verordening forensenbelasting 2015, Verordening forensenbelasting 2016 en Verordening forensenbelasting 2017 (de verordeningen) wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

3.2

Volgens vaste jurisprudentie is van een gemeubileerde woning in de zin van artikel 2 van de verordeningen sprake indien de woning op zichzelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam - zij het niet bepaaldelijk in alle jaargetijden - voor normale menselijke bewoning te dienen, zonder dat acht wordt geslagen op de mate waarin daarvan werkelijk gebruik wordt gemaakt (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3878 en het arrest van de Hoge Raad van 26 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1571).

Belastingplicht

4.1

Eiser stelt dat hij niet belastingplichtig is voor de forensenbelasting. Volgens hem kan niet kan worden gezegd dat hij in de jaren 2015, 2016 en 2017 op meer dan negentig dagen van die jaren een gemeubileerde woning beschikbaar heeft gehouden. Eiser voert hiertoe aan dat de woning al twintig jaar niet bewoond is. De woning kan vanwege de ontbrekende voorzieningen, zoals een slaapgelegenheid en bruikbare sanitaire voorzieningen en verder wegens onvoldoende ventilatie en isolatie en lichttoetredingen volgens het bouwbesluit niet bewoond worden. Het treffen van inwendige voorzieningen voor de noodzakelijke bewoonbaarheid zijn financieel niet voor handen. Alle financiële middelen zijn gebruikt om het monumentale pand uitwendig te onderhouden door herstel van gevels en daken, zodat het pand in zijn verschijning als monument zijn blijvende waarde blijft behouden. Het in de woning aanwezige (afgedankte) meubilair is uitsluitend bedoeld om ongewenste indringers buiten de sluiten vanwege het schijnbare gebruik van de woning. Het gebruik van de woning bestaat slechts uit werkzaamheden ter voorkoming en reparatie van schade. Dat de woning praktisch niet is gebruikt, volgt eveneens uit de meterstanden van het water- en elektriciteitsbedrijf.

4.2

Verweerder stelt dat eiser wel belastingplichtig is voor de forensenbelasting. Volgens verweerder heeft eiser in elk van de jaren 2015, 2016 en 2017 voor meer dan negentig dagen voor zich een gemeubileerde woning beschikbaar gehouden. Hiervoor is voldoende dat eisers woning beschikt over de elementaire voorzieningen, zoals een water- en elektriciteitsaansluiting. Het gaat er volgens verweerder om dat de mogelijkheid om de woning te gebruiken aanwezig moet zijn. Of eiser de woning daadwerkelijk meer dan negentig dagen per jaar gebruikt, is niet bepalend voor de belastingplicht. Ditzelfde geldt ten aanzien van de mate waarin de woning is ingericht met meubilair, aldus verweerder.

4.3

De rechtbank overweegt dat het geschil zich toespitst op de vraag of sprake is van een gemeubileerde woning in de zin van artikel 2 van de verordeningen. Ter beantwoording van die vraag verwijst de rechtbank naar de bij 3.2 vermelde jurisprudentie. De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen eiser naar voren heeft gebracht (zie bij 4.1), de woning niet geschikt is om, in welk jaargetijde dan ook, enigszins duurzaam voor normale menselijke bewoning te dienen. Hierbij acht de rechtbank met name van belang dat de woning volgens eiser niet beschikt over bruikbare sanitaire voorzieningen en over slaapgelegenheid. De rechtbank betrekt bij haar oordeel tevens dat, gezien de overgelegde meterstanden van het water- en elektriciteitsbedrijf, aannemelijk is dat de woning ook daadwerkelijk niet tot enigszins duurzame bewoning heeft gediend. Ook hierin ziet de rechtbank een aanwijzing dat de woning niet geschikt is om voor normale menselijke bewoning te dienen. Verweerder, op wie de bewijslast rust, heeft tegenover hetgeen eiser naar voren heeft gebracht naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat wel sprake is van een gemeubileerde woning. Het enkele feit dat de woning beschikt over een water- en elektriciteitsaansluiting acht de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat de woning geschikt is om voor normale, naar de huidige maatschappelijke maatstaven, menselijke bewoning te dienen. De rechtbank wijst verweerder er hierbij op dat het, gezien de door eiser al in zijn bezwaarschrift aangevoerde feiten en omstandigheden met betrekking tot de staat en inrichting van de woning, op zijn weg had gelegen om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie en dat het achterwege laten hiervan voor zijn rekening en risico komt.

4.4

Uit het voorgaande volgt dat verweerder eiser ten onrechte heeft betrokken in de forensenbelasting.

5. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt zowel de uitspraken op bezwaar als de aanslagen forensenbelasting.

6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank heeft alleen in de zaak 18/2851 griffierecht geheven, zodat verweerder alleen voor die zaak het door eiser betaalde griffierecht behoeft te vergoeden.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de aanslagen forensenbelasting;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- draagt verweerder op het voor de zaak 18/2851 betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2019.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel