Home

Rechtbank Noord-Nederland, 03-10-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4059, AWB - 18 _ 2525

Rechtbank Noord-Nederland, 03-10-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4059, AWB - 18 _ 2525

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
3 oktober 2019
Datum publicatie
28 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:4059
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2525

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Voor toepassen interne compensatie is niet vereist dat sprake moet zijn van een nieuw feit. Tevergeefs beroep op vertrouwensbeginsel. Boetes terecht.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 18/2525, 18/2526 en 18/2527

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 3 oktober 2019 in de zaak tussen

(gemachtigde: [X] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2013 aan eiseres met dagtekening 18 november 2017 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 79.172. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 617 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 954.

Voor het jaar 2014 heeft verweerder aan eiseres met dagtekening 16 december 2017 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 72.809. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 364 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 441.

Met dagtekening 23 december 2017 heeft verweerder aan eiseres een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 86.636. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 88 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 173.

Bij beschikking van 6 januari 2018 heeft verweerder de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 78.151. De belastingrente heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 560 en de vergrijpboete heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 426.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 april 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 en de daarbij gegeven belastingrente- en boetebeschikking ongegrond verklaard.

Het bezwaar van eiseres gericht tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 en de daarbij gegeven belasting- en boetebeschikking heeft verweerder bij zijn uitspraken op bezwaar van 5 april 2018 gegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder de aanslag vennootschapsbelasting verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 71.911. De belastingrente heeft verweerder dienovereenkomstig verminderd en de vergrijpboete heeft verweerder verminderd tot € 396.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 april 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 en de daarbij gegeven belastingrente- en boetebeschikking ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] , [naam] en [naam] . De zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken van eiseres met de zaaknummers 18/2523 en 18/2524 alsmede de zaak van [A] B.V. met het zaaknummer 18/2528.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

[X] ( [X] ) is directeur en enig aandeelhouder van eiseres.

1.2.

Eiseres houdt ledencertificaten van [coöperatie] ( [coöperatie] ). [X] verricht als werknemer van eiseres accountancy- en adviesdiensten voor deze coöperatie, waarvoor eiseres een managementvergoeding ontvangt.

1.3.

De dagelijkse administratie van eiseres wordt gevoerd door de echtgenote van [X] , [Y] ( [Y] ), die in dienstbetrekking tot eiseres staat. [Y] stelt de balans en de verlies- en winstrekening op. De aangiften vennootschapsbelasting worden gedaan door medewerkers van [coöperatie] .

1.4.

Met ingang van 13 maart 2013 staan [X] en [Y] op het adres [a-straat #1] te [P] ingeschreven. Dit betreft een nieuw gebouwde woning (de nieuwe woning). Dit adres wordt vanaf deze datum tevens als vestigingsadres voor eiseres gehanteerd.

1.5.

Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van eiseres’ aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2015. Het boekenonderzoek betrof tevens de aangiften omzetbelasting en loonheffingen van eiseres alsmede de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van [X] over dezelfde periode. Daarnaast zijn over deze periode de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting van [A] B.V., waarvan [X] alle aandelen houdt, onderzocht. Verweerder heeft van zijn bevindingen naar aanleiding van dit boekenonderzoek een op 5 december 2017 gedateerd rapport opgemaakt.

1.6.

In paragaaf 3.1.3 van het rapport van het boekenonderzoek heeft verweerder aangekondigd dat hij de door eiseres in haar aangiften vennootschapsbelasting bij het bepalen van haar belastbare winst in aanmerking genomen afschrijvingskosten met betrekking tot investeringen in inventaris en inrichting in de nieuwe woning zal corrigeren. Verweerder heeft hierbij aangekondigd dat hij tevens de door eiseres aangegeven belastbare winst zal corrigeren met de over deze investeringen berekende omzetbelasting. Deze omzetbelasting bedraagt over de jaren:

2013: € 1.476

2014: € 373

2015: € 334.

1.7.

Ten aanzien van de verantwoorde kosten staat in paragraaf 3.2.1 van het rapport van het boekenonderzoek vermeld dat uit “het onderzoek blijkt dat diverse kosten zijn verantwoord, waarvan niet is aangetoond dat deze zakelijk voor de vennootschap zijn.

(…)

Tijdens de bespreking van 30 november 2017 heeft belastingplichtige aangegeven akkoord te gaan met de correcties.

Dit leidt tot de volgende correcties bij [eiseres] :

2012: € 2.551,19

2013: € 4.622,19

2014: € 5.814,48

2015: € 327,25”.

1.8.

In paragraaf 3.2.2 van het rapport van het boekenonderzoek heeft verweerder vermeld dat eiseres diverse kosten heeft verantwoord als relatiegeschenken. Verweerder heeft hier verder onder meer het volgende vermeld:

In mijn optiek is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verantwoorde kosten zien op zakelijke relatiegeschenken voor de relaties van de vennootschap of klanten van [coöperatie] .

Het betreffen de volgende kosten:

2012: € 744,74

2013: € 2.042,40

2014: € 1.748,00

2015: € 1.448,00

Tijdens de bespreking van 30 november 2017 zijn belastingplichtige en de Belastingdienst overeengekomen om 50% van bovengenoemde kosten te corrigeren en als uitdeling aan te merken.

Het betreffen de volgende kosten:

2012: € 372,37 (50% van € 744,74)

2013 € 1.021,20 (50% van € 2.042,40)

2014: € 874 (50% van € 1.748,00)

2015: € 724 (50% van € 1.448,00).”

1.9.

Verweerder heeft in het rapport van het boekenonderzoek meegedeeld dat hij met betrekking tot de in de paragrafen 3.1.3, 3.2.1 en 3.2.2 bedoelde correcties aan eiseres bij de aanslagen vergrijpboeten zal opleggen. Ten aanzien van deze correcties is volgens verweerder sprake van opzet. Verweerder heeft hierbij verder meegedeeld dat hij tijdens de bespreking op 30 november 2017 met eiseres is overeengekomen dat de boeten in dit specifieke geval worden vastgesteld op 25% van het bedrag dat wordt gecorrigeerd.

1.10.

Verweerder heeft zijn bevindingen naar aanleiding van het boekenonderzoek alsmede de mededeling dat hij voornemens is boetes aan eiseres op te leggen aanvankelijk opgenomen in een conceptrapport, gedateerd op 15 juni 2017. Eiseres heeft hierop op 10 augustus 2017 schriftelijk gereageerd, waarna verweerder op 12 oktober 2017 de geschilpunten met eiseres’ gemachtigde heeft besproken.

1.11.

In verband met het naderende einde van de verjaringstermijn, heeft verweerder met dagtekening 18 november 2017 de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 en daarbij de boetebeschikking overeenkomstig de in het conceptrapport van het boekenonderzoek opgenomen bevindingen opgelegd.

1.12.

Vervolgens heeft verweerder op 30 november 2017 het conceptrapport van het boekenonderzoek met de gemachtigde van eiseres besproken.

1.13.

In het (definitieve) rapport van het boekenonderzoek heeft verweerder in paragraaf 10 “Slotopmerkingen” meegedeeld dat op 30 november 2017 een compromis is gesloten met de desbetreffende belastingplichtigen over de geschilpunten die zijn voortgevloeid uit het boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de bij 1.5 bedoelde aangiften. Verder heeft verweerder in deze paragraaf meegedeeld waaruit dit compromis bestaat voor wat betreft de cijfermatige gevolgen voor de hoogte van de desbetreffende aanslagen.

1.14.

In verband met het naderende einde van de verjaringstermijn heeft verweerder met dagtekening 16 december 2017 de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 en daarbij de boetebeschikking opgelegd overeenkomstig het in het rapport van het boekenonderzoek opgenomen compromis. De aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 en daarbij de boetebeschikking heeft verweerder met dagtekening 23 december 2017 opgelegd, eveneens overeenkomstig dit compromis.

1.15.

Verweerder heeft met dagtekening 6 januari 2018 de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 en daarbij de boetebeschikking verminderd overeenkomstig het in het rapport van het boekenonderzoek opgenomen compromis.

1.16.

Eiseres’ gemachtigde heeft op 29 december 2017 een e-mailbericht aan verweerder gestuurd, waarin hij bezwaar maakt tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013. Verweerder heeft uit dit e-mailbericht opgemaakt dat eiseres’ gemachtigde van mening is dat er op 30 november 2017 geen compromis is gesloten.

1.17.

Verweerder heeft eiseres’ bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 en de daarbij gegeven belastingrente- en boetebeschikking ongegrond verklaard.

1.18.

Aan eiseres’ bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 en de daarbij gegeven belastingrente- en boetebeschikking is verweerder tegemoetgekomen. Daarbij heeft verweerder in verband met de in artikel 3.15, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde aftrekbeperking, alsnog de bij 3.2.1 (€ 5.814) en 3.2.2 (€ 874) bedoelde correcties verminderd met 26,5%. Aldus is verweerder op dit punt tot een bedrag van € 1.772 tegemoet gekomen aan eiseres’ bezwaar. Daarnaast heeft verweerder met een beroep op interne compensatie alsnog de bij de aanslagregeling niet gecorrigeerde helft van de kosten voor relatiegeschenken (€ 874), zie bij 1.8, niet in aftrek toegelaten.

1.19.

Eiseres’ bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 en de daarbij gegeven belastingrente- en boetebeschikking heeft verweerder, na toepassing van interne compensatie, ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder in verband met de aftrekbeperking alsnog de bij 3.2.1 (€ 327) en 3.2.2 (€ 724) bedoelde correcties verminderd met 26,5%. Aldus is verweerder op dit punt tot een bedrag van € 279 tegemoet gekomen aan eiseres’ bezwaar. Daarnaast heeft verweerder met een beroep op interne compensatie alsnog de bij de aanslagregeling niet gecorrigeerde helft van de kosten voor relatiegeschenken (€ 724), zie bij 1.8, niet in aftrek toegelaten, waarbij verweerder deze correctie in verband met de aftrekbeperking heeft verminderd met € 192 (26,5% van € 724).

1.20.

Bij de uitspraken op bezwaar zijn de belastbare bedragen en boeten als volgt vastgesteld (bedragen in €):

Jaar

2013

2014

2015

Aangegeven belastbaar bedrag

68.212

62.987

83.172

Correctie 3.1.3

2.882

2.134

2.413

Correctie 3.2.1

4.622

5.814

327

Correctie 3.2.2

1.021

874

724

Niet aftrekbare bedragen

1.213

Investeringsaftrek

201

Vastgesteld belastbaar bedrag

78.151

72.809

86.636

Af: minder aftrekbeperking gemengde kosten

-1.772

-279

Bij: minder aftrek relatiegeschenken

874

724

Af: minder aftrekbeperking gemengde kosten

-192

Totaaltelling

78.151

71.911

86.889

Uitspraak op bezwaar

78.151

71.911

86.636

Boete 25% over correcties 3.1.3, 3.2.1 en 3.2.2

426

396

173

1.21.

Eiseres heeft in haar beroepschrift gesteld dat verweerder bij de correcties inzake de afschrijvingskosten met betrekking tot investeringen in inventaris en inrichting in de nieuwe woning (correctie 3.1.3) ten onrechte de omzetbelasting hierover in aanmerking heeft genomen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat hij bereid is om bij deze correcties de omzetbelasting buiten beschouwing te laten. De belastbare bedragen dienen volgens verweerder daarom te worden verminderd met de bij 1.6 vermelde bedragen aan omzetbelasting.

1.22.

Verweerder heeft in zijn verweerschrift met een beroep op interne compensatie gesteld dat bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 de bij de aanslagregeling niet gecorrigeerde helft van de kosten voor relatiegeschenken (€ 1.021), zie bij 1.8, alsnog niet in aftrek dient te worden toegelaten.

1.23.

Ten aanzien van de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 heeft verweerder in zijn verweerschrift gesteld dat het bedrag van de in de bezwaarfase alsnog niet in aftrek toegelaten kosten van relatiegeschenken (€ 874) in verband met de aftrekbeperking dient te worden verminderd met 26,5%, ofwel met € 232. Daarnaast heeft verweerder met een beroep op interne compensatie gesteld dat hij de tegemoetkoming in de bezwaarfase van € 1.772 tot een te hoog bedrag heeft berekend, omdat ten aanzien van een aantal kosten (in totaal € 876) in de aangifte de aftrekbeperking niet is toegepast en hiermee bij de desbetreffende correctie daarom ook geen rekening behoeft te worden gehouden. Verweerder is van mening dat hij in de bezwaarfase hierom ten onrechte tot een bedrag van € 232 (26,5% van € 876) een vermindering heeft verleend.

1.24.

Verweerder heeft in zijn verweerschrift verder met een beroep op interne compensatie gesteld dat hij de tegemoetkoming in de bezwaarfase van € 192 tot een te hoog bedrag heeft berekend, omdat ten aanzien van de factuur ‘ [naam] ’ van € 90,60 in de aangifte de aftrekbeperking niet is toegepast en hiermee bij de desbetreffende correctie daarom ook geen rekening behoeft te worden gehouden. Verweerder is van mening dat hij in de bezwaarfase hierom ten onrechte tot een bedrag van € 24 (26,5% van € 90,60) een vermindering heeft verleend.

1.25.

Verweerder concludeert in zijn verweerschrift om de belastbare bedragen en boeten als volgt vast te stellen (bedragen in €):

Jaar

2013

2014

2015

Uitspraak op bezwaar

78.151

71.911

86.636

Af: btw privé-inventaris

-1.476

-373

-334

Bij: minder aftrek relatiegeschenken

1.021

Bij: minder aftrekbeperking gemengde kosten

232

24

Af: meer aftrekbeperking gemengde kosten

-232

Totaal

77.696

71.538

86.579

Belastbaar bedrag beroepsfase

77.696

71.538

86.579

Boete 25% over correcties 3.1.3, 3.2.1 en 3.2.2

403

377

170

Geschil en beoordeling

2.1

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder interne compensatie mag toepassen.

2.2

Daarnaast is in geschil het antwoord op de vraag of verweerder terecht aan eiseres vergrijpboetes heeft opgelegd.

2.3

Zoals partijen ter zitting hebben bevestigd, stelt verweerder zich thans op het standpunt dat tegemoet dient te worden gekomen aan de door eiseres in haar beroepschrift opgenomen beroepsgrond gericht tegen de bij paragraaf 3.1.3 van het rapport van het boekenonderzoek bedoelde correctie inzake afschrijvingskosten met betrekking tot investeringen in inventaris en inrichting in de nieuwe woning. Gelet hierop heeft eiseres deze beroepsgrond laten vallen.

3.1

Eiseres stelt dat verweerder geen interne compensatie mag toepassen. Daarvoor moet volgens eiseres sprake zijn van een nieuw feit. Nu er echter sprake is van een afgerond boekenonderzoek, mogen er daarna geen nieuwe feiten meer boven water komen. Eiseres beroept zich daarnaast op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt zich op het standpunt dat zij erop mag vertrouwen dat zij op 30 november 2017 met verweerder is overeengekomen dat slechts 50% van de bij paragraaf 3.2.2 van het rapport van het onderzoek bedoelde kosten zal worden gecorrigeerd.

3.2

Verweerder bestrijdt dat voor het toepassen van interne compensatie vereist is dat sprake moet zijn van een nieuw feit. Daarnaast betwist verweerder dat hij op 30 november 2017 met eiseres overeenstemming heeft bereikt over de halvering van de correctie inzake de kosten van relatiegeschenken. De halvering van deze correctie is volgens verweerder slechts aan de orde geweest in het kader van een totaalcompromis over alle geschilpunten. Dat er geen totaalcompromis is bereikt, brengt mee dat er ook geen afspraak is gemaakt over halvering van de correctie inzake de kosten van relatiegeschenken.

3.3

De rechtbank verwerpt eiseres’ beroepsgrond inhoudende dat voor het toepassen van interne compensatie sprake moet zijn van een nieuw feit. De rechtbank wijst eiseres hier op het arrest van de Hoge Raad van 25 juni 2004, nr. 38 997, ECLI:NL:HR:2004:AP4377, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld:

“Indien aan 's Hofs oordeel de opvatting ten grondslag ligt dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor 'interne compensatie' kan opleveren, berust het op een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 9 december 1998, nr. 33 370, BNB 1999/68).”

3.4

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres zich tevergeefs op het vertrouwensbeginsel beroepen. De rechtbank wijst eiseres er hierbij op dat uit paragraaf 10 van het rapport van het boekenonderzoek onmiskenbaar volgt dat verweerder slechts in het kader van een totaalcompromis heeft meegedeeld dat de correctie inzake de kosten van relatiegeschenken zal worden gehalveerd. Nu – zoals tussen partijen niet in geschil is – er uiteindelijk geen totaalcompromis is overeengekomen, kon eiseres er redelijkerwijs niet op vertrouwen dat verweerder de halvering van de correctie inzake de kosten van

relatiegeschenken in stand zou laten.

3.5

Nu eiseres de door verweerder met een beroep op interne compensatie toegepaste en in beroep voorgestane correcties inhoudelijk gezien niet heeft bestreden en zij de door verweerder voorgestane berekening van de belastbare bedragen (zie bij 1.25) ook overigens niet heeft betwist, sluit de rechtbank zich bij deze belastbare bedragen aan. De rechtbank zal daarom de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2013, 2014 en 2015 verminderen naar de volgende belastbare bedragen:

2013

77.696

2014

71.538

2015

86.579

4.1

Eiseres stelt dat van boetes geen sprake kan zijn. Hierbij wijst eiseres erop dat de boetes voor onder andere de loonbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015 zijn teruggebracht naar nihil.

4.2

Verweerder stelt dat het aan eiseres’ opzet is te wijten dat zij ten onrechte privé-uitgaven als zakelijke kosten heeft aangemerkt. Verweerder wijst er hierbij op dat [X] jarenlang als accountant, vennoot en kantoorleider werkzaam is bij een groot accountants- belastingadvieskantoor.

4.3

Indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, vormt dit, ingevolge artikel 67d, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van het bedrag van de aanslag voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet van de belastingplichtige niet zou zijn geheven.

4.4

De rechtbank stelt vast dat, zoals uit het rapport van het boekenonderzoek volgt, de boeten zien op de door eiseres bij het bepalen van haar belastbare winst ten onrechte in aanmerking genomen bedragen inzake:

- afschrijvingskosten met betrekking tot investeringen in inventaris en inrichting in de nieuwe woning;

- verantwoorde kosten;

- kosten van relatiegeschenken.

De rechtbank stelt verder vast dat verweerder volgens het rapport van het boekenonderzoek de boeten met betrekking tot deze correcties heeft vastgesteld op 25% van het bedrag van de vennootschapsbelasting over deze correcties. Voor zover eiseres beroepsgronden heeft aangevoerd ten aanzien van deze correcties, heeft de rechtbank deze verworpen (zie bij 3.3 en 3.4). Overigens heeft eiseres inhoudelijk gezien niet bestreden dat zij de hiervoor bedoelde kosten ten onrechte bij het bepalen van haar belaste winst in aanmerking heeft genomen en aldus tot een onjuist bedrag haar aangiften heeft gedaan. De rechtbank acht aannemelijk dat [X] , mede gelet op de aard van bedoelde kosten en de omstandigheid dat [X] accountancy- en adviesdiensten verricht, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat eiseres haar aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2013, 2014 en 2015 tot een onjuist bedrag heeft gedaan. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan voorwaardelijk opzet van [X] te wijten dat eiseres haar aangiften tot een onjuist bedrag heeft gedaan. Nu [X] directeur en aandeelhouder alsmede, zoals volgt uit de stukken, feitelijk leidinggevende van eiseres is, is de rechtbank van oordeel dat de opzet van [X] moet worden aangemerkt als opzet van eiseres.

4.5

Zoals volgt uit het voorgaande en gelet op het bepaalde in artikel 67d van de AWR, acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres ten aanzien van de bij 4.4 bedoelde ten onrechte in aanmerking genomen kosten een vergrijp heeft begaan waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De rechtbank acht boetes van 25% van de bedragen van de desbetreffende correcties, zoals deze in beroep zullen worden verminderd, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval, passend en geboden. Dit brengt mee dat de rechtbank de bij de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2013, 2014 en 2015 opgelegde boetes overeenkomstig verweerders conclusie in zijn verweerschrift tot de volgende bedragen zal verminderen:

2013

403

2014

377

2015

170

4.6

Bij het bij 4.5 gegeven oordeel is de rechtbank voorbij gegaan aan de door eiseres aangevoerde omstandigheid dat de boetes voor onder andere de loonbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015 zijn teruggebracht naar nihil. Deze omstandigheid acht de rechtbank niet relevant voor de beoordeling van de bij de aanslagen vennootschapsbelasting opgelegde boetes.

4.7

De rechtbank ziet aanleiding om de bij de aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2013 en 2014 opgelegde boeten verder te verminderen, omdat deze boetezaken niet binnen een redelijke termijn zijn berecht. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37 984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006. De rechtbank sluit voor wat betreft de aanvangsdatum van de strafvervolging aan bij de dagtekening (15 juni 2017) van het conceptrapport van het boekenonderzoek, waarin de boeten zijn aangekondigd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de boeten op een eerder moment mondeling aan haar zijn aangekondigd. Uitgaande van de datum 15 juni 2017 is de redelijke termijn van twee jaar ten tijde van de uitspraak van de rechtbank met ruim drie maanden overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de boeten verder te matigen met 5%, ofwel tot € 382 (voor 2013) en tot € 358 (voor 2014).

4.8

Ten aanzien van de bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 opgelegde boete is de redelijke termijn, gezien de dagtekening van het conceptrapport van het boekenonderzoek, naar het oordeel van de rechtbank eveneens met ruim drie maanden overschreden. De rechtbank ziet, gelet op de bij 4.5 vastgestelde hoogte van deze boete (€ 170) echter geen aanleiding om deze verder te matigen en volstaat met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

5. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Nu de met de beschikkingen belastingrente samenhangende aanslagen zullen worden verminderd, verstaat de rechtbank dat verweerder de bedragen van de belastingrente dienovereenkomstig zal verminderen.

6. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en vermindert de aanslagen, belastingrentebeschikkingen en boetebeschikkingen zoals hiervoor is vermeld.

7. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Vanwege de samenhang van deze zaken is alleen in de zaak 18/2525 griffierecht geheven.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand dan wel van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-

vermindert de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 77.696;

-

vermindert de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 71.538;

-

vermindert de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 86.579;

-

vermindert de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig;

-

vermindert de bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 opgelegde boete tot een bedrag van € 382;

-

vermindert de bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 opgelegde boete tot een bedrag van € 358;

-

vermindert de bij de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 opgelegde boete tot een bedrag van € 170;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

-

draagt verweerder op het in de zaak 18/2525 betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel