Rechtbank Noord-Nederland, 22-10-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4328, AWB LEE - 19 _ 588
Rechtbank Noord-Nederland, 22-10-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4328, AWB LEE - 19 _ 588
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2019
- Datum publicatie
- 19 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2019:4328
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:9555, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB LEE - 19 _ 588
Inhoudsindicatie
Eisers beroepschrift wordt tweeledig opgevat. Als een beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift, en als een (rechtstreeks) beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
Het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring is ongegrond. Eiser heeft niets aangevoerd dat de te late indiening van het bezwaarschrift kan verontschuldigen.
Omdat partijen niet hebben afgesproken de bezwaarfase over te slaan is het (rechtstreekse) beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering is niet-ontvankelijk.
N.B. Publicatie n.a.v. instellen hoger beroep.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/588
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 22 oktober 2019 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde van eiser] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2015 met dagtekening 9 maart 2018 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.223.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 202 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 5 februari 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2019. Eiser is – zonder bericht van verhindering – niet verschenen. Gemachtigde van eiser is – eveneens zonder bericht van verhindering – niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is geboren op [geboortedatum] . Eiser was in 2015 ongehuwd.
Op 7 april 2016 heeft eiser een aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend.
Bij brief van 17 januari 2018 heeft verweerder aan eiser zijn voornemen om bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 af te wijken van eisers aangifte medegedeeld. De voorgenomen afwijkingen betreffen een bijtelling van een bedrag van € 15.487 aan loon uit vroegere dienstbetrekking, en het weigeren van de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Verweerder heeft geen reactie van eiser ontvangen op zijn hiervoor genoemde brief (zie 1.3).
Verweerder heeft met dagtekening 9 maart 2018 de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 vastgesteld overeenkomstig zijn voornemen uit zijn brief van 17 januari 2018 (zie 1.3).
Eiser heeft op 4 augustus 2018 digitaal bezwaar ingediend tegen de aanslag IB/PVV 2015. Verweerder heeft het bezwaar op die datum ontvangen.
Bij brief van 5 februari 2019 heeft verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
In dezelfde brief als de uitspraak op bezwaar (zie 1.7) heeft verweerder te kennen gegeven het bezwaarschrift eveneens op te vatten als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015. Verweerder heeft dit verzoek vervolgens – nog steeds in hetzelfde geschrift – beoordeeld en afgewezen.
De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 14 februari 2019 namens eiser beroep ingesteld. Deze brief is op 15 februari 2019 door de rechtbank ontvangen. De inhoud van de brief is als volgt:
“De Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland
Postbus 150
9700 AD GRONINGEN
Huizen, 14-02-2019
Betreft: [eiser] , [adres] , [postcode] [woonplaats]
Burgerservicenr. : [nummer]
Beroepschrift 2015
Inkomstenbelasting 2015 H [nummer]
Hierbij maken wij bezwaar tegen bovengenoemde aanslag.
De reden hiervan is, dat de opnieuw ingediende aangifte 2015 niet wordt gevolgd.
In mijn eerdere bezwaarschrift wordt alleen ingegaan op de korrekties van de Belastingdienst.
Dit terwijl dit niet de kern van ons bezwaarschrift betreft, daar wij deze correcties ook al in de hetnieuwde aangifte hebben opgenomen.
Over d e werkelijke verschilpunten is in de uitspraak geen uitsluitsel gegeven.
Wij zullen in de zitting e.e.a. uit leggen en met bewijsstukken voor zien.
Met vriendelijke groet,
[gemachtigde van eiser] ( [naam kantoor] )
[ondertekening door gemachtigde]
Bijlagen: Uitspraak bezwaarschrift d.d. 5-2-2019”
Vooraf
2. De rechtbank stelt vast dat eiser op de voorgeschreven wijze is uitgenodigd. Uit het Track & Trace-systeem van PostNL blijkt dat de uitnodiging op dinsdag 16 juli 2019 ontvangen is op het adres van eisers gemachtigde.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met zijn brief van 14 februari 2019 (zie 1.9) – gelet op de adressering aan de rechtbank, de vermelding van ‘Beroepschrift 2015’ bij het onderwerp, en de aankondiging van uitleg en bewijsstukken ter zitting – onmiskenbaar bedoeld beroep in te stellen. Uit de brief blijkt echter niet duidelijk of eiser bedoeld heeft op te komen tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift, het afwijzen van het verzoek om ambtshalve vermindering, of tegen beide beslissingen. Nu eiser noch zijn gemachtigde ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank hierover geen duidelijkheid kunnen verkrijgen. De rechtbank vat de brief van eiser daarom tweeledig op; als een beroepschrift tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift, en als een rechtstreeks beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering (zie 1.8).
Geschil en beoordeling
4. Ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift overweegt de rechtbank als volgt.
5. Eiser heeft niets aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat verweerder hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. Nu het bezwaarschrift ruim na de bezwaartermijn door verweerder is ontvangen en eiser geen argumenten heeft aangedragen die de termijnoverschrijding verontschuldigen, heeft verweerder eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is daarom ongegrond.
6. Ten aanzien van het rechtstreekse beroep tegen de afwijzende beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering overweegt de rechtbank als volgt.
7. Vanaf het belastingjaar 2010 zijn in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bijzondere regels opgenomen voor de behandeling van ambtshalve verminderingen van een aanslag IB/PVV. Indien het verzoek om ambtshalve vermindering geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen beslist de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking. De beslissingen van de inspecteur om de aanslagen niet ambtshalve te verminderen (zie 1.8) zijn dan ook voor bezwaar vatbare beschikkingen. Indien een belanghebbende hiertegen op wil komen, zal hij eerst bezwaar moeten maken. Immers aan de behandeling van het beroep gaat de bezwaarfase vooraf.
8. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen hebben afgesproken de bezwaarfase over te slaan en rechtstreeks beroep in te stellen, zal de rechtbank het beroep tegen de afwijzende beslissing om ambtshalve vermindering om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
9. Omdat het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift ongegrond is, en het beroep tegen de afwijzende beslissing om ambtshalve vermindering niet-ontvankelijk is, kan de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geven over de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015.
10. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente.
Conclusie
11. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ongegrond. Het beroep tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering is niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover dat ziet op de niet-ontvankelijkverklaring in de uitspraak op bezwaar, ongegrond en
- verklaart het beroep, voor zover dat ziet op de afwijzende beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering, niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: