Home

Rechtbank Noord-Nederland, 14-11-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4858, AWB - 17 _ 1830

Rechtbank Noord-Nederland, 14-11-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4858, AWB - 17 _ 1830

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
14 november 2019
Datum publicatie
22 november 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:4858
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1830

Inhoudsindicatie

informatiebeschikking rauwelijks en prematuur genomen

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 17/1830

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 14 november 2019 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met dagtekening 25 november 2016 heeft verweerder op naam van eiser een informatiebeschikking genomen met betrekking tot de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2011 tot en met 2015.

Bij uitspraak op bezwaar van 5 april 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft een conclusie van repliek ingediend en verweerder heeft een conclusie van dupliek ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2019. Eiser is daar vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde: [kantoorgenoot] , bijgestaan door [bijstand] . Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Bij brief van 4 oktober 2016 aan eiser heeft verweerder in het kader van de beoordeling van de aangiften IB/PVV 2011 tot en met 2015 de gemaakte afspraak bevestigd om een onderzoek in te stellen op 12 oktober 2016. Verweerder heeft gevraagd om de navolgende informatie raadpleegbaar te hebben:

“- Overzichten van bankmutaties tussen 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 van

alle rekeningen waarover u kunt beschikken (dus inclusief eventuele rekeningen die niet op uw naam staan);

- Overzichten van mutaties op debit- en creditcards waarover u kon beschikken tussen 1

januari 2011 tot en met 31 december 2015;

- Overzichten van mutaties van alternatieve betaalmiddelen waarover u kon beschikken,

zoals [online betaalsystemen] , bitcoin-wallets etc, ook indien deze niet op uw naam stonden;

- Overzichten van mutaties van transacties via Payment Service Providers die tussen 1

januari 2011 en 31 december 2015 voor u (als gerechtigde of als tussenpersoon)

transacties hebben afgehandeld;

- De volledige administratie van [X] , op basis waarvan inzichtelijk is

welke activiteiten vanuit [X] zijn verricht;

- Overzichten met domeinnamen waarover u op 1 januari 2011 kon beschikken. Ik

verzoek u deze overzichten onder te verdelen in domeinnamen waarvan u

- direct of indirect economisch of juridisch eigenaar was;

- namens een andere partij (de economisch of juridisch eigenaar) aan- of

verkoophandelingen heeft verricht of als intermediair/contactpersoon heeft

opgetreden.

- Overzichten van domeinnamen die u heeft aan- en/of verkocht tussen 1 januari 2011 en

31 december 2015. Ik verzoek u deze overzichten op dezelfde wijze onder te verdelen

als het vorige item;

- Overzichten van domeinnamen die u exploiteerde of (al dan niet tegen vergoeding) liet

exploiteren;

- Alle documentatie die betrekking heeft op de aankoop, verkoop of exploitatie van

voornoemde domeinnamen;

- Alle overige documentatie die betrekking heeft op door u uitgevoerde, inkomsten

genererende activiteiten tussen 1 januari 2011 en 31 december 2015;

- Toelichting op uw relatie met [Y] S.A., onderbouwd met documentatie.”

1.2.

Per e-mail van 11 oktober 2016 heeft de toenmalige gemachtigde van eiser, [toenmalige gemachtigde eiser] aan verweerder geschreven:

“Uw voicemail had ik ook al ingesproken. Ik heb overleg gehad met [eiser] . Het gaat niet lukken om voor woensdag al het gevraagde materiaal te verzamelen. Aangezien het meerdere oude jaren betreft. Graag zou ik onze afspraak van morgen verzetten naar een latere datum. Kunt u met mij contact opnemen.”

1.3.

Bij brief van 31 oktober 2016 heeft verweerder eiser een verzoek om informatie doen toekomen. Hij heeft daarin onder meer geschreven:

“Zoals ik u heb medegedeeld, ben ik bezig met de beoordeling van de door of namens u ingediende aangifte(n):

- inkomstenbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015.

Om deze beoordeling te kunnen maken, heb ik informatie bij u opgevraagd.

Naar aanleiding van mijn verzoek heb ik op 19 oktober 2016 via de e-mail van [toenmalige gemachtigde eiser] ontvangen:

- - overzichten van uw [online betaalsystemen] over de periode 20 oktober 2013 tot en met 21

december 2015.

Daarnaast heb ik op 20 oktober 2016 per post van u ontvangen:

- - bankafschriften van de betaalrekening [nummer] over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015;

- - bankafschriften van de aan uw betaalrekening gekoppelde creditcard met accountnummer [nummer] over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015.

Ik heb de ontvangen overzichten en afschriften doorgenomen en heb naar aanleiding hiervan een aantal vragen. Daarnaast wil ik graag nog (aanvullende) informatie van u ontvangen. Hieronder geef ik aan wat mijn vragen zijn en welke informatie ik nog wens te ontvangen.

Vragen en informatie naar aanleiding van de [online betaalsystemen] -overzichten:

Op de overzichten komen betalingen aan en ontvangsten voor van onder ander [A] . [A] is een organisatie die zich bezighoudt met de handel in domeinnamen. Hetzelfde geldt voor [B] , [C] , [D] , [E] , [F] , [G] , [H] , [I] , [J] , [K] , [L] , [M] , [N] , [O] , [P] en [Q] die eveneens op de overzichten voorkomen.

Uit bovenstaande betalingen en ontvangsten leid ik af dat u activiteiten verricht op het gebied van de handel in en exploitatie van domeinnamen. Ik verzoek u daarom de volgende informatie te overleggen:

a. Graag ontvang ik de onderliggende contracten, overeenkomsten en facturen, alsmede de (e-mail) correspondentie die is ontvangen en verstuurd in de periode 2011 tot en met 2015 in verband met de handel en exploitatie van domeinnamen;

b. Graag ontvang ik een overzicht van de domeinnamen die op 1 januari 2011 op uw naam stonden geregistreerd of waarvan u het economisch eigendom in bezit had (ongeacht op wiens naam deze domeinnamen waren geregistreerd). Ook als u als intermediair bent opgetreden en (verkoop)handelingen heeft verricht ten aanzien van bepaalde domeinnamen, ontvang ik hier graag een overzicht van;

c. Graag ontvang ik een overzicht van het verloop (aan- en verkoop) van de

domeinnamen genoemd onder b. tussen 1 januari 2011 en 31 december 2015 en de daarbij behorende opbrengsten en kosten. Van deze opbrengsten en kosten ontvang ik graag de onderliggende facturen (voor zover al niet verstrekt op grond van a.);

d. Graag wil ik weten hoe u in het bezit ben gekomen van de domeinnamen die u op 1 januari 2011 in uw bezit had, heeft verhandeld en dan wel nog in uw bezit heeft.

Hiervan ontvang ik graag de onderliggende stukken (contracten, overeenkomsten, vastleggingen e.d.).

2. 2. Van een aantal betalingen is mij niet duidelijk waar deze betrekking op hebben. Het betreft hier de betalingen aan en ontvangsten van (1) [R] , (2) [S] , (3) [T] , (4) [U] , (5) [V] , (6) [W] , (7) [AA] , (8) [AB] en (9) [AC] .

3. 3. Uit de overgelegde documenten blijkt dat u diverse betalingen heeft ontvangen van [Y] S.A. Graag ontvang ik van u een toelichting waarom u deze bedragen hebt ontvangen. Tevens verzoek ik u om alle relevante stukken die betrekking hebben op en een onderbouwing vormen voor deze betalingen te overleggen. Ik verzoek u mij de volgende informatie te overleggen:

a. alle e-mail en overige correspondentie tussen u en [Y] S.A.;

b. alle e-mail en overige correspondentie met betrekking tot [Y] S.A.;

c. alle verzonden en ontvangen facturen in relatie tot [Y] S.A.;

d. alle contracten, overeenkomsten, afspraken (ook mondelinge) etc. tussen u en (vertegenwoordigers van) [Y] S.A. en de aan [Y] S.A. verbonden entiteiten;

e. alle documentatie op basis waarvan ik de grondslag van de betalingen van [Y] S.A. aan u kan vaststellen.

4. 4. Verder vraag ik u aan te geven:

a. of en zo ja, bij welke buitenlandse entiteiten u sinds 1 januari 2004 een formele functie heeft bekleed zoals bestuurder, aandeelhouder, gemachtigde, vereffenaar etc.;

b. of en zo ja, welke gelden u uit het buitenland en/of u van een buitenlandse

onderneming heeft ontvangen sinds 1 januari 2004;

c. of en zo ja, bij welke afgezonderde particuliere vermogen(s) u tussen 1 januari 2004 en heden -in welke vorm dan ook- betrokken bent (geweest);

d. of u in 2004 of latere jaren een bankrekening heeft aangehouden in het buitenland.

Zo ja, dan verzoek ik u mij de bankafschriften te overleggen;

Ik verzoek u om kopieën van de onderliggende stukken te overleggen.

Naast bovenstaande vragen opgekomen naar aanleiding van de overgelegde informatie, is mij gebleken dat ik niet alle door mij opgevraagde informatie heb ontvangen. Ik verzoek u dan ook nogmaals mij de volgende informatie te verstrekken:

- - overzichten van bankmutaties tussen 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 van alle rekeningen, inclusief die van [Z] , waarover u kunt of kon beschikken (dus inclusief eventuele rekeningen die niet op uw naam staan), waaronder:

[nummer] op naam van [Z] (betaalrekening + spaarrekening);

[nummer] op naam van [eiser] ;

[nummer] op naam van [eiser] ;

[nummer] op naam van [X] .

- - overzichten van mutaties op debit- en creditcards waarover u kon beschikken tussen 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015;

- - overzichten van mutaties van alternatieve betaalmiddelen waarover u kon beschikken, zoals [online betaalsystemen] , bitcoin-wallets etc, ook indien deze niet op uw naam stonden. Ik verzoek u de transacties van uw [online betaalsystemen] over de periode 1 januari 2011 tot en met 20 oktober 2013 eveneens te overleggen;

- - overzichten van mutaties van transacties via Payment Service Providers die tussen 1 januari 2011 en 31 december 2015 voor u (als gerechtigde of als tussenpersoon) transacties hebben afgehandeld;

Ik verzoek u mij de volledige administratie van [X] te doen toekomen, op basis waarvan duidelijk is welke activiteiten vanuit [X] zijn verricht en welke inkomsten hieruit zijn voortgekomen.

Onder de volledige administratie valt ten minste, maar niet uitsluitend:

- - alle (e-mail)correspondentie;

- - alle verzonden en ontvangen facturen;

- - alle contracten, overeenkomsten etc.;

- - de financiële administratie (bankafschriften, debiteuren, crediteuren, bezittingen);

Graag ontvang ik bovenstaande informatie vóór 11 november 2016. Wellicht ten overvloede wil ik u erop wijzen dat ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een ieder verplicht is desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die voor de belastingheffing ten zijnen aanzien van belang kan zijn en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Ingevolge artikel 49 van de AWR dient het verstrekken van de inlichtingen en gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te geschieden.”

1.4.

Per brief van 10 november 2016 heeft de gemachtigde van eiser verweerder als volgt geïnformeerd:

“Naar aanleiding van uw verzoek om informatie met datum 31 oktober 2016 (…) heeft [eiser] zich kortgeleden tot ons gewend. Wij zijn nog niet in de gelegenheid geweest om antwoorden op uw omvangrijke en gedetailleerde verzoek om informatie te formuleren. Hierom verzoeken wij u vriendelijk tot het verlenen van uitstel voor de periode van twee weken, namelijk tot en met 24 november 2016.”

1.5.

In zijn e-mail aan de gemachtigde van eiser van 15 november 2016 heeft verweerder geschreven:

“Naar aanleiding van uw e-mailbericht en de brief van 10 november 2016 ben ik bereid om uitstel te verlenen tot en met 24 november 2016, onder de strikte voorwaarde dat alle informatie mij op 24 november 2016 ter beschikking staat.”

1.6.

In zijn e-mail aan verweerder van 24 november 2016 heeft de gemachtigde van eiser geschreven:

“In navolging op mijn brief van 10 november jl. bericht ik dat [eiser] heeft besloten dat hij zijn adviseur wil laten fungeren als direct aanspreekpunt richting u c.q. de Belastingdienst. Wij zullen zijn adviseur, [toenmalige gemachtigde eiser] , op de hoogte brengen van de stand van zaken, derhalve wij u verzoeken nog enig respijt te verlenen, te weten tot eind volgende week, voor de beantwoording van uw brief.”

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht op naam van eiser een informatiebeschikking heeft genomen.

2.1.

Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend en heeft daartoe – kort gezegd – primair aangevoerd dat de informatiebeschikking prematuur is genomen. Subsidiair heeft eiser aangevoerd dat het verzoek te vaag en te verstrekkend is, alsmede dat de rechtsgrond waarop de informatiebeschikking is gebaseerd, voor een aantal vragen ontbreekt en de informatiebeschikking in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen.

2.2.

Verweerder beantwoordt voormelde vraag bevestigend en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat hij niet prematuur een informatiebeschikking heeft genomen, omdat hij eiser twee keer uitstel heeft verleend en daarbij een duidelijke termijn heeft gegeven. Eiser heeft ook na het opleggen van de informatiebeschikking geen informatie meer overgelegd. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat er voldoende rechtsgrond is voor het opleggen van een informatiebeschikking omdat artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is geschonden. Ten slotte heeft verweerder aangevoerd dat er voldoende aanleiding was voor het stellen van vragen en dat het doorvragen getuigt van een zorgvuldige handelwijze.

3. Op grond van artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a en onder b, van de AWR is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn (onder a), alsmede de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - ter keuze van de inspecteur - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten die van invloed kunnen zijn op de belastingheffing, voor dat doel ter beschikking te stellen (onder b.).

4. Artikel 52a, eerste lid, van de AWR bepaalt onder meer dat indien met betrekking tot een op te leggen aanslag of navorderingsaanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 47 en 49 van die wet, de inspecteur dit kan vaststellen bij een voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking).

5. Bij de toetsing van de informatiebeschikking moet worden beoordeeld of eiser heeft voldaan aan zijn wettelijke informatieplicht met hetgeen hij tot nog toe aan informatie heeft geleverd, en of het opvragen van de betreffende informatie door verweerder in het kader van de belastingheffing gerechtvaardigd was. Tussen partijen is niet in geschil dat de gegevens en inlichtingen die verweerder heeft gevraagd van belang kunnen zijn voor de belastingheffing ten aanzien van eiser.

6. Op verweerder rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat eiser niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan en dat verweerder met zijn informatieverzoek niet de grenzen van de redelijkheid heeft overschreden.

7. De rechtbank stelt vast dat eiser de in de brief van 31 oktober 2016 (1.3.) gestelde vragen niet (volledig) heeft beantwoord en de verzochte informatie niet heeft verstrekt. Dit staat voor het grootste deel tussen partijen ook niet ter discussie. De daarop volgende (en eerste in geschil zijnde) vraag is of verweerder door op 25 november 2016 een informatiebeschikking te nemen prematuur heeft gehandeld en of die beschikking daarom vernietigd dient te worden.

8. De rechtbank overweegt dat verweerder eerst op 31 oktober 2016 een informatieverzoek aan eiser heeft gestuurd. De brief van 4 oktober 2016 (1.1.) kan - anders dan verweerder wellicht meent - niet als zodanig worden aangemerkt. Die brief bevatte slechts de bevestiging van de gemaakte afspraak op 12 oktober 2016 en een opsomming van de stukken die verweerder bij de controle wenste te raadplegen.

9. De rechtbank overweegt verder dat verweerder in het informatieverzoek van 31 oktober 2016 (zie 8.) eiser tot uiterlijk op 10 november 2016 de tijd heeft gegeven om de in dat verzoek gevraagde informatie aan te leveren. Dit betekent dat eiser, bij een eerst mogelijke ontvangst van de brief op dinsdag 1 november 2016, maximaal acht werkdagen heeft gekregen om de gevraagde informatie aan te leveren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ter zitting geen gegronde reden heeft gegeven voor deze, mede gelet op de aard en omvang van de gevraagde informatie (zie 1.3.), zeer korte termijn. Het behouden van de mogelijkheid voor het opleggen van een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 via de geautomatiseerde systemen kan naar het oordeel van de rechtbank niet een gegronde reden zijn. Verweerder heeft immers ter zitting verklaard dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 sowieso vanaf 11 november 2016 handmatig - als een zogeheten PEN-aanslag - moest worden opgelegd. Ook het argument van verweerder dat er voldoende tijd moest overschieten om een redelijke schatting te kunnen maken van eisers inkomen, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin een deugdelijke verklaring voor de zeer korte termijn. De schatting kan bij gebrek aan informatie immers ruwer zijn en vergt daarom juist minder tijd.

9. De rechtbank overweegt dat eiser op donderdag 10 november 2016 een eerste uitstel heeft gevraagd en heeft gekregen van tien werkdagen (1.4. en 1.5.) en dat eiser op donderdag 24 november 2016 een tweede uitstel heeft gevraagd voor nog eens maximaal zes werkdagen (1.6.). Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij dit uitstel niet heeft verleend omdat hij een uitdrukkelijke eindtermijn had gesteld en omdat eiser volgens verweerder nog geen begin had gemaakt met het verzamelen van de gevraagde informatie. Desgevraagd heeft verweerder vervolgens verklaard dat hij reeds vóór 24 november 2016 de informatiebeschikking - in concept - gereed had en deze direct na afwijzing van het verzoek om uitstel heeft verzonden.

10. Gelet op de gang van zaken als hiervoor weergegeven onder 8. en 9. is de rechtbank van oordeel dat verweerder de informatiebeschikking rauwelijks en prematuur heeft genomen. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat verweerder, gelet op de aard en omvang van de gevraagde informatie, door het stellen van een zeer korte reactietermijn en het afwijzen een 2e uitstelverzoek voor een termijn van maximaal zes werkdagen de grenzen van de redelijkheid heeft overschreden. Als verweerder het gevraagde uitstel had verleend, had hij binnen 24 werkdagen na verzending van het informatieverzoek van 31 oktober 2016 over de gevraagde informatie kunnen beschikken. Dat eiser de gevraagde informatie niet gefragmenteerd heeft willen aanleveren, maakt dit niet anders.

11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de informatiebeschikking dient te worden vernietigd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. Nu de rechtbank reeds op deze gronden tot de conclusie komt dat de informatiebeschikking dient te worden vernietigd, komt zij niet toe aan hetgeen eiser verder heeft aangevoerd.

griffierecht en proceskosten

12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met instemming van partijen vast op € 1.534 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 254, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Rechtsmiddel