Home

Rechtbank Noord-Nederland, 12-03-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:880, AWB-16_5071

Rechtbank Noord-Nederland, 12-03-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:880, AWB-16_5071

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
12 maart 2019
Datum publicatie
14 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:880
Zaaknummer
AWB-16_5071

Inhoudsindicatie

In geschil is de vraag of de naheffingsaanslagen MRB terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd. Vraag is of eiseres gebruik mocht maken van het verlaagde ondernemerstarief van art. 24b MRB. Eiseres stelt dat zij ondernemer is in de zin van art. 7 Wet OB. Verweerder betwist dit. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voor het jaar 2014 in de op haar rustende bewijslast is geslaagd en als ondernemer kan worden aangemerkt. Voor het jaar 2015 is zij niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd en kan zij niet als ondernemer worden aangemerkt. Nu eiseres voor het jaar 2014 ondernemer is in de zin van art. 7 Wet OB, dienen de naheffingsaanslagen te worden verminderd voor zover zij betrekking hebben op het (gedeelte) van de tijdvakken die zien op 2014.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 16/5071 en 16/5072

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 12 maart 2019 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie processen/kantoor Apeldoorn, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het tijdvak 2 april 2014 tot en met 1 oktober 2015 aan eiseres met dagtekening 10 juli 2015 een naheffingsaanslag met nummer: Y.4.90001 opgelegd in de motorrijtuigenbelasting tot een bedrag van € 2.727. Deze zaak is door de rechtbank geregistreerd onder nummer: LEE 16/5071.

Verweerder heeft voor het tijdvak 26 juni 2014 tot en met 23 september 2015 aan eiseres met dagtekening 10 juli 2015 een naheffingsaanslag met nummer: Y.4.90002 opgelegd in de motorrijtuigenbelasting (MRB) tot een bedrag van € 1.456. Deze zaak is door de rechtbank geregistreerd onder nummer: LEE 16/5072.

Bij uitspraken op bezwaar van heeft verweerder de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag met nummer Y.4.90002 verminderd met een bedrag van € 166 tot een bedrag van € 1.219.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [bijstand eiseres 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder]

Vervolgens is het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen kopieën van de originele naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting, die zouden zijn gericht aan het adres: [adres] te [plaats] , te overleggen.

Bij brief van 21 augustus 2017, door de rechtbank ontvangen op 22 augustus 2017, heeft eiseres de bedoelde kopieën van de naheffingsaanslagen aan de rechtbank gezonden.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting hervat op 14 december 2017. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen, bijgestaan door [bijstand eiseres 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder] .

Wederom is het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen om de volgende stukken aan te leveren en hierdoor aan haar bewijsaanbod, ter zitting gedaan, te voldoen:

- de huurcontracten op naam van [eiseres] ;

- de facturen ter zake waarvan door [eiseres] de omzetbelasting is teruggevraagd;

- de jaarrekeningen van [eiseres] voor de jaren 2014 en 2015; en

- de aangiften vennootschapsbelasting van [eiseres] voor de jaren 2014 en 2015.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting hervat op 14 september 2018. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand verweerder]

Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst om partijen gelegenheid te bieden het ter zitting geformuleerde compromisvoorstel nader uit te werken. Indien geen compromis wordt bereikt en partijen hebben de Rechtbank daarvan op de hoogte gebracht, zal de Rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen.

Bij brief van 14 september 2018 heeft verweerder inzicht gegeven in de cijfermatige uitwerking van het ter zitting geformuleerde compromisvoorstel.

Bij brief van 20 september 2018 heeft eiseres aan de rechtbank laten weten dat zij niet akkoord gaat met het voorgestelde compromis.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 6 februari 2019 en partijen bij brief hiervan op de hoogte gesteld.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres is volgens de kentekenregistratie van 2 april 2014 tot en met 12 mei 2016 houder geweest van een bestelauto van het merk Renault met het kenteken [kenteken] (hierna: Renault). De datum van het kentekenbewijs deel I en de eerste toelating is 2 januari 1996.

1.2.

Eiseres is volgens de kentekenregistratie van 26 juni 2014 tot en met 16 augustus 2015 houder geweest van een bestelauto van het merk Peugeot met het kenteken [kenteken] (hierna: Peugeot). De datum van het kentekenbewijs deel I en de eerste toelating is 24 september 1996.

1.3.

De zaak door de rechtbank geregistreerd onder nummer: LEE 16/5071 betreft de Renault en ziet op het tijdvak 2 april 2014 tot en met 1 oktober 2015.

1.4.

De zaak door de rechtbank geregistreerd onder nummer: LEE 16/5072 betreft de Peugeot en ziet op het tijdvak 26 juni 2014 tot en met 23 september 2015. Bij ambtshalve vermindering is het einde van tijdvak aangepast en gesteld tot 17 augustus 2015, omdat eiseres vanaf 17 augustus 2015 geen houder meer is van de Peugeot (zie 1.2.).

1.5.

De naheffingsaanslagen (zie procesverloop) zijn geadresseerd aan de [adres] te [postcode] [plaats] .

1.6.

In het handelsregister is eiseres ingeschreven vanaf 7 maart 2014. De activiteiten worden als volgt omschreven: "De uitoefening van een kwekerij alsmede de verkoop van planten, bloemen en overige branche gerelateerde producten en materialen; het verrichten van hoveniersdiensten." De inschrijving in het handelsregister meldt verder de volgende activiteiten:

  1. Teelt van sierplanten;

  2. Groothandel in bloemen en planten;

  3. Markthandel in bloemen, planten, zaden en tuinbenodigdheden;

  4. Landschapsverzorging.

1.7.

[gemachtigde eiseres] is enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres.

1.8.

In het uittreksel uit het handelsregister vervaardigd op 3 januari 2017 staat als bezoekadres van de vestiging vermeld: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.9.

Eiseres is een huurovereenkomst aangegaan met de Stichting [X] op 1 september 2014. Deze huurovereenkomst betreft de huur van een winkel/showroom met inpandige garage/opslag, totaal groot circa 300 m² BVO, gelegen te [postcode] [plaats] aan [adres] . De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van 5 jaar, ingaande op 1 september 2014. De aanvangshuurprijs van het gehuurde bedraagt op jaarbasis € 18.000. In artikel 1.3 van deze huurovereenkomst is onder andere bepaald: "Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als winkel/bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, te weten een bloemenzaak passend binnen de huidige omschrijving in de kvk van de onderhavige BV, met aanvullende horeca mits en voor zover toegestaan op grond van verleende vergunningen.".

1.10.

De jaarrekening 2014/2015 vermeldt een totaalbedrag aan verkopen van respectievelijk € 3.000 en € 0.

1.11.

Verweerder heeft gepoogd een boekenonderzoek bij eiseres in te stellen. Hiervan is een rapport, gedateerd op 29 juni 2015 opgemaakt. Verweerder heeft aangekondigd een onderzoek in te stellen naar de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015. In het rapport is onder andere het volgende vermeld:

"(…)

1.1

Verloop onderzoek [plaats]

Door kantoor [plaats] zijn kopieën van de facturen opgevraagd van het 3e kwartaal. Dit om de teruggaaf te kunnen verifiëren. [gemachtigde eiseres] heeft na telefonisch contact gezegd dat ze de brief niet had ontvangen. Ze was verhuisd en daardoor zou het fout zijn gegaan. Hierop zijn de stukken nogmaals verzonden. Zij wilde geen medewerking verlenen om de facturen op te sturen. Zij heeft gezegd dat de belastingdienst maar bezwaar moest maken. Hierop heeft een controleambtenaar uit [plaats] tot twee keer toe op het adres [adres] te [plaats] geweest. Op het adres heeft hij niemand aangetroffen. Wel heeft hij twee maal een brief achtergelaten. (…)

1.2

Verloop onderzoek [plaats]

Via collega [collega] in [plaats] kreeg ik op 11 februari 2015 het verzoek om contact op te nemen met [gemachtigde eiseres] om een onderzoek in te stellen. Hierop heb ik op 11 februari 2015 telefonisch contact opgenomen met [gemachtigde eiseres] . (…) De afspraak is gemaakt voor 13 februari 2015. (…) Een kwartier voor de afspraak (ik was inmiddels in [plaats] ) heeft [gemachtigde eiseres] afgebeld. Ze zat in [plaats] en kon niet op tijd in [plaats] zijn! (…) Op 24 maart 2015 heb ik een mail ontvangen, waarin ze schrijft dat ze volgende week in [plaats] is. Hierop heb ik meerdere malen getracht telefonisch contact te krijgen met [gemachtigde eiseres] . Op 20 april 17:51 uur is het gelukt om haar aan de telefoon te krijgen. Er is een afspraak gemaakt voor 23 april 2015 op het adres [adres] te [plaats] . Om 13.30 is [gemachtigde eiseres] samen met iemand die later zegt [naam] te heten. [gemachtigde eiseres] heeft geen administratie meegenomen. De heer [naam] mengt zich steeds in het gesprek. Hierop zeg ik dat ik een afspraak heb met [gemachtigde eiseres] en dat ik graag het gesprek met haar wil voeren. (…) Er worden allerlei verwijten gemaakt van, het niet beantwoorden van mail en het niet versturen van afspraken en dergelijke. Hierop is er nog een nieuwe aankondiging (voor afspraak op 9 juni 2015) verstuurd op 1 juni 2015 naar het correspondentieadres van de entiteit [postbus] postcode [postcode] te [plaats] . Op 9 juni 2015 ben ik op het adres [adres] te [plaats] . Na een paar keer op de deur te hebben geklopt wordt opengedaan door [gemachtigde eiseres] . Ze zegt dat ze geen post heeft ontvangen voor de nieuwe afspraak op 9 juni 2015 en vorige week nog in haar postbus heeft gekeken. Ze wil dat er een nieuwe afspraak wordt gemaakt en dat er een andere collega langs moet komen. Hierop heb ik haar medegedeeld dat ik de zaak af ga doen en aanslagen zal opleggen voor de inmiddels verleende teruggaven. (…)

6.1

Ondernemerschap omzetbelasting

Ondernemer voor de omzetbelasting is een ieder die zelfstandig een economische activiteit verricht (een bedrijf of beroep uitoefent).

Aangezien er door mij geen onderzoek kan worden ingesteld, kan door mij ook niet worden beoordeeld of belastingplichtige aan bovenstaande criterium voldoet. Tot op heden zijn er nog geen omzetten aangegeven, terwijl belastingplichtige al sinds maart 2014 staat ingeschreven. Op grond van de bovenstaande criteria is de belastingplichtige geen ondernemer voor de omzetbelasting.

Belastingplichtige zal met terugwerkende kracht niet als ondernemer voor de omzetbelasting worden aangemerkt.

MRB Peugeot Boxer

(…)

1.12.

Eiseres heeft 3 facturen respectievelijk groot € 4.132,23, € 24.793,39 en € 11.074,38 exclusief BTW en allen gedateerd op 25 september 2014, overgelegd afkomstig van [B.V.] te [plaats] . De omschrijvingen luiden als volgt:

"Opdracht 1: Werkzaamheden [adres] Advies compleet inzake realisatie nieuw concept. Deze factuur incl. BTW dient als vervanging van de eerder verzonden factuur in september 2014".

en

"Opdracht 2: Werkzaamheden [adres] Concept- & grafische ontwikkeling compleet. Deze factuur incl. BTW dient als vervanging van de eerder verzonden factuur in september 2014"

en

"Opdracht 3: Werkzaamheden [adres] Verbouwing fase 1. Deze factuur incl. BTW dient als vervanging van de eerder verzonden factuur in september 2014"

1.13.

Bij brief van 14 september 2018 heeft verweerder inzicht gegeven in de berekening van de verschuldigde bedragen als het compromis dat ter zitting is besproken, wordt uitgewerkt. Verweerder is er daarbij vanuit gegaan dat de tijdvakken eindigen op 31 december 2014 en starten op 1 januari 2015. Verweerder schrijft onder andere:

(…)

Tijdens de zitting is gesproken over een mogelijk compromis in deze zaak. Daarbij is afgesproken dat ik een berekening zou maken. Voor het jaar 2014 zal het bestelautotarief voor ondernemers van toepassing zijn en voor het jaar 2015 het bestelautotarief van toepassing zijn.

Voor het kenteken [kenteken] is de berekening:

De nageheven belasting voor het jaar 2014 vervalt nu afgesproken is dat het ondernemerstarief voor dit jaar van toepassing is. De nageheven belasting over het jaar 2015 is het verschil tussen het bestelautotarief (€ 2. 154) en het bestelautotarief voor ondernemers (€ 513). De verschuldigde belasting wordt dan € 1.641.

De nageheven belasting voor het jaar 2014 vervalt nu afgesproken is dat het ondernemerstarief voor dit jaar van toepassing is. De nageheven belasting over het jaar 2015 is het verschil tussen het bestelautotarief (€ 1.012) en het bestelautotarief voor ondernemers (€ 273). De verschuldigde belasting wordt dan € 739.

De berekeningen zijn als bijlagen toegevoegd.

(…)".

1.14.

De naheffingsaanslagen MRB zijn op 10 juli 2015 verzonden aan het adres [adres] te [plaats] Bij brief van 25 augustus 2015, door verweerder ontvangen op 8 september 2015, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen MRB.

Geschil en beoordeling

2. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste bedragen aan eiseres zijn opgelegd.

Ontvankelijkheid

3. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar eiseres wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet ontvankelijk verklaard. Verweerder is bij de uitspraak ervan uitgegaan dat de aanslagen zijn verzonden aan het postadres (postbus).

4. Eiseres heeft gesteld dat zij de naheffingsaanslagen echter pas op 25 augustus 2015 heeft ontvangen. De naheffingsaanslagen waren bezorgd op [adres] te [plaats] . Deze foutieve postbezorging gebeurd vaker omdat verweerder het adres [adres] te [plaats] gebruikt, aldus eiseres. Eiseres stelt verweerder hier al eerder op te hebben gewezen en verweerder te hebben verzocht om de voor haar bestemde post aan postadres (postbus) te zenden. Eiseres heeft na de eerste zitting kopieën van de naheffingsaanslagen overgelegd, waaruit volgt dat de naheffingsaanslagen zijn verzonden aan de [adres]

5. De rechtbank acht de verklaring van eiseres geloofwaardig en ziet daarom geen reden om het verzoek van verweerder ter zitting gedaan om het beroep gegrond te verklaren niet te volgen. De bezwaartermijn is weliswaar overschreden maar redelijkerwijs kan niet worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest (zie artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht). De rechtbank betrekt in haar oordeel dat eiseres na kennisneming van de naheffingsaanslagen op 25 augustus 2015 zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd op 28 augustus 2015 bezwaarschriften heeft ingediend. De rechtbank zal dan ook om deze reden het beroep gegrond verklaren.

6. Partijen hebben ter zitting de rechtbank verzocht de zaken inhoudelijk te beoordelen en niet terug te wijzen naar verweerder om een nieuw besluit te nemen. De rechtbank volgt partijen hierin.

Inhoudelijk

7. Eiseres is van mening dat verweerder de naheffingsaanslagen ten onrechte heeft opgelegd. Zij stelt dat zij wel degelijk ondernemer is in de zin van de omzetbelasting. In 2014 is geprobeerd om een onderneming op te starten. Bloemen zijn ingekocht en op de markt verkocht (zie 1.6.), een auto is aangeschaft en een huurcontract voor winkelruimte is afgesloten. Gezien de aanloopkosten was er gedurende de eerste tijd sprake van teruggaven van BTW. Uiteindelijk is het bedrijf niet van de grond gekomen en konden de kosten niet meer worden betaald. De winkel heeft nooit als zodanig gefunctioneerd, de oorzaak is falend overheidsbeleid, aldus eiseres. Vanaf 2015 zijn er in het geheel geen activiteiten meer geweest. De huurverplichting heeft nog wel geruime tijd doorgelopen.

8. Verweerder is van mening dat eiseres niet aannemelijk maakt dat op enig moment sprake is geweest van het verrichten van economische activiteiten om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Eiseres kan daarom in de jaren 2014 en 2015 niet worden aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting. Om deze reden zijn de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting terecht opgelegd, aldus verweerder. Verweerder betwist het aangaan en het bestaan van de huurovereenkomst voor winkelruimte niet. Wel betwist verweerder dat op basis van de facturen afkomstig van [B.V.] (zie 1.12.) sprake is van daadwerkelijk op zakelijke basis uitgevoerde werkzaamheden en/of werkzaamheden die in rekening zijn gebracht aan eiseres. Verder wijst verweerder erop dat door eiseres geen jaarrekeningen bij het handelsregister zijn gedeponeerd. De jaarrekening 2014/2015 (zie 1.10.) geeft naar de mening van verweerder geen getrouw beeld van de bedrijfsmatige veranderingen in de omvang van het vermogen over de jaren 2014/2015. De huurpenningen die eiseres op basis van de afgesloten huurovereenkomst zou moeten betalen, zijn er bijvoorbeeld niet in opgenomen, aldus verweerder. Verder heeft verweerder twijfels bij de opgevoerde verbouwingskosten (zie hiervoor) en ook bij de post 'crediteuren'. Ter zitting heeft verweerder verklaard aan alles te twijfelen, omdat door de houding van eiseres een boekenonderzoek niet mogelijk is gebleken.

9. De rechtbank overweegt dat in artikel 23 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) het MRB-tarief voor een personenauto is opgenomen. Op grond van artikel 24 van de Wet MRB is voor een bestelauto het tarief voor een personenauto ook van toepassing. In artikel 24b van de Wet MRB is bepaald, dat er een lager tarief geldt voor bestelauto's als de belasting wordt geheven van een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) en die ondernemer de bestelauto meer dan bijkomstig in zijn onderneming gebruikt.

10. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 7 van de Wet OB als ondernemer wordt aangemerkt een ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. Gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder (zie bij 1.11. en 8.) rust op eiseres de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij in ieder geval vanaf 2 april 2014 (zie 1.1.), door objectieve gegevens ondersteunde, voornemen had om belaste prestaties te verrichten. In zijn arrest van 27 augustus 1985, nr. 21608, BNB 1985/316, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Nederlandse wetgever aan het in artikel 7 van de Wet OB gebezigde begrip bedrijf geen andere betekenis heeft willen toekennen dan toekomt aan het begrip economische activiteit zoals gehanteerd in artikel 4 van de Zesde richtlijn. Volgens artikel 4, lid 2, van de Zesde richtlijn omvat het begrip economische activiteiten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Daaronder zijn begrepen (voorbereidende) werkzaamheden die zijn gericht op een duurzaam deelnemen aan het economische verkeer dan wel werkzaamheden die worden verricht ter zake van de beëindiging van een onderneming. Hierbij geldt dat de (winst-)doelstelling of de resultaten van de handelingen of werkzaamheden als zodanig niet relevant zijn voor het aanmerken als ondernemer (zie HR 15 december 2006, nr. 42506, ECLI:NL:HR:2006:AZ4418).

11. Gelet op het voorgaande (zie 9. en 10.) is de rechtbank van oordeel dat eiseres voor het jaar 2014 in de op haar rustende bewijslast is geslaagd. Met name het aangaan van de huurovereenkomst per 1 september 2014 bestemd voor de exploitatie van een bloemenzaak (zie 1.9.) leidt de rechtbank tot dit oordeel. Dat om welke reden dan ook de voorgenomen verbouwing al dan niet heeft plaatsgevonden en dat daardoor de winkelruimte slechts dienst heeft gedaan als opslagruimte, maakt dit niet anders. Verder betrekt de rechtbank in haar oordeel de stelling van eiseres dat zij in 2014 op de markt heeft gestaan met bloemen en daarmee een omzet heeft behaald van circa € 3.000. Deze stelling is door verweerder onvoldoende weersproken. Verweerder heeft zich bij zijn verweer met name gericht op de aftrek van voorbelasting en slechts in algemene bewoordingen bij hem gerezen twijfel geuit. Dat eiseres de overgelegde jaarrekening (zie 1.10.) niet heeft gedeponeerd, en zelfs in het geheel niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om haar jaarrekeningen te deponeren bij de Kamer van Koophandel, doet daar niet aan af.

12. De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres voor het jaar 2015 niet in de op haar rustende bewijslast is geslaagd. Redengevend voor de rechtbank is de verklaring van eiseres ter zitting dat vanaf 2015 in het geheel geen activiteiten meer zijn verricht. Uit het voorgaande volgt dat eiseres voor het jaar 2014 wel en voor het jaar 2015 niet meer als ondernemer voor de omzetbelasting kan worden aangemerkt.

13. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank zal daarom de uitspraken op bezwaar vernietigen. Dit betekent dat de naheffingsaanslagen moeten worden verminderd.

14. De wet MRB geeft de mogelijkheid om als er veranderingen optreden - bijvoorbeeld een ondernemer is niet langer ondernemer meer - waardoor de belasting hoger wordt en er wordt, zoals in deze zaak, geen aanvullende aangifte gedaan om de te weinig geheven belasting na te heffen. Deze naheffing vindt dan plaats over een tijdsduur van vier aansluitende tijdvakken van drie maanden. Het laatste tijdvak is dan het tijdvak waarin dit is geconstateerd. Als de verandering over een gedeelte van deze vier tijdvakken zich niet heeft voorgedaan, wordt over dat gedeelte niet nageheven. (zie artikel 24b, eerste en vierde lid en artikel 33, tweede en derde lid onderdeel c, van de wet MRB).

15. Nu de rechtbank van oordeel is dat de verandering is opgetreden per 1 januari 2015 (zie 12.) en de naheffingsaanslag is opgelegd per 10 juli 2015, geldt als laatste tijdvak waarin de verandering is geconstateerd (zie 14.) voor de Renault : 2 juli 2015 tot en met 1 oktober 2015 en voor de Peugeot: 26 juni 2015 tot en met 16 augustus 2015. Deze tijdvakken alsmede de 3 aansluitende voorafgaande tijdvakken van drie maanden komen in beginsel in aanmerking voor naheffing. Door de werking van artikel 33, derde lid, onderdeel c van de wet MRB kan de naheffing echter niet zien op gedeelten van tijdvakken die zien op de periode van voor 1 januari 2015.

16. De naheffingsaanslagen dienen daarom te worden verminderd voor zover zij betrekking hebben op (gedeelte) van de tijdvakken die zien op 2014. Naheffing voor de Renault kan daarom plaatsvinden vanaf 1 januari 2015 tot en met 1 oktober 2015 en voor de Peugeot 1 januari 2015 tot en met 16 augustus 2015. Door verweerder zijn de naheffingsaanslagen aldus berekend op een bedrag van € 1.641 respectievelijk € 739 (zie bij 1.13). Eiseres heeft deze berekening in haar brief van 20 september 2018 (zie bij procesverloop) onbesproken gelaten. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder hier niet in te volgen.

17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

18. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel