Rechtbank Noord-Nederland, 27-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3191, AWB LEE - 20 _ 2252
Rechtbank Noord-Nederland, 27-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3191, AWB LEE - 20 _ 2252
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 27 juli 2021
- Datum publicatie
- 3 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2021:3191
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2024:3202, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB LEE - 20 _ 2252
Inhoudsindicatie
Dit betreft een zogenaamde Rijnvarendenzaak. In geschil is of eiser terecht in de premieheffing volksverzekeringen is betrokken, of Liechtensteinse premies met de Nederlandse premieheffing moeten worden verrekend en of verweerder een kostenvergoeding voor het bezwaar had moeten toekennen.
De rechtbank oordeelt dat eiser terecht in de premieheffing is betrokken. Aan eiser is een A1-verklaring afgegeven op grond waarvan het Nederlandse sociale zekerheidsrecht op hem van toepassing is voor (onder meer) de periode 1 mei 2016 tot en met 31 december 2016. Aan die A1-verklaring zijn zowel verweerder als de belastingrechter gebonden.
De rechtbank oordeelt verder dat de uitspraak van Gerechtshof 's-Hertogenbosch waarop eiser zich beroept ter zake van de verrekening van Liechtensteinse premies inmiddels door de Hoge Raad gecasseerd is. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Tot slot oordeelt de rechtbank dat eiser geen recht heeft op een kostenvergoeding voor het bezwaar. De aanslag is weliswaar verlaagd, maar niet wegens een onrechtmatigheid van verweerder.
Omdat verweerder de aanslag hangende de beroepsprocedure (ambtshalve) heeft verminderd is het beroep wel gegrond. De rechtbank kent daarom wel een vergoeding toe voor de proceskosten voor de beroepsfase.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/2252
(gemachtigde: [gemachtigde van eiser] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst Particulieren/kantoor Eindhoven, verweerder
(gemachtigden: [gemachtigde 1 van verweerder] en [gemachtigde 2 van verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 1 februari 2019 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.566. Eiser is daarbij geen vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen verleend.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 560 aan belastingrente in rekening gebracht.
Eiser heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2016.
Bij uitspraak op bezwaar van 22 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft de aanslag onveranderd berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.566. Eiser is daarbij vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen verleend voor de periode 8 oktober 2016 tot en met 31 december 2016.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
Het proces-verbaal van de zitting is bij deze uitspraak gevoegd.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1980 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiser woonde geheel 2016 in Nederland.
Eiser was in heel 2016 werkzaam in het internationaal vervoer over de Europese binnenwateren. Eiser werkte in die periode als kapitein aan boord van het binnenvaartschip [naam schip] .
Eiser werkte van 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 voor [naam werkgever 1] , gevestigd in Nederland. Vanaf 6 februari 2016 tot en met 31 december 2016 werkte eiser voor [naam werkgever 2] , gevestigd in Liechtenstein.
Eiser werkte in 2015 voor [naam werkgever 3] , gevestigd in Liechtenstein.
Aan eiser is op 8 november 2019 door de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) een A1-verklaring afgegeven waarin staat dat vanaf 1 mei 2016 tot en met 31 augustus 2018 op eiser de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. In de brief bij de A1verklaring schrijft de SVB – voor zover hier van belang – het volgende:
“Nederlandse wetgeving van toepassing
Dat betekent dat u in ieder geval verplicht verzekerd was voor de AOW, de Anw, de AKW en de Wlz.