Rechtbank Noord-Nederland, 22-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2134, AWB - 20 _ 809
Rechtbank Noord-Nederland, 22-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2134, AWB - 20 _ 809
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 22 juni 2022
- Datum publicatie
- 28 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2022:2134
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2024:3915, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 809
Inhoudsindicatie
In geschil zijn de formele en materiële aspecten van de naheffingsaanslagen OB, (navorderings)aanslag IB/PVV, verzuim- en vergrijpboetes nav boekenonderzoek(en) bij een garagebedrijf.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 20/809, 20/2891, 21/1849, 22/420 en 22/421
(gemachtigde: S.J. de Jong),
en
(gemachtigden: [gemachtigden] ).
Procesverloop
Zaaknummer 20/809
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 december 2014 met dagtekening 30 september 2019 een naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [nummer] .F.02.4501 opgelegd ten bedrage van € 21.978.
Tevens heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 5.494 en bij beschikking € 4.210 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Zaaknummer 22/420
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 december 2014 met dagtekening 28 november 2019 een naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [nummer] .F.02.4502 opgelegd ten bedrage van € 20.970.
Tevens heeft verweerder bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.097 en bij beschikking € 4.152 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 3 april 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Zaaknummer 22/421
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 met dagtekening 28 oktober 2020 een naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [nummer] .F.02.5502 opgelegd ten bedrage van € 13.969.
Tevens heeft verweerder bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 2.008 en bij beschikking € 2.531 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Zaaknummer 20/2891
Verweerder heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 26 november 2019 aan eiseres een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 138.966.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 314 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 63.131.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Op het verzoek om ambtshalve vermindering heeft verweerder de aanslag IB/PVV en de beschikking belastingrente in stand gelaten en de vergrijpboete verminderd tot een bedrag van € 28.978.
Zaaknummer 21/1849
Verweerder heeft voor het jaar 2015 met dagtekening 14 november 2020 aan eiseres een navorderingsaanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 127.601.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 9.754 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen alle uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2022.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [X] . Verweerder is daar eveneens vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, bijgestaan door [bijstand] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is geboren op [datum] 1962.
Per 2 juni 2014 is eiseres een eenmanszaak gestart onder de namen ‘ [A] ’ en ‘ [B] ’. De activiteiten betreffen de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe).
Eiseres is tussen 19 juni 2013 en 30 juni 2014 directeur geweest van [C] LTD, waar het volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel dezelfde activiteiten betrof zoals omschreven onder 1.2.
Eiseres heeft over het tweede kwartaal van 2014 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend en daarin aangegeven:
verschuldigde omzetbelasting: € 0
voorbelasting: € 0 -/-
te ontvangen op aangifte: € 0.
Eiseres heeft over het derde kwartaal van 2014 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend en daarin aangegeven aan omzet algemeen tarief € 3.138, alsmede:
verschuldigde omzetbelasting: € 659
voorbelasting: € 2.766 -/-
te ontvangen op aangifte: € 2.107.
Verweerder heeft aan eiseres deze teruggaaf van omzetbelasting niet verleend.
Eiseres heeft over het vierde kwartaal van 2014 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend en daarin aangegeven aan omzet algemeen tarief € 9.200, alsmede:
verschuldigde omzetbelasting: € 1.932
voorbelasting: € 6.269 -/-
te ontvangen op aangifte: € 4.337.
Verweerder heeft aan eiseres deze teruggaaf van omzetbelasting niet verleend.
Met dagtekening 20 april 2015 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het vierde kwartaal van 2014 opgelegd ten bedrage van € 1.932 met aanslagnummer [nummer] .F.02.4301.
Verweerder heeft op 12 februari 2019 een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres en de uitkomsten daarvan in een rapport van 10 september 2019 vastgelegd. Daarin is onder meer opgenomen:
“1.1 Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:
- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van het jaar 2014 en.
- Omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
(…)
Kas
Door [eiseres] worden de betalingen en ontvangsten die contant worden gedaan geboekt op kaslijsten. Deze lijsten worden door de adviseur geboekt in een geautomatiseerd boekhoudsysteem.
De lijsten bevatten geen begin- en eindsaldo, zodat de conclusie kan worden getrokken dat geen kascontrole kan worden toegepast. Deze kaslijsten voldoen hiermee niet aan de voorwaarden van artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Dat deze lijsten niet voldoen aan de eisen blijkt ook uit de boeking van de adviseur die op 31 december 2014 een omzetbijboeking doet van € 54.000 om een negatieve kas aan het einde van het jaar te voorkomen. Daarnaast hebben wij bij de verificatie van de bankafschriften geconstateerd dat niet alle contante stortingen en opnamen op de kaslijsten worden geboekt.
Ik heb de kaslijsten ingebracht in een Excel bestand. In dit bestand heb ik de bank-, opnamen en stortingen verwerkt, de niet als omzet en inkoop aangemerkte bedragen verwijderd en de fictieve boekingen van de adviseur aan het einde van het jaar verwijderd. Mijn conclusie uit dit verbeterde kasboek is dat het kasboek vrijwel constant negatief loopt. Er van uitgaande dat dit niet mogelijk is en dat een normaal kassaldo € 1.000 bedraagt, kom ik tot de conclusie dat de omzet moet worden verhoogd met € 88.483 om een negatief kassaldo te voorkomen. Ik merk dit bedrag aan als gerealiseerde omzet. De gevolgen van de omzetbelasting van deze correctie op de winst wordt behandeld in punt 6 van dit rapport.
Correctie: omzet 2014 hoger € 88.483
De adviseur is van mening dat er geen sprake kan zijn van negatieve kassen. Er zouden volgens hem voldoende privéstortingen zijn gedaan. Ik heb deze privéstortingen in de administratie niet aangetroffen. Als deze wel zouden zijn gedaan dan dient eveneens de herkomst van de stortingen te worden aangetoond. Ik blijf van mening dat de aangetoonde negatieve kassen juist berekend zijn.
(…)
6 Omzetbelasting
Verschuldigde omzetbelasting
Als gevolg van de negatieve kassen in de kasadministratie heb ik een correctie op de omzetbelasting aangebracht van € 88.483. Door de aard van de correctie is niet vast te stellen op welke wijze de verschuldigde omzetbelasting dient te worden vastgesteld. Ik ga er van uit dat de volledige omzet voor de omzetbelasting is belast naar het normale tarief van 21%. De verschuldigde omzetbelasting bedraagt dan € 88.483 x 21/121 = € 15.356
Correctie verschuldigde omzetbelasting 2014 hoger € 15.356
(…)
Margeregeling
Eind 2014 worden 4 auto’s gekocht in Duitsland. Deze auto’s worden ook allemaal weer in 2014 verkocht. Uit de facturen blijkt dat de auto’s voor de omzetbelasting worden verkocht onder de margeregeling. Een van de voorwaarden voor de toepassing van de margeregeling voor de omzetbelasting is dat er voor de ingekochte auto’s een inkoopverklaring aanwezig dient te zijn.
De eisen voor een inkoopverklaring staan vermeld in artikel 4A uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968.
Van de gekochte auto’s is geen inkoopverklaring aanwezig. Op de koopcontracten van de auto’s die aanwezig zijn ontbreken de volgende gegevens die nodig zouden zijn voor een inkoopverklaring:
- De naam en adres van de leverancier.
- Het kenteken van de auto.
Bij de verkoop van de auto’s is naar mijn mening ten onrechte de margeregeling toegepast. Het betreft de volgende transacties:
datum |
Auto |
bedrag |
|
17-10-2014 |
[auto 1] |
€ |
42.900 |
27-10-2014 |
[auto 2] |
€ |
30.750 |
9-11-2014 |
[auto 3] |
€ |
23.500 |
25-11-2014 |
[auto 4] |
€ |
29.500 |
In plaats van de toepassing van de margeregeling dient voor de auto’s de omzetbelasting te worden berekend naar het normale tarief. De verschuldigde omzetbelasting over deze verkopen bedraagt
€ 42.900*21/121 = € 7.445, € 30.750*21/121 = € 5.336, € 23.500*21/121 = € 4.078 en
€ 29.500*21/121 = € 5.119. Totaal € 21.978.
Correctie verschuldigde omzetbelasting 2014 hoger € 21.978
(…)
Voorbelasting
De aangegeven voorbelasting bedraagt € 9.324, dit is conform grootboekrekening 1612
Onderstaande posten zijn beoordeeld op de juistheid van de voorbelasting.
(…)
Recapitulatie correcties voorbelasting
Correctie kosten [Y] € 1.059
Correctie inkopen € 409
Correctie telefoonkosten € 74
Correctie brandstofkosten € 397
Correctie accountantskosten € 3.675
Totaal correctie voorbelasting € 5.614
Correctie: voorbelasting 2014 lager € 5.614
(…)
Verzuimboete
Over de correctie(s) beschreven onder punt 6.1 (negatieve kas) en punt 6.3 (voorbelasting), wordt naast de naheffingsaanslag omzetbelasting ook nog een verzuimboete opgelegd. Deze verzuimboete is gebaseerd op artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de regelgeving van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
Belanghebbende heeft de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betaald. Daarbij is op basis van het onderzoek ook vastgesteld dat er te weinig belasting aangegeven is. Dit levert een verzuimboete op van 10% van de nog te betalen belasting, met een maximum van €5.278.
Vergrijpboete
Over de correctie(s) beschreven in onderdeel 6.2 (margeregeling), wordt naast de naheffingsaanslag omzetbelasting nog een vergrijpboete opgelegd. Deze boete is gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de regelgeving van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
Met betrekking tot de hiervoor genoemde correctie(s) geldt grove schuld. Van grove schuld is sprake ingeval van laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid hetgeen tot gevolg kan hebben dat er te weinig belasting zou worden geheven of betaald. De reden waarom er - met betrekking tot de hiervoor genoemde correctie(s) - sprake is van grove schuld is:
Voor een aantal voertuigen heeft belanghebbende de margeregeling toegepast. De voor toepassing van de margeregeling vereiste inkoopverklaringen ontbreken echter. Leverancier noch voertuig zijn te traceren nu naam respectievelijk kenteken ontbreken op de inkoopfactuur. Belastingplichtige had redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat door het toepassen van de margeregeling bij afwezigheid van de vereiste inkoopverklaringen het gevolg zou kunnen zijn dat er te weinig belasting werd betaald. Gezien voorgaande is het aan grove schuld van belastingplichtige te wijten dat de belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet (geheel) is betaald.
In geval van grove schuld legt de Belastingdienst een boete op van 25% van de boetegrondslag.
Overige aspecten Boete
De Belastingdienst heeft aan belanghebbende per brief d.d. 9-9-2019 een kennisgeving gestuurd naar aanleiding van haar voornemen om één of meerdere vergrijpboete(n) op te leggen.”
Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak juni 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [nummer] .F.02.4061 ten bedrage van € 20.970 opgelegd. Bij beschikking heeft verweerder tevens een verzuimboete opgelegd van € 2.097 en een bedrag van € 4.016 aan belastingrente in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2019 zijn de naheffingsaanslag omzetbelasting, de verzuimboete en de beschikking belastingrente vernietigd.
De rechtbank heeft bij brief van 19 mei 2020 aan de gemachtigde van eiseres meegedeeld dat het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 december 2014 met aanslagnummer [nummer] .F.02.4502 is geregistreerd onder zaaknummer LEE 20/1556.
Bij brief van 4 juni 2020 heeft de rechtbank aan de gemachtigde van eiseres geschreven dat hij heeft aangegeven dat het beroep met zaaknummer 20/1556 ten onrechte is ingeschreven. De rechtbank heeft het dossier onder zaaknummer 20/1556 daarop laten vervallen.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 21 februari 2022 onder meer als volgt geïnformeerd:
“Ter zake van de nadere naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 december 2014, met aanslagnummer [nummer] .F.02.4502 en de bijhorende verzuimboete is uitspraak op bezwaar gedaan op 3 april 2020. Ook deze naheffingsaanslag zal worden behandeld op de zitting van 7 april 2022. Hiervoor heeft de rechtbank een extra zaaknummer aangemaakt: 22/420. De rechtbank zal hiervoor geen extra griffierecht heffen.
(…)
Ten slotte heeft de rechtbank nog geconstateerd – in het dossier met betrekking tot de inkomstenbelasting 2015 (21/1849) – dat u namens [eiseres] in beroep gaat tegen de uitspraak op bezwaar van 9 april 2021 inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 met aanslagnummer [nummer] . F.02.5502 .
(…)
Zoals hiervoor reeds geschreven, heeft de rechtbank een beroep van u gevonden inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [nummer] .F.02.5502. De rechtbank verwijst naar uw brief van 11 juni 2021, die de rechtbank heeft ontvangen op 15 juni 2021 in het dossier 21/1849. Als bijlage zit daar een print van een e-mail bij met als onderwerp: ‘beroep [eiseres] omzet belasting 2015’. Op deze print staat geen datum of dagtekening. Een kopie hiervan is voor u bijgevoegd.
(…)
De rechtbank stelt u hierbij in de gelegenheid om
- te bewijzen wanneer de mail met als onderwerp: ‘beroep [eiseres] omzet belasting 2015’ is verzonden aan de rechtbank of
- aan haar mee te delen of er verschoonbare redenen zijn en zo ja welke, waarom dit beroepschrift niet tijdig is ingediend.”.
Op 6 april 2017 heeft eiseres een aangifte IB/PVV 2016 ingediend en het volgende aangegeven:
Afkoopsom lijfrente [verzekeringsmaatschappij] : € 5.491
Vrijgesteld inkomen internationale organisaties: € 6.777
Uitgaven specifieke zorgkosten : € 2.500
Drempel: € 202
Aftrek: € 2.298
Belastbaar inkomen uit werk en woning: € 3.193
Verweerder heeft bij brief van 11 oktober 2019 aan eiseres zijn voornemen tot afwijken van de aangifte IB/PVV 2016 meegedeeld en daarin onder meer geschreven:
“Op 6 april 2017 hebben wij van u een aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016 ontvangen. U doet aangifte voor een verzamelinkomen van € 3.193. Dit verzamelinkomen is op de onderstaande wijze samengesteld.
Afkoop lijfrente € 5.491
Vrijgesteld inkomen uit arbeid € 6.777
Aftrek specifieke zorgkosten € - 2.298
In deze aangifte heeft u geen winst uit de door u gedreven onderneming aangegeven. In het kader van een door mij ingesteld onderzoek, waarbij ik nadere informatie over u heb ingewonnen, heb ik een door u opgemaakte jaarrekening over het jaar 2016 aangetroffen. Uit deze jaarrekening, die is opgemaakt op 24 januari 2017, blijkt een winst uit onderneming van € 154.097. Ik ben voornemens deze winst in uw aangifte te verwerken.
Winst uit onderneming € 154.097
Zelfstandigenaftrek € - 7.280
Winst na ondernemersaftrek € 146.817
MKB winstvrijstelling € - 20.555
Belastbare winst uit onderneming € 126.262
Ik ben voornemens om uw aangifte inkomstenbelasting te corrigeren met de hierboven vermelde gegevens. Aangezien het niet duidelijk is waarom er sprake is van vrijgestelde inkomsten uit arbeid ten bedrage van € 6.777 zal dit bedrag door mij worden aangemerkt als belaste inkomsten. Door de hoogte van de gerealiseerde winst bestaat er in het jaar 2016 geen recht op de aftrek specifieke zorgkosten ten bedrage van € 2.298. Uw verzamelinkomen 2016 wordt als volgt vastgesteld.
Aangegeven verzamelinkomen € 3.193
Te belasten inkomsten uit arbeid € 6.777
Belastbare winst uit onderneming € 126.262
Correctie specifieke zorgkosten € 2.298
Gecorrigeerd verzamelinkomen € 138.530.”
Bij het opleggen van de onder het procesverloop opgenomen aanslag IB/PVV 2016 heeft verweerder naast de onder 1.14. vermelde correcties ook nog rekening gehouden met een correctie van de afkoopsom lijfrente (plus € 1.309) en een restant persoonsgebonden aftrek (min € 873). Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 138.966.
Verweerder heeft de onder 1.14. vermelde jaarrekening 2016 van eiseres overgelegd. Bij deze jaarrekening zit een voorwoord met dagtekening 24 januari 2017 van de gemachtigde van eiseres. In de jaarrekening, met op de voorpagina de naam en gegevens van het adviesbureau van de gemachtigde van eiseres, is volgens de verlies- en winstrekening 2016 een bedrijfsresultaat van € 154.097 behaald. Volgens de vergelijkende cijfers is over het jaar 2015 een bedrijfsresultaat van € 103.095 behaald.
In de e-mails van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 van [verzekeringsmaatschappij] heeft [H] namens de [verzekeringsmaatschappij] aan verweerder de documenten verstrekt op grond waarvan de hypotheekaanvraag van eiseres is ingediend en goedgekeurd. Naast de onder 1.14. vermelde jaarrekening 2016 van eiseres is daar ook een door hem ondertekende notitie van de gemachtigde van eiseres bijgevoegd van 27 mei 2015 waarin hij een overzicht van de inkomens van eiseres geeft en onder meer een bedrijfsresultaat, huurinkomsten en een prognose voor 2015 heeft vermeld.
Eiseres heeft per e-mail van 14 februari 2020 een jaarrekening 2016 van de onderneming van eiseres met dagtekening 3 februari 2017 gezonden naar verweerder, waarin bij het voorwoord een bedrijfsresultaat van negatief € 38.196 wordt vermeld en in de jaarrekening zelf een bedrijfsresultaat voor 2016 is opgenomen van negatief € 37.011.
Eiseres heeft bij brief, die de rechtbank op 28 oktober 2020 heeft ontvangen, een jaarrekening 2016 van de onderneming van eiseres met dagtekening 20 januari 2017 gevoegd, waarin bij het voorwoord een bedrijfsresultaat van negatief € 38.196 wordt vermeld en in de jaarrekening zelf een bedrijfsresultaat voor 2016 is opgenomen van negatief € 38.191.
Verweerder heeft bij beschikking van 1 mei 2021 de bij de aanslag IB/PVV 2016 aan eiseres opgelegde vergrijpboete, die nadien ambtshalve was verminderd, verder verminderd tot nihil.
Op 23 maart 2016 heeft eiseres een aangifte IB/PVV 2015 ingediend en het volgende aangegeven:
Genees- en heelkundige hulp: € 1.000
Drempel: € 127
Aftrek specifieke zorgkosten: € 873
Belastbare inkomens: nihil.
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 21 mei 2016 een definitieve aanslag IB/PVV 2015 opgelegd, berekend naar belastbare inkomens van nihil.
Op 29 juni 2016 heeft eiseres op digitale wijze twee aangiften IB/PVV 2015 ingediend. In de eerste aangifte heeft zij het volgende aangegeven:
Resultaat uit overige werkzaamheden: € 127.372
Kosten resultaat uit overige werkzaamheden: € 24.177
Netto resultaat van het resultaat uit overige werkzaamheden: € 103.195
Geneeskundige hulp: € 1.000
Drempel: € 4.195
Aftrek € 0
Belastbaar inkomen uit werk en woning: € 103.195
In de tweede aangifte heeft zij het volgende aangegeven:
Genees- en heelkundige hulp: € 1.000
Drempel: € 127
Aftrek specifieke zorgkosten: € 873
Belastbare inkomens: nihil.
In zijn motivering van de uitspraak op bezwaar van 1 mei 2020 heeft verweerder het van eiseres ontvangen bezwaarschrift van 9 juli 2016 inzake de definitieve aanslag IB/PVV 2015 niet-ontvankelijk verklaard omdat de aanslag reeds nihil is en de aanslag niet lager kan worden vastgesteld.
Bij brief van 13 oktober 2020 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over de uitkomsten van een boekenonderzoek met betrekking tot het jaar 2015. Daarin is onder meer opgenomen:
“Op 10 september 2019 heb ik u mijn controlerapport over het jaar 2014 toegezonden inzake het boekenonderzoek bij uw onderneming, In aanvulling op dit rapport ontvangt u
hierbij mijn bevindingen over het jaar 2015. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:
- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van het jaar 2015 en,
- Omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.
Voorraad auto’s
factuurnr datum auto kenteken bedrag
(…)
totaal 129.750
Ik neem aan dat deze auto’s in 2015 zijn verkocht, maar ik kan op geen enkele wijze uit de
administratie afleiden of deze auto’s ook in de administratie zijn verwerkt, niet in het resultaat en ook niet op de balans. Uit de administratie blijkt de verkoop van slechts drie andere auto’s. Uit historische gegevens van de onderneming blijkt dat auto’s worden verkocht met een winstopslag van gemiddeld € 1.800. Ik neem aan dat de hierboven vermelde auto’s met dezelfde winstmarge zijn verkocht. De omzet van deze auto’s zou dan
ongeveer € 129.750 plus 19 maal € 1.800 (= € 34.200) = € 163.950 bedragen.