Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3915, 22/1653 t/m 22/1657 en 22/1771
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3915, 22/1653 t/m 22/1657 en 22/1771
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 juni 2024
- Datum publicatie
- 21 juni 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2022:2134, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/1653 t/m 22/1657 en 22/1771
- Relevante informatie
- Art. 52 AWR, Art. 67c AWR, Art. 67f AWR, Art. 15, lid 1, Wet OB 1968, Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:9 Awb
Inhoudsindicatie
OB. IB/PVV. Diverse correcties n.a.v. boekenonderzoek. Vergrijpboete.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 22/1653 tot en met 22/1657 en 22/1771
uitspraakdatum: 11 juni 2024
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
en het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 22 juni 2022, nummers LEE 20/809, 20/2891, 21/1849, 22/420 en 22/421, ECLI:NL:RBNNE:2022:2134 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 december 2014 (hierna: 2014-I) een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd van € 21.978. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 4.210 en is een vergrijpboete opgelegd van € 5.494.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 juni 2014 tot en met 31 december 2014 (hierna: 2014-II) een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 20.970. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 4.152 en is een verzuimboete opgelegd van € 2.097.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 (hierna: 2015) een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 13.969. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 2.531 en is een vergrijpboete opgelegd van € 2.008.
Aan belanghebbende is over het jaar 2015 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 127.601. Bij beschikking is belastingrente berekend van € 9.754.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 138.966. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 314 en is een vergrijpboete opgelegd van € 63.131.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren gericht tegen de naheffingsaanslagen OB en de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016 niet-ontvankelijk verklaard, en op het verzoek ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2016 en de beschikking belastingrente in stand gelaten en de boete verminderd tot € 28.978.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft als volgt geoordeeld:
– In de zaak LEE 20/809 heeft de Rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag OB
2014-I ongegrond verklaard, het beroep tegen de boetebeschikking gegrond, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover het betreft de beslissing over de vergrijpboete, de vergrijpboete verminderd tot een bedrag van € 3.449, bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 354 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 759.
– In de zaak LEE 22/420 heeft de Rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag OB 2014-II gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 15.356, de boetebeschikking vernietigd, de beschikking belastingrente overeenkomstig verminderd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 759;
– In de zaak LEE 22/421 heeft de Rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag OB 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
– In de zaak LEE 21/1849 heeft de Rechtbank het beroep tegen de navorderingsaanslag 2015 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag vernietigd, de beschikking belastingrente vernietigd, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 49 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 759.
– In de zaak LEE 20/2891 heeft de Rechtbank het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 ongegrond verklaard, het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover het betreft de beslissing over de vergrijpboete, de vergrijpboete verminderd tot nihil, bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 48 aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 759;
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur is tegen de uitspraak van de Rechtbank – voor zover het betreft navorderingsaanslag IB/PVV 2015 – in hoger beroep gegaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en S.J. de Jong, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Algemeen
Belanghebbende is geboren [in] 1962.
Per 2 juni 2014 is belanghebbende een eenmanszaak gestart onder de namen ‘ [belanghebbende] Auto’s’ en ‘EGB [belanghebbende] Auto’s’. De activiteiten betreffen de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe).
Belanghebbende is tussen 19 juni 2013 en 30 juni 2014 directeur geweest van [naam7] , waar het volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel dezelfde activiteiten betrof zoals omschreven onder 2.2.
OB
Belanghebbende heeft over het tweede kwartaal van 2014 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend en daarin aangegeven:
verschuldigde omzetbelasting: € 0
voorbelasting: € 0 -/-
te ontvangen op aangifte: € 0.
Belanghebbende heeft over het derde kwartaal van 2014 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend en daarin aangegeven:
omzet: € 3.138
verschuldigde omzetbelasting 21%: € 659
voorbelasting: € 2.766 -/-
te ontvangen op aangifte: € 2.107.
De Inspecteur heeft deze teruggaaf van omzetbelasting niet verleend.
Belanghebbende heeft over het vierde kwartaal van 2014 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend en daarin aangegeven:
omzet: € 9.200
verschuldigde omzetbelasting 21%: € 1.932
voorbelasting: € 6.269 -/-
te ontvangen op aangifte: € 4.337.
De Inspecteur heeft deze teruggaaf van omzetbelasting niet verleend.
Met dagtekening 20 april 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag OB voor het vierde kwartaal van 2014 opgelegd ten bedrage van € 1.932.
De Inspecteur heeft op 12 februari 2019 een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende en de uitkomsten daarvan in een rapport van 10 september 2019 vastgelegd. Daarin is onder meer opgenomen:
“1.1 Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:
- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van het jaar 2014 en.
- Omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
(…)
Kas
Door mevrouw [belanghebbende] worden de betalingen en ontvangsten die contant worden gedaan geboekt op kaslijsten. Deze lijsten worden door de adviseur geboekt in een geautomatiseerd boekhoudsysteem.
De lijsten bevatten geen begin- en eindsaldo, zodat de conclusie kan worden getrokken dat geen kascontrole kan worden toegepast. Deze kaslijsten voldoen hiermee niet aan de voorwaarden van artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Dat deze lijsten niet voldoen aan de eisen blijkt ook uit de boeking van de adviseur die op 31 december 2014 een omzetbijboeking doet van € 54.000 om een negatieve kas aan het einde van het jaar te voorkomen. Daarnaast hebben wij bij de verificatie van de bankafschriften geconstateerd dat niet alle contante stortingen en opnamen op de kaslijsten worden geboekt.
Ik heb de kaslijsten ingebracht in een Excel bestand. In dit bestand heb ik de bank-, opnamen en stortingen verwerkt, de niet als omzet en inkoop aangemerkte bedragen verwijderd en de fictieve boekingen van de adviseur aan het einde van het jaar verwijderd. Mijn conclusie uit dit verbeterde kasboek is dat het kasboek vrijwel constant negatief loopt. Ervan uitgaande dat dit niet mogelijk is en dat een normaal kassaldo € 1.000 bedraagt, kom ik tot de conclusie dat de omzet moet worden verhoogd met € 88.483 om een negatief kassaldo te voorkomen. Ik merk dit bedrag aan als gerealiseerde omzet. De gevolgen van de omzetbelasting van deze correctie op de winst wordt behandeld in punt 6 van dit rapport.
Correctie: omzet 2014 hoger € 88.483
De adviseur is van mening dat er geen sprake kan zijn van negatieve kassen. Er zouden volgens hem voldoende privéstortingen zijn gedaan. Ik heb deze privéstortingen in de administratie niet aangetroffen. Als deze wel zouden zijn gedaan dan dient eveneens de herkomst van de stortingen te worden aangetoond. Ik blijf van mening dat de aangetoonde negatieve kassen juist berekend zijn.
(…)
6 Omzetbelasting
Verschuldigde omzetbelasting
Als gevolg van de negatieve kassen in de kasadministratie heb ik een correctie op de omzetbelasting aangebracht van € 88.483. Door de aard van de correctie is niet vast te stellen op welke wijze de verschuldigde omzetbelasting dient te worden vastgesteld. Ik ga er van uit dat de volledige omzet voor de omzetbelasting is belast naar het normale tarief van 21%. De verschuldigde omzetbelasting bedraagt dan € 88.483 x 21/121 = € 15.356
Correctie verschuldigde omzetbelasting 2014 hoger € 15.356
(…)
Margeregeling
Eind 2014 worden 4 auto’s gekocht in Duitsland. Deze auto’s worden ook allemaal weer in 2014 verkocht. Uit de facturen blijkt dat de auto’s voor de omzetbelasting worden verkocht onder de margeregeling. Een van de voorwaarden voor de toepassing van de margeregeling voor de omzetbelasting is dat er voor de ingekochte auto’s een inkoopverklaring aanwezig dient te zijn.
De eisen voor een inkoopverklaring staan vermeld in artikel 4A uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968.
Van de gekochte auto’s is geen inkoopverklaring aanwezig. Op de koopcontracten van de auto’s die aanwezig zijn ontbreken de volgende gegevens die nodig zouden zijn voor een inkoopverklaring:
- De naam en adres van de leverancier.
- Het kenteken van de auto.
Bij de verkoop van de auto’s is naar mijn mening ten onrechte de margeregeling toegepast. Het betreft de volgende transacties:
datum |
Auto |
bedrag |
17-10-2014 |
BMW M3 |
€ 42.900 |
27-10-2014 |
Audi RS4 |
€ 30.750 |
9-11-2014 |
Alfa Giulietta |
€ 23.500 |
25-11-2014 |
Mini Clubman |
€ 29.500 |
In plaats van de toepassing van de margeregeling dient voor de auto’s de omzetbelasting te worden berekend naar het normale tarief. De verschuldigde omzetbelasting over deze verkopen bedraagt
€ 42.900*21/121 = € 7.445, € 30.750*21/121 = € 5.336, € 23.500*21/121 = € 4.078 en
€ 29.500*21/121 = € 5.119. Totaal € 21.978.
Correctie verschuldigde omzetbelasting 2014 hoger € 21.978
(…)
Voorbelasting
De aangegeven voorbelasting bedraagt € 9.324, dit is conform grootboekrekening 1612
Onderstaande posten zijn beoordeeld op de juistheid van de voorbelasting.
(…)
Recapitulatie correcties voorbelasting
Correctie kosten [naam8] € 1.059
Correctie inkopen € 409
Correctie telefoonkosten € 74
Correctie brandstofkosten € 397
Correctie accountantskosten € 3.675
Totaal correctie voorbelasting € 5.614
Correctie: voorbelasting 2014 lager € 5.614
(…)
Verzuimboete
Over de correctie(s) beschreven onder punt 6.1 (negatieve kas) en punt 6.3 (voorbelasting), wordt naast de naheffingsaanslag omzetbelasting ook nog een verzuimboete opgelegd. Deze verzuimboete is gebaseerd op artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de regelgeving van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
Belanghebbende heeft de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betaald. Daarbij is op basis van het onderzoek ook vastgesteld dat er te weinig belasting aangegeven is. Dit levert een verzuimboete op van 10% van de nog te betalen belasting, met een maximum van €5.278.
Vergrijpboete
Over de correctie(s) beschreven in onderdeel 6.2 (margeregeling), wordt naast de naheffingsaanslag omzetbelasting nog een vergrijpboete opgelegd. Deze boete is gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de regelgeving van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
Met betrekking tot de hiervoor genoemde correctie(s) geldt grove schuld. Van grove schuld is sprake ingeval van laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid hetgeen tot gevolg kan hebben dat er te weinig belasting zou worden geheven of betaald. De reden waarom er - met betrekking tot de hiervoor genoemde correctie(s) - sprake is van grove schuld is:
Voor een aantal voertuigen heeft belanghebbende de margeregeling toegepast. De voor toepassing van de margeregeling vereiste inkoopverklaringen ontbreken echter. Leverancier noch voertuig zijn te traceren nu naam respectievelijk kenteken ontbreken op de inkoopfactuur. Belastingplichtige had redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat door het toepassen van de margeregeling bij afwezigheid van de vereiste inkoopverklaringen het gevolg zou kunnen zijn dat er te weinig belasting werd betaald. Gezien voorgaande is het aan grove schuld van belastingplichtige te wijten dat de belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet (geheel) is betaald.
In geval van grove schuld legt de Belastingdienst een boete op van 25% van de boetegrondslag.
Overige aspecten Boete
De Belastingdienst heeft aan belanghebbende per brief d.d. 9-9-2019 een kennisgeving gestuurd naar aanleiding van haar voornemen om één of meerdere vergrijpboete(n) op te leggen.”
De Rechtbank heeft geconstateerd – in het dossier met betrekking tot de IB/PVV 2015 (LEE 21/1849) – dat namens belanghebbende beroep is ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 9 april 2021 inzake de naheffingsaanslag OB 2015. De Rechtbank verwijst in dit verband naar de brief van 11 juni 2021 van de zijde van belanghebbende, die de Rechtbank heeft ontvangen op 15 juni 2021. Als bijlage zit daar een print bij van een e-mail met als onderwerp: ‘beroep e g [belanghebbende] omzetbelasting 2015’. Op deze print staat geen datum of dagtekening. De Rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 21 februari 2022 in de gelegenheid gesteld te bewijzen wanneer deze mail aan de Rechtbank is verzonden dan wel mee te delen of er verschoonbare redenen zijn en zo ja welke (waarom dit beroepschrift niet tijdig is ingediend).
Belanghebbende heeft op deze brief niet gereageerd.
IB/PVV
Op 6 april 2017 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV 2016 ingediend en het volgende aangegeven:
Afkoopsom lijfrente [naam9] : € 5.491
Vrijgesteld inkomen internationale organisaties: € 6.777
Uitgaven specifieke zorgkosten: € 2.500
Drempel: € 202-/-
Aftrek: € 2.298 -/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning: € 3.193
De Inspecteur heeft bij brief van 11 oktober 2019 aan belanghebbende zijn voornemen tot afwijken van de aangifte IB/PVV 2016 meegedeeld en daarin – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Op 6 april 2017 hebben wij van u een aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016 ontvangen. U doet aangifte voor een verzamelinkomen van € 3.193. Dit verzamelinkomen is op de onderstaande wijze samengesteld.
Afkoop lijfrente € 5.491
Vrijgesteld inkomen uit arbeid € 6.777
Aftrek specifieke zorgkosten € - 2.298
In deze aangifte heeft u geen winst uit de door u gedreven onderneming aangegeven. In het kader van een door mij ingesteld onderzoek, waarbij ik nadere informatie over u heb ingewonnen, heb ik een door u opgemaakte jaarrekening over het jaar 2016 aangetroffen. Uit deze jaarrekening, die is opgemaakt op 24 januari 2017, blijkt een winst uit onderneming van € 154.097. Ik ben voornemens deze winst in uw aangifte te verwerken.
Winst uit onderneming € 154.097
Zelfstandigenaftrek € - 7.280
Winst na ondernemersaftrek € 146.817
MKB-winstvrijstelling € - 20.555
Belastbare winst uit onderneming € 126.262
Ik ben voornemens om uw aangifte inkomstenbelasting te corrigeren met de hierboven vermelde gegevens. Aangezien het niet duidelijk is waarom er sprake is van vrijgestelde inkomsten uit arbeid ten bedrage van € 6.777 zal dit bedrag door mij worden aangemerkt als belaste inkomsten. Door de hoogte van de gerealiseerde winst bestaat er in het jaar 2016 geen recht op de aftrek specifieke zorgkosten ten bedrage van € 2.298. Uw verzamelinkomen 2016 wordt als volgt vastgesteld.
Aangegeven verzamelinkomen € 3.193
Te belasten inkomsten uit arbeid € 6.777
Belastbare winst uit onderneming € 126.262
Correctie specifieke zorgkosten € 2.298
Gecorrigeerd verzamelinkomen € 138.530.”
Bij het opleggen van de onder het procesverloop opgenomen aanslag IB/PVV 2016 heeft de Inspecteur naast de onder 2.12 vermelde correcties ook nog rekening gehouden met een correctie van de afkoopsom lijfrente (plus € 1.309) en een restant persoonsgebonden aftrek (min € 873). Het belastbaar inkomen uit werk en woning is aldus vastgesteld op € 138.966.
De Inspecteur heeft een jaarrekening 2016 van belanghebbende overgelegd. Bij deze jaarrekening zit een voorwoord met dagtekening 24 januari 2017 van de gemachtigde van belanghebbende. In de jaarrekening, met op de voorpagina de naam en gegevens van het adviesbureau van de gemachtigde van belanghebbende, is volgens de verlies- en winstrekening 2016 een bedrijfsresultaat van € 154.097 behaald. Volgens de vergelijkende cijfers is over het jaar 2015 een bedrijfsresultaat van € 103.095 behaald.
In de e-mails van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 van [naam10] heeft [naam11] namens de adviesgroep aan de Inspecteur de documenten verstrekt op grond waarvan de hypotheekaanvraag van belanghebbende is ingediend en goedgekeurd. Naast de onder 2.14 vermelde jaarrekening 2016 van belanghebbende is daar ook een door hem ondertekende notitie van de gemachtigde van belanghebbende bijgevoegd van 27 mei 2015 waarin hij een overzicht van de inkomens van belanghebbende geeft en onder meer een bedrijfsresultaat, huurinkomsten en een prognose voor 2015 heeft vermeld.
Belanghebbende heeft per e-mail van 14 februari 2020 een jaarrekening 2016 van de onderneming van belanghebbende met dagtekening 3 februari 2017 gezonden naar de Inspecteur, waarin bij het voorwoord een bedrijfsresultaat van negatief € 38.196 wordt vermeld en in de jaarrekening zelf een bedrijfsresultaat voor 2016 is opgenomen van negatief € 37.011.
Belanghebbende heeft bij brief, die de Rechtbank op 28 oktober 2020 heeft ontvangen, een jaarrekening 2016 van de onderneming van belanghebbende met dagtekening 20 januari 2017 gevoegd, waarin bij het voorwoord een bedrijfsresultaat van negatief € 38.196 wordt vermeld en in de jaarrekening zelf een bedrijfsresultaat voor 2016 is opgenomen van negatief € 38.191.
De Inspecteur heeft bij beschikking van 1 mei 2021 de bij de aanslag IB/PVV 2016 aan belanghebbende opgelegde vergrijpboete, die nadien ambtshalve was verminderd, verder verminderd tot nihil.
Op 23 maart 2016 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV 2015 ingediend en het volgende aangegeven:
Genees- en heelkundige hulp: € 1.000
Drempel: € 127
Aftrek specifieke zorgkosten: € 873
Belastbare inkomens: nihil.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 21 mei 2016 een primitieve aanslag IB/PVV 2015 opgelegd, berekend naar belastbare inkomens van nihil.
Op 29 juni 2016 heeft belanghebbende op digitale wijze twee aangiften IB/PVV 2015 ingediend. In de eerste aangifte heeft zij het volgende aangegeven:
Resultaat uit overige werkzaamheden: |
€ 127.372 |
Kosten resultaat uit overige werkzaamheden: |
€ 24.177 |
Nettoresultaat van het resultaat uit overige werkzaamheden: |
€ 103.195 |
Geneeskundige hulp: |
€ 1.000 |
Drempel: |
€ 4.294 |
Aftrek: |
€ 0 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning: |
€ 103.195 |
In de tweede aangifte heeft zij het volgende aangegeven:
Genees- en heelkundige hulp: € 1.000
Drempel: € 127
Aftrek specifieke zorgkosten: € 873
Belastbare inkomens: nihil.
Voor de indiening van beide aangiften is gebruik gemaakt van het becon-nummer van de gemachtigde van belanghebbende.
In zijn motivering van de uitspraak op bezwaar van 1 mei 2020 heeft de Inspecteur het van belanghebbende ontvangen bezwaarschrift van 9 juli 2016 inzake de primitieve aanslag IB/PVV 2015 niet-ontvankelijk verklaard omdat de aanslag reeds nihil is en de aanslag niet lager kan worden vastgesteld.
Bij brief van 13 oktober 2020 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd over de uitkomsten van een boekenonderzoek met betrekking tot het jaar 2015. Daarin is onder meer opgenomen:
“Op 10 september 2019 heb ik u mijn controlerapport over het jaar 2014 toegezonden inzake het boekenonderzoek bij uw onderneming, In aanvulling op dit rapport ontvangt u hierbij mijn bevindingen over het jaar 2015. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:
- Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van het jaar 2015 en,
- Omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.
Voorraad auto’s
Na de afronding van het deel van het onderzoek over 2014 heeft de adviseur inkoopfacturen van auto’s aangeleverd. Deze facturen kwamen volgens zijn verklaring uit een administratie die eerder niet beschikbaar was. Het betreft de volgende 19 auto’s.
factuurnr |
datum |
auto |
kenteken |
bedrag |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
totaal |
129.750 |
Ik neem aan dat deze auto’s in 2015 zijn verkocht, maar ik kan op geen enkele wijze uit de administratie afleiden of deze auto’s ook in de administratie zijn verwerkt, niet in het resultaat en ook niet op de balans. Uit de administratie blijkt de verkoop van slechts drie andere auto’s. Uit historische gegevens van de onderneming blijkt dat auto’s worden verkocht met een winstopslag van gemiddeld € 1.800. Ik neem aan dat de hierboven vermelde auto’s met dezelfde winstmarge zijn verkocht. De omzet van deze auto’s zou dan ongeveer € 129.750 plus 19 maal € 1.800 (= € 34.200) = € 163.950 bedragen.
Kas
Door mevrouw [belanghebbende] worden de betalingen en ontvangsten die contant worden gedaan geboekt op kaslijsten. Deze lijsten worden door de adviseur geboekt in een geautomatiseerd boekhoudsysteem. De lijsten bevatten geen begin- en eindsaldo, zodat de conclusie kan worden getrokken dat geen kascontrole kan worden toegepast. Deze kaslijsten voldoen hiermee niet aan de voorwaarden van artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR). Tevens heb ik bij de verificatie van de bankafschriften geconstateerd dat niet alle contante stortingen en opnamen op de kaslijsten worden geboekt.
Ik heb de kaslijsten ingebracht in een Excel bestand. In dit bestand heb ik de bankopnamen en - stortingen verwerkt. Mijn conclusie uit dit verbeterde kasboek is dat het kasboek regelmatig negatief loopt. Ervan uitgaande dat dit niet mogelijk is en dat een normaal kassaldo € 1.000 bedraagt, kom ik tot de conclusie dat de omzet moet worden verhoogd met minimaal € 105.286 om een negatief kassaldo te voorkomen.
Gevolgen eerder boekenonderzoek omzetbelasting
Op 2 december 2015 is een boekenonderzoek omzetbelasting afgerond. Tegen de aanslagen die uit dit onderzoek voortvloeien is door belastingplichtige bezwaar en beroep aangetekend. Uit het onderzoek blijkt dat door belastingplichtige zes auto’s zijn verkocht voor een bedrag van € 133.250, waarbij € 14.500 winst is gemaakt. Deze verkoopmutaties zijn door de adviseur van belastingplichtige uit het resultaat van de onderneming verwijderd. Uit de uitspraak van de Rechtbank op het beroep tegen voormelde aanslagen oordeelt de rechter dat “eiseres op geen enkele wijze (overtuigend) heeft aangetoond dat de verkooptransacties niet zijn doorgegaan”. Uit de uitspraak blijkt derhalve ook dat de transacties ten onrechte uit de administratie zijn verwijderd en de winst alsnog dient te worden aangegeven.
De verschuldigde omzetbelasting over de transacties bedraagt € 23.126. Voor dit bedrag is een naheffingsaanslag opgelegd en deze dient nog ten laste van het resultaat te worden gebracht.
Correctie winst 2015 lager € 23.126
Correctie omzet
Hoewel het resultaat op de verkoop van de hierboven vermelde 6 auto’s uit het resultaat van de onderneming is verwijderd, komen de in-en verkopen van de auto’s nog wel voor in het kasboek. De negatieve kassen komen voor een deel voort uit de inkopen van genoemde auto’s. De winst op deze auto’s ten bedrage van € 14.500 dient tot het resultaat te worden gerekend. Daarnaast ben ik van mening dat het aannemelijk is dat ook de 19 hierboven vermelde auto’s door belastingplichtige zijn verkocht en de gerealiseerde omzet volledig tot het resultaat dient te worden gerekend. De auto’s zijn ingekocht in 2014 en staan niet vermeld op de eindbalans van 2014.
Aangezien de auto’s als marge-auto zijn ingekocht, lijkt het mij redelijk de verkoop ook als marge aan te merken, De verschuldigde omzetbelasting bedraagt dan 21/121 * € 34.200 = € 5.935. Uitgaande van contante verkopen, wordt door deze correctie ook het negatieve kassaldo geëlimineerd.
De correctie op de winst bedraagt dan € 14.500 + (€ 163.950 - € 5.935 =) € 158.015 = € 172.515
Correctie winst 2015 hoger € 172.515
MKB-winstvrijstelling
Als gevolg van de correctie op de winst (€ 172.515 - € 23.126 = € 149.389) heeft belastingplichtige recht op MKB winstvrijstelling. De berekening hiervan is als volgt.
(…)
Correctie MKB-winstvrijstelling -20915”.
Naar aanleiding van de onder 2.23 vermelde uitkomsten van de controle heeft de Inspecteur op basis van de volgende berekening
Winst uit onderneming: € 172.515
Aftrek correctie OB € 23.126 -/-
Subtotaal € 149.389
MKB-winstvrijstelling € 20.915 -/-
Belastbare winst € 128.474
Aftrek specifieke zorgkosten: € 873 -/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 127.601
de onder het procesverloop opgenomen navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opgelegd berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 127.601.
Belanghebbende heeft per e-mail van 1 februari 2021 een jaarrekening 2015 met dagtekening 8 oktober 2018 aan de Inspecteur overgelegd, waarin een bedrijfsresultaat van negatief € 483 is opgenomen.