Rechtbank Noord-Nederland, 17-05-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1983, LEE 22/1825
Rechtbank Noord-Nederland, 17-05-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:1983, LEE 22/1825
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 17 mei 2023
- Datum publicatie
- 2 augustus 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2025:328, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- LEE 22/1825
- Relevante informatie
- Art. 21 Wet Vpb 1969, Art. 20 Wet Vpb 1969, Art. 20a Wet Vpb 1969, Art. 30fe AWR
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft voor het jaar 2015 aan eiseres een aanslag opgelegd in de vennootschapsbelasting berekend naar een belastbare winst én een belastbaar bedrag van € 288.048. Ook heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 14.116 aan belastingrente in rekening gebracht. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen deze aanslag. Dit bezwaar heeft eiseres vervolgens bij wijze van compromis per e-mail ingetrokken. Verweerder heeft daaropvolgend bij beschikking (de verliesverrekeningsbeschikking) de aanslag Vpb 2015 verminderd naar een belastbaar bedrag van nihil en de belastbare winst van 2015 volledig verrekend met een verlies uit 2016. De eerder door verweerder in rekening gebrachte rente is in stand gebleven. Eiseres maakt (opnieuw) bezwaar. Eiseres kan zich niet vinden in de wijze waarop verweerder uitvoering heeft gegeven aan het compromis, in die zin dat verweerder de belastingrente niet heeft verminderd naar nihil. Verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Voor zover het bezwaar is gericht tegen de verliesverrekeningsbeschikking is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door verweerder, omdat het bezwaarschrift zich enkel en uitsluitend richt tot de beschikking belastingrente die is vastgesteld bij de aanslag Vpb 2015. Die beschikking wordt bij het vaststellen van de verliesverrekeningsbeschikking als bedoeld in artikel 21, eerste lid van de Wet Vpb niet herzien nu de wet geen mogelijkheid biedt voor een herziening van de reeds berekende belastingrente. Uit artikel 30fe, tweede lid, van de AWR volgt namelijk dat geen belastingrente wordt vergoed bij vermindering van een aanslag als gevolg van een verliesverrekening van een volgend jaar.
Voor zover het bezwaar is gericht tegen de aanslag Vpb 2015 is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij de intrekking van haar bezwaarschrift heeft gedwaald. Het had volgens de rechtbank op de weg van eiseres gelegen om de vermindering van de belastingrente nadrukkelijk aan de orde te stellen. Eiseres heeft weliswaar in een e-mail in een Excelbestand een belastingrente van 0 genoemd, maar zonder nadere toelichting die geheel ontbreekt, kan niet worden gezegd dat eiseres daarmee het punt over de belastingrente nadrukkelijk kenbaar heeft gemaakt.
Het beroep is ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1825
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres 1] ,
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2015 aan eiseres met dagtekening 23 maart 2019 een aanslag opgelegd in de vennootschapsbelasting (Vpb) van € 62.011 berekend naar een belastbare winst van € 288.048 en een belastbaar bedrag van € 288.048. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 14.116 aan belastingrente in rekening gebracht.
Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen de aanslag Vpb 2015.
Dit bezwaar heeft eiseres, bij wijze van compromis, per e-mail van 24 december 2019 ingetrokken.
Verweerder heeft bij beschikking van 8 februari 2020 (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking) de aanslag Vpb 2015 verminderd naar een belastbaar bedrag van nihil. De belastbare winst van 2015 is volledig verrekend met een verlies uit 2016. De verliesverrekeningsbeschikking heeft geleid tot een teruggave van vennootschapsbelasting van € 62.011. De door verweerder bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 14.116 is in stand gebleven.
Eiseres heeft op 20 februari 2020 (opnieuw) bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 4 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en haar bestuurder [bestuurder eiseres] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [medewerker verweerder] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is naar Nederlands recht opgericht op [oprichtingsdatum] . De activiteiten van eiseres bestaan uit de teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaken.
Verweerder heeft de onder het procesverloop genoemde aanslag Vpb 2015 met beschikking belastingrente opgelegd.
Eiseres heeft bij brief van 16 april 2019 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.
In de periode van september 2019 tot en met december 2019 is, zowel per e-mail als telefonisch, uitvoerig contact geweest tussen de gemachtigde van eiseres en verweerder over de vraag of de afwaardering van het stuk grond in Argentinië en het valutaverlies dat daarmee in verband staat ten laste van de fiscale winst mag worden gebracht. In deze periode zijn door beide partijen compromisvoorstellen gedaan.
In de e-mail van 4 november 2019, verstuurd door de gemachtigde van eiseres naar verweerder, staat voor zover hier relevant het volgende:
“Naar aanleiding van ons constructieve gesprek vandaag heb ik met belastingplichtige overlegd over een compromis aangaande de bezwaarprocedure tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 2015 en 2016.
(…)