Rechtbank Noord-Nederland, 29-06-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2740, AWB - 21 _ 2978
Rechtbank Noord-Nederland, 29-06-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2740, AWB - 21 _ 2978
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 29 juni 2023
- Datum publicatie
- 12 juli 2023
- Annotator
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 2978
- Relevante informatie
- Art. 35b SW, Art. 35c SW, Art. 3.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Met betrekking tot de aanslag erfbelasting is in geschil wat tot het ondernemingsvermogen behoort.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2978
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 24 december 2019 een aanslag erfbelasting opgelegd van € 651.514, berekend naar een belaste verkrijging van € 1.659.355.
Bij uitspraak op bezwaar van 17 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag erfbelasting verminderd tot een aanslag van € 542.425, berekend naar een belaste verkrijging van € 1.386.633.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023.
Namens eiseres is haar gemachtigde daar verschenen en verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .
Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
[erflaatster] is geboren op [datum] 1957 en overleden op [datum] 2017 (hierna: erflaatster). Erflaatster had geen testament opgesteld.
Eiseres is de zus van erflaatster en enig erfgename. Zij heeft de erfenis zuiver aanvaard.
Erflaatster exploiteerde tot haar overlijden in de vorm van een eenmanszaak een akkerbouwbedrijf (hierna: het akkerbouwbedrijf), dat tot de nalatenschap behoort. Het akkerbouwbedrijf hanteerde een gebroken boekjaar dat liep van 1 mei tot en met 30 april.
Op 30 april 2015 stond op de balans van het akkerbouwbedrijf een bedrag van € 10.944 aan financiële vaste activa en een bedrag van € 321.260 aan liquide middelen.
Uit het privévermogen van erflaatster zijn in de jaren 2015 - 2016 de volgende activa die voorheen als privé werden aangemerkt, zakelijk geëtiketteerd:
- [bank A] vermogensbeheer [nummer 1] ;
- [bank A] zelf beleggen [nummer 2] ;
- [bank B] beleggersportefeuille [nummer 3] en
- [X] certificaten.
Op 30 april 2016 stond op de balans van het akkerbouwbedrijf een bedrag van € 866.687 aan effecten en een bedrag van € 461.056 aan liquide middelen.
Uit het privévermogen van erflaatster zijn in de jaren 2016 - 2017 de volgende activa die voorheen als privé werden aangemerkt, zakelijk geëtiketteerd:
- [bank A] vermogensbeheer [nummer 1] en
- [bank A] vermogensspaarrekening [nummer 4] .
Op 30 april 2017 stond op de balans van het akkerbouwbedrijf een bedrag
van € 813.076 aan effecten en € 651.981 aan liquide middelen. Samen is dit € 1.465.057.
Erflaatster bezat samen met eiseres (ieder de onverdeelde helft van) een woning aan de [adres A] . De woning is op [datum] 2017 verkocht voor € 320.000 en op [datum] 2017 geleverd aan kopers.
Eiseres heeft op 19 maart 2019 een aangifte erfbelasting ingediend in verband met de erfenis van erflaatster en daarbij het volgende aangegeven:
Erfdeel (breuk 1/1) € 3.077.869
Levens- of ongevallenverzekering € 27.255
+ --------
Fictieve verkrijgingen € 27.255
Af: Voorwaardelijk vrijgesteld ondernemingsvermogen € 3.072.051
Af: Vrijstelling € 2.129
Belastbare som € 30.944
Verschuldigde erfbelasting bij tariefgroep 2 € 9.283.
Bij haar aangifte heeft eiseres een print van de ‘rekenmodule waarde going concern’ van de Belastingdienst gevoegd, waarop staat vermeld dat de waarde going concern van de onderneming nihil bedraagt.
Eiseres heeft bij brief van 8 oktober 2019 aan verweerder onder meer geschreven:
“Er is sprake van het vererven van een akkerbouwbedrijf. U heeft geconstateerd dat de stand van de financiële activa en de liquide middelen dan wel de door u genoemde gestorte bedragen niet als ondernemingsvermogen kwalificeren.
Wij zijn het met die conclusie niet eens en willen graag onze visie onderstaand toelichten.
[erflaatster] heeft jarenlang als eenmanszaak en voornamelijk op pachtbasis een
akkerbouwbedrijf uitgeoefend aan de [adres B] . In 2015 kreeg ze de mogelijkheid om te investeren in de aardappelteelt, met name aardappelverwerking en - bewaring. In dat kader zijn toen (mondelinge) afspraken gemaakt met haar buurman, de rentemeester en een mechanisatiebedrijf. Het daadwerkelijk uitvoeren van deze afspraken, die overigens door partijen bevestigd kunnen worden, zijn helaas door allerlei omstandigheden vertraagd. Ze heeft dit niet meer mogen meemaken.
Na haar overlijden is het aardappelbedrijf voortgezet door haar zuster, [eiseres] , en zijn de afspraken uitgevoerd en nagekomen.
Investeringen in het boekjaar 2017/2018:
Gebouwen € 901.694
Machines € 196.560
Investeringen in het boekjaar 2018/2019:
Gebouwen € 21.946
Inventaris/koeling € 389.773
Machines € 70.896
Totale investering € 1.580.869
Naar onze mening zijn de aangehouden financiële activa en liquide middelen te beschouwen als werkkapitaal c.q. “oorlogskas” en verzet goedkoopmansgebruik zich er niet tegen om dit als ondernemingsvermogen te kwalificeren.
Bijgevoegd zijn een aantal kopieën van de afrekening van de notaris, de akte van ruiling en de grootste factuur met betrekking tot de machines en werktuigen. Tevens zijn van de jaren 2017/2018 en 2018/2019 de MVA’s bijgevoegd.”
Verweerder heeft bij brief van 23 oktober 2019 eiseres geïnformeerd dat hij af zal wijken van de ingediende aangifte erfbelasting op de volgende punten:
-bijtelling aandeel erflaatster in de opbrengst van de woning aan de [adres A] : 50% van € 320.000 is € 160.000;
-correctie op de [verzekeringsmaatschappij] polis: € 30.609 in plaats van € 27.255;
-correctie vanwege niet kwalificerend ondernemingsvermogen van € 1.465.057.
Ten aanzien van dat laatste punt heeft verweerder geschreven:
“Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Primair blijf ik van mening dat de liquide middelen en de beleggingen niet kwalificeren als ondernemingsvermogen. Subsidiair zou een schending van de bezitseis aan de orde kunnen zijn.
De door u meegestuurde documenten zien op rechtshandelingen die na het overlijden hebben plaatsgevonden. Hiermee kan ik, nu de erfbelasting een tijdstipbelasting is, geen rekening houden.”
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 24 december 2019 de onder het procesverloop opgenomen aanslag erfbelasting opgelegd, berekend naar een belaste verkrijging van € 1.659.355.
In de aanslag heeft verweerder onder meer het volgende opgenomen:
“Berekening van het te betalen bedrag
De aanslag € 651.514
Te betalen € 651.514
De aanslag
40 % van € 1.537.086 bij € 614.834
Belasting over belaste verkrijging € 651.514
De aanslag € 651.514