Rechtbank Noord-Nederland, 17-10-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:4217, LEE 22/3581 en 23/188
Rechtbank Noord-Nederland, 17-10-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:4217, LEE 22/3581 en 23/188
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 17 oktober 2023
- Datum publicatie
- 23 oktober 2023
- Zaaknummer
- LEE 22/3581 en 23/188
- Relevante informatie
- Art. 1:3 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 8:42 Awb, Art. 65 AWR
Inhoudsindicatie
OB, Eiseressen doen 20 jaren na het verstrijken van de bezwaartermijnen verzoeken om vermindering van de op aangiften voldane omzetbelasting. Verweerder merkt de verzoeken aan als bezwaren en verklaart deze niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Verweerder behandelt de verzoeken tevens als verzoeken om ambtshalve vermindering. Deze verzoeken wijst hij af.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/3581 en 23/188
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 17 oktober 2023 in de zaken tussen
1. [Eiseres 1]te [vestigingsplaats], eiseres
2. [Eiseres 2]te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Eiseres sub 1 en sub 2 worden hierna gezamenlijk aangeduid als eiseressen.
Procesverloop
LEE 22/3581
Eiseres sub 1 heeft bij brief van 24 juni 2022 verweerder verzocht om een bedrag van € 161.606,81 aan omzetbelasting terug te betalen ter zake van een levering die in 2000 heeft plaatsgevonden.
LEE 23/188
Eiseres sub 2 heeft bij brief van 20 juni 2022 verweerder verzocht om een bedrag van € 172.765,36 aan omzetbelasting terug te betalen ter zake van een levering die in 2001 heeft plaatsgevonden.
Beide zaaknummers
Verweerder heeft de verzoeken aangemerkt als bezwaren tegen voldoeningen op aangifte en deze bezwaren bij uitspraken op bezwaar van 7 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder heeft de verzoeken tevens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve teruggaaf. Deze verzoeken heeft hij afgewezen omdat deze niet zijn ingediend binnen vijf jaar na het einde van de tijdvakken waarop de teruggaafverzoeken betrekking hebben.
Eiseressen hebben tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseressen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2023. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon 2] .
Overwegingen
Geschil en beoordeling
1. In geschil is of de bezwaren danwel verzoeken om ambtshalve teruggaaf terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard danwel afgewezen.
2. Eiseressen zijn het er niet mee eens dat verweerder hen geen omzetbelasting terug heeft gegeven. Ter zitting hebben eiseressen gesteld dat de verzoeken (zie procesverloop) pas na 20 jaren zijn gedaan, omdat toen pas duidelijk is geworden dat de levering(en) van landbouwgrond onder ontbindende voorwaarde teruggedraaid moest(en) worden, alsook de gevolgen voor de omzetbelasting. Eerst ter zitting heeft de gemachtigde van eiseressen gesteld dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, en dat verweerder de brieven in behandeling (had) moet(en) nemen als algemene aanvragen als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Verweerder heeft de stellingen van eiseressen gemotiveerd weersproken.
Op de zaak betrekking hebbende stukken
Eerst ter zitting heeft de gemachtigde van eiseressen zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, omdat de bijlagen bij het verweerschrift geen inhoudelijke stukken bevatten. Verweerder heeft ter zitting verklaard volledig in het duister te tasten wat betreft het materiële geschil omdat hij niet beschikt over enig stuk met betrekking tot de destijds gedane voldoeningen. Verweerder heeft wel gezocht in de computersystemen, maar daarin heeft hij niets gevonden. Ook navraag bij de Ontvanger heeft niets opgeleverd. Verder heeft verweerder toegelicht dat hij op basis van de Archiefwet stukken 10 jaren bewaart. Tenslotte heeft verweerder verklaard dat hij de stukken waarover hij wel beschikt, heeft ingediend bij de rechtbank, te weten de stukken inhoudende de correspondentie die is gevoerd na de ontvangst van de in het procesverloop vermelde brieven. Deze stukken heeft verweerder als bijlagen bij het verweerschrift gevoegd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet in strijd gehandeld met artikel 8:42 van de Awb. De rechtbank overweegt dat verweerder zich heeft ingespannen om de op zaak betrekking stukken op te zoeken door raadpleging van de systemen en door navraag te doen bij de Ontvanger, maar dat deze inspanning niets heeft opgeleverd. De rechtbank acht deze verklaring van verweerder geloofwaardig. Verweerder beschikt dus niet over meer op de zaak betrekking hebbende stukken dan de stukken die hij heeft overgelegd, en verweerder hoeft geen op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen waarover hij niet beschikt. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat eiseres, voor wat betreft haar beroep op schending van artikel 8:42 van de Awb, heeft volstaan met de stelling dat verweerder geen inhoudelijke stukken heeft overgelegd, maar dat zij niet heeft toegelicht welke specifieke stukken ontbreken. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder artikel 8:42 van de Awb niet heeft geschonden. De rechtbank zal op grond van de in de dossiers aanwezige stukken beslissen over het geschil.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kan de inhoud van de brieven van 24 juni 2022 en
20 juni 2022 (zie procesverloop) op twee manieren worden opgevat:
- -
-
als bezwaren tegen de voldoeningen op aangifte;
- -
-
als verzoeken om ambtshalve teruggaaf als bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Bezwaren tegen voldoeningen
6. De rechtbank overweegt dat de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt.1 Verweerder heeft de bezwaren meer dan 20 jaren na de voldoeningen ontvangen. Daarmee staat vast dat ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn van de voldoeningen bezwaar is gemaakt. De bezwaren dienen dan niet-ontvankelijk te worden verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseressen in verzuim zijn geweest.2 Indien het mogelijk was bezwaar te maken, maar dit niet is gedaan omdat de belastingplichtige er destijds geen reden toe zag, kan een later opgekomen reden om bezwaar te maken niet tot gevolg hebben dat de termijnoverschrijding verschoonbaar wordt. Dit geldt voor zowel redenen van feitelijke als juridische aard.3 Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat verweerder de brieven van eiseressen, voor zoverre deze opgevat dienen te worden als bezwaren tegen de voldoeningen op aangifte, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoeken om ambtshalve teruggaaf
7. De rechtbank overweegt dat een beslissing op een verzoek om ambtshalve teruggaaf op grond van artikel 65 van de AWR niet is aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Gelet op het zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat dan geen beroep open en daarmee ook geen bezwaar.4 Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd is een inhoudelijk oordeel te geven over de ambtshalve beslissing op grond van artikel 65 van de AWR. De civiele rechter is als restrechter bevoegd.
Algemene aanvraag
Eerst ter zitting heeft de gemachtigde het standpunt ingenomen dat verweerder de verzoeken in behandeling moet nemen als algemene aanvraag in de zin van Awb.
Voor zover de gemachtigde stelt dat op verweerder de verplichting rust om op grond van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb de brieven aan te merken als aanvragen en daarop (nieuwe) beschikkingen af te geven, overweegt de rechtbank dat verweerder reeds beschikkingen heeft afgegeven naar aanleiding van de brieven van 24 juni 2022 en 20 juni 2022, te weten de uitspraken op bezwaar van 7 september 2022. Verder overweegt de rechtbank dat deze beroepsgrond, inhoudende dat verweerder opnieuw beslissingen moet nemen, in deze procedure niet aan de orde kan komen. Verweerder heeft daarover namelijk niets gezegd in de onderhavige uitspraken op bezwaar en de rechtbank mag gelet op het gesloten stelsel van fiscale rechtsbescherming alleen oordelen over onderwerpen die aan de orde zijn gekomen in de uitspraken op bezwaar en de voorliggende primaire besluiten.5
Conclusie
9. De beroepen zijn ongegrond voor zover deze betrekking hebben op de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren.
10. De rechtbank verklaart zich onbevoegd voor zover de beroepen betrekking hebben op de beslissingen om geen ambtshalve teruggaaf te verlenen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen ongegrond voor zover deze betrekking hebben op de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren;
- -
-
verklaart zich onbevoegd voor zover de beroepen betrekking hebben op de beslissingen om geen ambtshalve teruggaven te verlenen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Brekelmans, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: