Rechtbank Noord-Nederland, 07-12-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5050, 22/2940 t/m 22/2944
Rechtbank Noord-Nederland, 07-12-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:5050, 22/2940 t/m 22/2944
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 7 december 2023
- Datum publicatie
- 15 december 2023
- Zaaknummer
- 22/2940 t/m 22/2944
- Relevante informatie
- Art. 11 lid 1 onderdeel c Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Eiseres exploiteert een hospice. Het hospice is verbouwd en eiseres wil de btw die rust op de bouwkosten in aftrek brengen. In geschil is of eiseres belaste of vrijgestelde prestaties verricht. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van prestaties die zo nauw verbonden zijn dat sprake is van één economische prestatie waarvan het kunstmatig zou zijn om die uit elkaar te halen. Die prestatie bestaat in de kern uit het scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt voor de gast om de benodigde zorg te ontvangen in de laatste dagen van het leven en het faciliteren/coördineren van zorg. Dat de zorg wordt verleend door zorgverleners en vrijwilligers die niet rechtstreeks in dienst zijn bij eiseres maakt dat niet anders. Het is immers eiseres die bewerkstelligd heeft dat de zorg aan haar gasten wordt verleend. De prestatie valt onder de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter c van de Wet OB. Uit het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2017 en uit de wetsgeschiedenis volgt dat met deze vrijstelling is bedoeld om niet alleen de verzorging en verpleging van in een medische inrichting opgenomen personen vrij te stellen, maar ook woonvormen waarbij naast de verhuur ook nog andere verzorgende prestaties worden verricht die onderscheidend zijn ten opzichte van de enkele verhuur.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/2940 t/m 22/2944
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 7 december 2023 in de zaken tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.F.P. Dekker),
en
de inspecteur van de Belastingdienst / kantoor Groningen
(gemachtigde: [medewerker 1 Belastingdienst] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 5 augustus 2022 en 25 augustus 2022.
De inspecteur heeft aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 een beschikking geen teruggaaf in de omzetbelasting (OB) opgelegd. Daarnaast heeft de inspecteur voor alle kwartalen van 2020 naheffingsaanslagen OB opgelegd. Deze naheffingsaanslagen waren het gevolg van eerdere teruggaven.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres met betrekking tot 2019 gedeeltelijk gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de beschikking gewijzigd waarbij alsnog een teruggaaf OB is verleend van € 3.641 en € 283 rente. De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres met betrekking tot 2020 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen van eiseres geregistreerd onder de volgende zaaknummers:
Beroep betrekking hebbend op: |
Zaaknummer rechtbank: |
Tijdvak 1 januari 2019 t/m 31 december 2019 |
LEE 22/2940 |
Q1-2020 |
LEE 22/2941 |
Q2-2020 |
LEE 22/2942 |
Q3-2020 |
LEE 22/2943 |
Q4-2020 |
LEE 22/2944 |
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , de voorzitter van eiseres, en de gemachtigde van eiseres bijgestaan door mr. F. Post en [naam] (secretaris van Stichting [stichting V.] ) en namens de inspecteur [medewerker 1 Belastingdienst] , bijgestaan door [medewerker 2 Belastingdienst] en [medewerker 3 Belastingdienst] .