Rechtbank Noord-Nederland, 18-04-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1556, LEE 23/52 tot en met 23/55
Rechtbank Noord-Nederland, 18-04-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1556, LEE 23/52 tot en met 23/55
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 18 april 2024
- Datum publicatie
- 29 april 2024
- Zaaknummer
- LEE 23/52 tot en met 23/55
- Relevante informatie
- Art. 228 Gemw
Inhoudsindicatie
Aanslagen precariobelasting over een viertal jaren. In geschil is of aan eiseres terecht en tot de juiste bedragen aanslagen precariobelasting zijn opgelegd.
Ten aanzien van de jaren 2016 en 2017 is de rechtbank van oordeel dat, omdat de verordeningen voor deze jaren niet onder het overgangsrecht vallen, de gemeente na 1 juli 2017 geen precariobelasting meer mag heffen. Omdat de aanslagen 2016 en 2017 ná 1 juli 2017 zijn opgelegd, zijn deze ten onrechte aan eiseres opgelegd.
Ten aanzien van de jaren 2019 en 2020 is de rechtbank van oordeel dat, omdat de verordeningen voor deze jaren niet onder het overgangsrecht vallen, de grondslag waarop de aanslagen zijn gebaseerd dienen te worden verlaagd met de strekkende meters die zijn gelegen in de voormalige gemeente Ferwerderadiel.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/52 tot en met 23/55
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 18 april 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Noardeast-Fryslân, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: [gemachtigde heffingsambtenaar] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 december 2022.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres met dagtekening 30 november 2018 over het tijdvak 1 juli 2016 tot 31 december 2016 een aanslag precariobelasting (aanslag 2016) opgelegd van € 253.174,32.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres met dagtekening 30 november 2018 over het tijdvak 1 januari 2017 tot 1 juli 2017 een aanslag precariobelasting (aanslag 2017) opgelegd van € 251.165.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres met dagtekening 30 september 2019 over het jaar 2019 een aanslag precariobelasting (aanslag 2019) opgelegd van € 1.945.567,80.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres met dagtekening 31 maart 2021 over het jaar 2020 een aanslag precariobelasting (aanslag 2020) opgelegd van € 1.945.567,80.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van eiseres tegen de hiervoor onder 1.1 tot en met 1.4 genoemde aanslagen precariobelasting ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar in één geschrift beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen onder de volgende zaaknummers geregistreerd:
- -
-
LEE 23/52 betreft aanslag 2016;
- -
-
LEE 23/53 betreft aanslag 2017;
- -
-
LEE 23/54 betreft aanslag 2019;
- -
-
LEE 23/55 betreft aanslag 2020.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres bijgestaan door [kantoorgenoot gemachtigde eiseres] en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door [bijstand gemachtigde heffingsambtenaar 1] en
[bijstand gemachtigde heffingsambtenaar 2] . Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres een pleitnota voorgelezen en een afschrift daarvan aan de heffingsambtenaar en aan de rechtbank gegeven.