Rechtbank Noord-Nederland, 01-08-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:2946, LEE 22/4421, 22/4430 en 22/4431
Rechtbank Noord-Nederland, 01-08-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:2946, LEE 22/4421, 22/4430 en 22/4431
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2024
- Datum publicatie
- 8 augustus 2024
- Zaaknummer
- LEE 22/4421, 22/4430 en 22/4431
- Relevante informatie
- Art. 3.12 Wet IB 2001, Art. 7:900 BW
Inhoudsindicatie
Eisers verkopen in 2000 landbouwgrond. Daarbij wordt met de koper afgesproken dat, als de bestemming van de grond binnen 12 jaar wijzigt naar woningbouw, de koper een aanvullende koopprijs betaalt. Ter zake van die voorwaardelijke nabetaling wordt in 2000 al winst genomen. In de bezwaarprocedure over de aanslag inkomstenbelasting 2000 worden daarover afspraken gemaakt tussen eisers en de inspecteur. Op die winstneming is de landbouwvrijstelling toegepast.
Omdat op 1 januari 2012 de bestemming van de verkochte grond nog niet gewijzigd was verviel het recht op de voorwaardelijke nabetaling. In hun aangiften inkomstenbelasting 2012 nemen eisers daarom een afwaarderingsverlies. Op het afwaarderingsverlies passen eisers de landbouwvrijstelling niet toe.
De inspecteur wijkt van de aangiften af door de landbouwvrijstelling wel toe te passen op de afwaarderingen.
De rechtbank oordeelt dat uit de destijds tussen eisers en de inspecteur gemaakte afspraken niet volgt dat afgesproken is dat een eventuele afwaardering van de vordering in de belaste sfeer zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelt verder dat op de vordering het regime van de oude landbouwvrijstelling (zoals die gold tot 27 juni 2000) van toepassing is. De inspecteur heeft daarom terecht de landbouwvrijstelling toegepast op de afwaardering.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/4421, 22/4430 en 22/4431
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 1 augustus 2024 in de zaken tussen
[eiser] , uit [woonplaats] ,[eiseres] , uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde van eisers] )
en
de inspecteur van de Belastingdienst Midden- en kleinbedrijf, kantoor Almere, de inspecteur
(gemachtigde: [naam gemachtigde van de inspecteur] MSc BSc).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 15 november 2022.
De inspecteur heeft aan [eiser] voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.144. De inspecteur heeft eveneens voor het jaar 2012 aan [eiser] een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 11.828. Tegelijk met het opleggen van die aanslag heeft de inspecteur bij beschikking € 77 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan [eiseres] voor het jaar 2012 een herziene verliesvaststellingsbeschikking IB/PVV opgelegd naar uitsluitend een inkomen uit werk en woning van negatief € 5.845.
De inspecteur heeft de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
Voorafgaand aan de behandeling ter zitting hebben beide partijen pleitnota’s overgelegd. Ook heeft verweerder op verzoek van de rechtbank nadere stukken opgestuurd.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 juni 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door mr. [naam 1] . Op dezelfde zitting zijn ook de inhoudelijk verwante zaken met zaaknummers 23/3446 t/m 3450 en 23/3453 t/m 3457 (van andere belastingplichtigen) behandeld.