Home

Rechtbank Oost-Brabant, 30-10-2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5648, 17_840

Rechtbank Oost-Brabant, 30-10-2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5648, 17_840

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
30 oktober 2017
Datum publicatie
20 november 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2017:5648
Formele relaties
Zaaknummer
17_840

Inhoudsindicatie

Beroep niet-ontvankelijk vanwege misbruik van recht. (Gemachtigde van) eiseres heeft het recht om gehoord te worden aangewend voor een ander doel dan waartoe dit recht is gegeven, namelijk het verkrijgen van een (hogere) proceskostenvergoeding. Gemachtigde van eiseres heeft verzocht om een telefonische hoorzitting, is vervolgens niet bereikbaar, stelt verweerder in gebreke vanwege niet tijdig beslissen en voert dan in beroep schending hoorplicht aan. Nadat de rechtbank de uitspraak op het bezwaar vanwege schending hoorplicht heeft vernietigd en verweerder heeft opgedragen alsnog een hoorzitting te houden, is de gemachtigde van eiseres wederom slecht bereikbaar en wordt uiteindelijk door hem expliciet afgezien van het horen. Bovendien verschijnt (de gemachtigde van) eiseres tweemaal niet op de zitting bij de rechtbank

Uitspraak

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 17/840

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),

en

(gemachtigde: mr. L.J Boone).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 18 juni 2015 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter hoogte van € 62,20, bestaande uit € 3,20 parkeerbelasting en € 59,– kosten naheffing.

Bij uitspraak op bezwaar van 4 april 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 september 2016 (SHE 16/1196) heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.

Bij uitspraak op bezwaar van 3 februari 2017 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Eiseres bij gemachtigde is door de griffier bij aangetekende brief van 22 augustus 2017, met nummer [nummer] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om bij de zitting van 19 september 2017 aanwezig te zijn. Omdat eiseres en haar gemachtigde, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet ter zitting zijn verschenen, heeft de griffier onderzocht of de aangetekende brief eiseres heeft bereikt. Gebleken is dat de aan de gemachtigde van eiseres gezonden brief in ontvangst is genomen en dat voor ontvangst is getekend. Hiermee staat genoegzaam vast dat de uitnodiging eiseres heeft bereikt. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt allereerst vast dat deze rechtbank het eerdere beroep in deze zaak in de uitspraak van 23 september 2016 (SHE 16/1196) gegrond heeft verklaard vanwege het feit dat verweerder er in bezwaar ten onrechte van heeft afgezien om eiseres te horen, terwijl zij daarom wel expliciet had verzocht in haar pro forma bezwaarschrift. Onderhavige zaak betreft het beroep tegen de naar aanleiding van de eerdere uitspraak van de rechtbank gewezen nieuwe uitspraak op het bezwaar.

2. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder betoogd dat het op zijn minst vreemd is dat eiseres en haar gemachtigde voor de tweede keer niet op de zitting bij de rechtbank zijn verschenen, terwijl de eerdere procedure tot een gegrond beroep en een veroordeling in de proceskosten heeft geleid voor verweerder vanwege het door de gemachtigde van eiseres gedane beroep op schending van de hoorplicht. Verweerder is van mening dat deze gang van zaken ten minste tot terugbetaling van de in de eerdere procedure toegekende proceskosten zou moeten leiden. De rechtbank begrijpt verweerder aldus, dat wordt betoogd dat aan de zijde van (de gemachtigde van) eiseres sprake is van misbruik van recht. De rechtbank zal derhalve allereerst moeten onderzoeken of daarvan in onderhavige zaak sprake is. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.

3. Op 1 juli 2015 heeft de gemachtigde van eiseres pro forma bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting en in die brief verzocht om een telefonische hoorzitting. Op 12 januari 2016 heeft de gemachtigde van eiseres de gronden van het bezwaar aangevuld. Op 23 maart 2016 heeft de gemachtigde van eiseres verweerder ingebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Daarbij heeft de gemachtigde van eiseres een termijn van twee weken gegeven waarbinnen verweerder een uitspraak op het bezwaar moest doen. Verweerder heeft vervolgens driemaal tevergeefs geprobeerd de gemachtigde van eiseres telefonisch te bereiken teneinde hem nog de gelegenheid te bieden te worden gehoord. De derde maal heeft verweerder de voicemail ingesproken, maar daarop heeft de gemachtigde van eiseres niet gereageerd.

4. Verweerder heeft vervolgens op 4 april 2016 uitspraak gedaan op het bezwaar. Tegen deze uitspraak op bezwaar is door de gemachtigde van eiseres op 7 april 2016 beroep ingesteld, waarbij de enige beroepsgrond zag op de schending van de hoorplicht. De zaak is vervolgens door de rechtbank behandeld op 26 juli 2016. Eiseres en haar gemachtigde zijn op die zitting, zonder opgaaf van redenen, echter niet verschenen. Op 23 september 2016 heeft de rechtbank uitspraak gedaan en verweerder opgedragen om (de gemachtigde van) eiseres alsnog in de gelegenheid te stellen te worden gehoord en daarna een nieuwe uitspraak op het bezwaar te doen.

5. Om de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, zoals de rechtbank verweerder had opgedragen, heeft verweerder de gemachtigde van eiseres per brief, verzonden per e-mail op 10 januari 2017, verzocht om aan te geven of hij nog behoefte had aan een hoorzitting en als dit het geval was, enkele dagen en tijdstippen vóór 21 januari 2017 te noemen waarop hij gehoord zou willen worden. Verweerder merkt daarbij op: ‘Ik heb u hier reeds vele malen een e-mail over gestuurd en gebeld (inclusief inspreken voicemail) maar hierop geen reactie gekregen.’ Op 11 januari 2017 is een brief met gelijke inhoud aangetekend aan de gemachtigde van eiseres verzonden. Op 19 januari 2017 heeft de gemachtigde van eiseres per e-mail aan verweerder laten weten dat het niet zal lukken om vóór 21 januari 2017 gehoord te worden en dat dit in de eerste week van februari pas kan. Op 20 januari 2017 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiseres bevestigd dat de telefonische hoorzitting dan op 1 februari 2017 om 9.00 uur zal plaatsvinden. Op 31 januari 2017, een dag voor de geplande hoorzitting, ontvangt verweerder een e-mail van de gemachtigde van eiseres waarin deze aangeeft dat het toch niet zal lukken om op 1 februari 2017 om 9.00 uur gehoord te worden en hij geeft twee nieuwe opties, namelijk 2 februari om 14.00 uur of 3 februari om 13.00 uur. Verweerder bevestigd wederom aan de gemachtigde van eiseres dat de hoorzitting dan zal plaatsvinden op 2 februari 2017 om 14.00 uur. Op 2 februari 2017 om 13.07 uur, en dus nog geen uur voor de geplande hoorzitting, stuurt de gemachtigde van eiseres verweerder een e-mail waarin hij aangeeft dat het niet gaat lukken om 14.00 uur. Hij geeft in zijn e-mail aan: ‘Ik stel voor dat mijn korte toelichting hieronder als aanvulling op het bezwaarschrift wordt meegenomen en dat we de hoorzitting maar overslaan.’

6. Op 19 september 2017 heeft de rechtbank de zaak ter zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, hoewel de uitnodiging voor de zitting de gemachtigde van eiseres wel heeft bereikt, niet zijn verschenen.

7. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiseres in onderhavige zaak misbruik van recht kan worden verweten. Daarbij acht de rechtbank van doorslaggevend belang dat de gemachtigde van eiseres in het pro forma bezwaarschrift aangeeft dat hij telefonisch gehoord wil worden, maar vervolgens telefonisch niet bereikbaar blijkt. Ook als verweerder, na de uitspraak van deze rechtbank van 23 september 2016, probeert een hoorzitting in te plannen, blijkt de gemachtigde van eiseres zeer slecht bereikbaar en ziet hij uiteindelijk – nog geen uur voordat de geplande telefonische hoorzitting zou plaatshebben – in het geheel af van zijn recht om door verweerder gehoord te worden. Ook de mogelijkheid om op de zitting van deze rechtbank alsnog een mondelinge toelichting te kunnen geven op het standpunt van eiseres, laat hij tot twee maal toe aan zich voorbij gaan. De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken voldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de gemachtigde van eiseres het recht om gehoord te worden heeft aangewend voor een ander doel dan waartoe dit recht is gegeven, namelijk het verkrijgen van een (hogere) proceskostenvergoeding.

8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is vanwege misbruik van recht. Voor een proceskostenveroordeling bestaat uiteraard geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Soeteman, rechter, in aanwezigheid van

mr. F.C. Meulemans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

30 oktober 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel