Home

Rechtbank Oost-Brabant, 16-03-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:1606, 19/1487, 19/1915

Rechtbank Oost-Brabant, 16-03-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:1606, 19/1487, 19/1915

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
16 maart 2020
Datum publicatie
26 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2020:1606
Formele relaties
Zaaknummer
19/1487, 19/1915

Inhoudsindicatie

Eiseres, een besloten vennootschap, drijft een onderneming in de vorm van een hotel. Zijn de aanslagen toeristenbelasting voor de belastingjaren 2015 en 2016 terecht aan eiseres opgelegd? Anders dan eiseres meent, oordeelt de rechtbank dat de toepasselijke Verordening Toeristenbelasting 2015 van de gemeente Oss een tarief bevat dat van toepassing is op eiseres als verblijfgever in een hotel. De rechtbank oordeelt daarmee anders dan voorheen in een (niet gepubliceerde) uitspraak van 1 augustus 2017 over dezelfde materie in een voorgaand belastingjaar.

Uitspraak

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 19/1487 en SHE

(gemachtigde: mr. H.W. de Willigen),

en

(gemachtigde: mr. A.J. van Griethuysen).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 30 november 2018, voor het jaar 2015 en 2016, afzonderlijke aanslagen toeristenbelasting (met de aanslagnummers [nummer] en [nummer] ) opgelegd ter hoogte van € 18.615,30, respectievelijk € 19.200,50.

Bij de in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar van 11 mei 2019 (hierna: de bestreden uitspraak) heeft verweerder beide aanslagen gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Het beroep met betrekking tot belastingjaar 2015 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/1487 en dat met betrekking tot belastingjaar 2016 onder zaaknummer SHE 19/1915.

Verweerder heeft op 8 juli 2019 voor beide belastingjaren gezamenlijk een verweerschrift ingediend. Op 27 januari 2020 heeft verweerder dit verweerschrift aangevuld.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020. Namens eiseres is verschenen [naam] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten Eiseres, een besloten vennootschap, drijft een onderneming in de vorm van een hotel dat is gelegen aan de [adres] . Ook zijn op het terrein een aantal recreatiebungalows waar recreanten kunnen verblijven. Ten aanzien van het bieden van verblijf aan recreanten (in het hotel en in de recreatiebungalows) is eiseres aangeslagen voor toeristenbelasting over de jaren 2015 en 2016. Door middel van een aangiftebiljet heeft eiseres op 5 februari 2016 (voor het jaar 2015) en op 11 februari 2017 (voor het jaar 2016) aangifte gedaan van het aantal overnachtingen in beide jaren. Voor het jaar 2015 heeft eiseres in totaal 16.923 overnachtingen in het hotel opgegeven met daarnaast overnachtingen in 6 chalets voor 2 personen op seizoenstandplaatsen. Voor het jaar 2016 heeft eiseres in totaal 16.408 overnachtingen in het hotel opgegeven en daarnaast overnachtingen in 4 chalets voor 2 personen op seizoenstandplaatsen. Op 30 november 2018 heeft verweerder vervolgens de aanslagen toeristenbelasting 2015 en 2016 opgelegd, zoals vermeld in het procesverloop.

Geschil en beoordeling

1. In geschil is of de aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2015 en 2016 terecht aan eiseres zijn opgelegd.

2. Als eerste stelt de rechtbank vast dat verweerder, zoals ook toegelicht in zijn nader stuk van 24 januari 2020, per abuis in de aanslag een onjuiste berekening heeft gemaakt van het aantal overnachtingen voor het jaar 2015. Uitgaande van het aangifteformulier van eiseres voor dat jaar bedroeg het aantal overnachtingen namelijk 16.923 en waren er daarnaast nog overnachtingen in 6 chalets op seizoenstandplaatsen. Verweerder heeft verzuimd voor deze chalets de forfaitaire berekening toe te passen zoals die volgt uit de toepasselijke verordening, zodat bij de 16.923 opgegeven overnachtingen in het hotel ook nog 1.570 overnachtingen in de chalets hadden moeten worden opgeteld. Maar omdat verweerder aan deze onjuiste berekening geen consequenties heeft verbonden voor de hoogte van de aanslag over 2015, verbindt de rechtbank hier geen gevolgen aan. Er wordt daarom in dit geschil uitgegaan van de aantallen overnachtingen die ten grondslag liggen aan de aanslagen die bij de bestreden uitspraak zijn gehandhaafd.

3. Uit vaste rechtspraak volgt dat de rechtbank zelfstandig (ambtshalve) moet vaststellen of de toepasselijke regelingen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de op dit geschil van toepassing zijnde Verordening Toeristenbelasting Oss 2015 (hierna: de Verordening) op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, zodat deze verbindend is.

4. In artikel 224, eerste lid, van de Gemeentewet, zoals die bepaling luidt vanaf 6 januari 2014, is opgenomen dat toeristenbelasting kan worden geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven. Het tweede lid van dit artikel biedt de ruimte om deze belasting te heffen van degene die gelegenheid biedt tot verblijf, aangezien in dat lid is opgenomen dat indien ervoor gekozen is om de belasting te heffen van degene die gelegenheid biedt tot verblijf, laatstgenoemde bevoegd is de belasting te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

5. De Verordening, die van toepassing is op de belastingjaren 2015 en 2016, is in lijn met voornoemde bepaling uit de Gemeentewet. Voor zover hier van belang worden daaruit de volgende bepalingen geciteerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de Verordening artikel 6 ontbreekt.

Artikel 1

Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 7

Beslissing

Rechtsmiddel