Home

Rechtbank Oost-Nederland, 05-03-2013, BZ4028, AWB 12/1097

Rechtbank Oost-Nederland, 05-03-2013, BZ4028, AWB 12/1097

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Datum uitspraak
5 maart 2013
Datum publicatie
13 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4028
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 12/1097

Inhoudsindicatie

Successiewet, bedrijfsopvolgingsregeling, bovengemiddeld rendement, gebruikelijke werkzaamheden bij verhuur onroerende zaken, omvang werkzaamheden, rendement van 1%.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummer: AWB 12/1097

uitspraak van de meervoudige belastingkamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 5 januari 2013

inzake

[X], wonende te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Zwolle, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 6 december 2011 een aanslag (aanslagnummer [000]) schenkbelasting opgelegd tot een bedrag van € 145, naar een belaste verkrijging van € 1.453.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2012 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 12 maart 2012, ontvangen door de rechtbank op 13 maart 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2013 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigden mr. [A] en [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [C] en mr. [D].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2. Feiten

[E] (hierna: [E]), vader van eiseres, heeft op 13 mei 2011 aan eiseres één aandeel, behorende tot zijn aanmerkelijk belang in [F] B.V. (hierna: de B.V.), geschonken. Daarnaast heeft hij in contanten een bedrag van € 5.030 aan eiseres geschonken. Ter zake van de schenking is op 23 mei 2011 aangifte gedaan. Eiseres heeft in haar aangifte een beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsregeling van artikel 35b en artikel 35c van de Successiewet 1956 (hierna: Sw).

De activiteiten van de B.V. bestaan voornamelijk uit het verhuren van bedrijfspanden en woonhuizen. De huuropbrengsten bedragen circa € 300.000 op jaarbasis.

De B.V. heeft 20 tot 25 onroerende zaken in eigendom met een waarde tussen de € 5.000.000 en € 6.000.000. De onroerende zaken zijn tot een bedrag van circa € 2.000.000 gefinancierd met vreemd vermogen.

Volgens eiseres verricht de B.V. de volgende activiteiten:

- verkoopactiviteiten voor vakantiewoningen in Turkije;

- het voeren van onderhandelingen met banken over nieuwe financieringen;

- het voeren van onderhandelingen met huurders over huurcondities;

- de aankoop van grond en het verrichten van marktonderzoek naar een goede huurdersmarkt;

- het veelvuldig kopen, bouwen en verbouwen van panden;

- het participeren voor 5% in [G] v.o.f.;

- het voeren van de administratie;

- projectontwikkeling.

In haar pleitnota noemt eiseres de volgende voorbeelden van projecten die de B.V. heeft uitgevoerd:

- enkele jaren geleden, in een samenwerkingsverband met aannemers: aankoop, opsplitsing, verhuur en verkoop van een aantal bouwkavels op het industrieterrein in [Z]. Tevens bouw van een bedrijfsverzamelgebouw. Thans nog enkele kavels te koop/te huur;

- verbouwing van een notariskantoor tot ziekenhuisdependance, gevolgd door verhuur aan het [H]-ziekenhuis;

- in 2012 zijn op 2 locaties samen met een bouwbedrijf woonwinkelpanden aangekocht en totaal verbouwd tot woonunits (boven en beneden) met een winkel in het voorhuis.

Verweerder heeft bij brief van 13 juli 2012 het beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling afgewezen omdat de B.V. naar zijn mening geen onderneming drijft als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De aanslag is aan eiseres opgelegd naar een verkrijging van € 6.483. Na aftrek van de vrijstelling van € 5.030 resteert een belaste verkrijging van € 1.453.

3. Geschil

In geschil is of de aanslag schenkbelasting terecht aan eiseres is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of eiseres een aandeel in een onderneming heeft verkregen, als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet IB 2001 en derhalve recht heeft op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling zoals neergelegd in de Sw.

De hoogte van de verkrijging is niet in geschil.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op hetgeen door hen ter zitting is aangevoerd.

4. Beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, in combinatie met artikel 35c, eerste lid, onderdeel a, van de Sw, kan de regeling voor bedrijfsopvolging worden toegepast ter zake van de verkrijging van vermogensbestanddelen die bij de schenker behoorden tot een aanmerkelijk belang, mits het lichaam waarop het belang betrekking heeft een onderneming drijft als bedoeld in artikel 3.2 van de Wet IB 2001.

Het geschil betreft de vraag of in de B.V. een materiële onderneming wordt gedreven. De rechtbank overweegt dat naar vaste jurisprudentie een onderneming een duurzame organisatie is die erop is gericht met behulp van arbeid en/of kennis en veelal van kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk om winst, dat wil zeggen baten die het normale rendement overstijgen, te behalen. Van een normaal vermogensbeheer is niet langer sprake indien het rendabel maken van onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid die de eigenaar van de onroerende zaken verricht en welke arbeid naar aard en omvang onmiskenbaar tot doel heeft het behalen van redelijkerwijs te verwachten voordelen uit de onroerende zaken, die het rendement bij een normaal vermogensbeheer te boven gaan (zie HR 7 oktober 1981, nr. 20.733, BNB 1981/299, HR 17 augustus 1994, nr. 29.755, LJN ZC5731, BNB 1994/319 en HR 9 oktober 2009, nr. 43.055, LJN BI0481, BNB 2010/117).

Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van projectontwikkeling en actieve aan- en verkoop van onroerende zaken en dat met de werkzaamheden, die ten aanzien van de onroerende zaken worden verricht, een bovengemiddeld resultaat wordt behaald. Cruciaal is, aldus eiseres, dat [E] altijd makelaar/taxateur is geweest en daarmee bijzondere expertise heeft en een zeer uitgebreid netwerk in de regio. Hij besteedt wekelijks minimaal 30 uren aan zijn werkzaamheden ten behoeve van de B.V. Daarnaast houdt zijn echtgenote zich bezig met de administratie en het innen van de huren en verricht eiseres gemiddeld 1 dag per week werkzaamheden ten behoeve van de B.V.. De B.V. heeft volgens eiseres over de jaren 2008 tot en met 2011 een gemiddeld resultaat behaald van € 140.000.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat met de door de B.V. verrichte werkzaamheden geen sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat een bovengemiddeld rendement is behaald door de B.V., omdat geen inzicht is verstrekt in het behaalde rendement met de exploitatie van de onroerende zaken en de overige activiteiten. En evenmin is inzichtelijk gemaakt in hoeverre dit rendement afwijkt van een normaal rendement. Incidenten tellen volgens verweerder niet mee. Verweerder acht, gelet op de beloning van € 15.000 die blijkens de jaarrekening jaarlijks aan [E] wordt toegekend, niet aannemelijk dat [E] gemiddeld 30 uren per week aan de werkzaamheden heeft besteed. Hij merkt tevens op dat noch de echtgenote van [E], noch eiseres inkomen geniet uit de B.V.

Eiseres heeft, tegenover gemotiveerde betwisting van verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat de ten behoeve van de B.V. in 2011 verrichte arbeid qua aard en omvang normaal vermogensbeheer te boven ging. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Het verrichten van onderhoud en het voeren van onderhandelingen met huurders over huurcondities, behoort tot de gebruikelijke werkzaamheden bij de verhuur van onroerende zaken. Uit het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 1996, nr. 30774 (BNB 1996/232, LJN AA1845) volgt dat voor de beantwoording van de vraag of met de verhuur van onroerende zaken een rendement wordt behaald dat het rendement van normaal vermogensbeheer te boven gaat, slechts van belang is of de ten tijde van de verhuur verrichte werkzaamheden al dan niet meer hebben omvat dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Eventuele verbouwingswerkzaamheden, zijnde werkzaamheden die voorafgaand aan de exploitatie worden verricht, blijven daarbij buiten beschouwing.

Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verbouwingsactiviteiten op zichzelf bezien een zodanige omvang hebben dat van een ondernemingsactiviteit sprake is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in 2011 slechts één verbouwing heeft plaatsgevonden, te weten de verbouwing van het notariskantoor, en dat verbouwingen niet door de B.V. zelf plegen te worden verricht maar dat daarvoor derden worden ingeschakeld. Uit de door eiseres opgesomde voorbeelden van projecten blijkt dat de projectontwikkeling in 2011 beperkt is gebleven tot het ter verhuur en verkoop aanbieden van kavels op het industrieterrein in [Z].

De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres haar stelling dat [E] circa 30 uur per week werkzaamheden heeft verricht voor de B.V., tegenover gemotiveerde weerspreking door verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij weegt mee dat aan [E] een beloning van € 15.000 is toegekend en dat eiseres haar stelling over het aantal uren dat [E] aan zijn werkzaamheden voor de B.V. heeft besteed, niet nader heeft onderbouwd.

Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zijzelf werkzaamheden voor de B.V. heeft verricht, laat staan dat zij werkzaamheden heeft verricht die qua aard en omvang normaal vermogensbeheer te boven gingen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat eiseres daarvoor geen vergoeding heeft ontvangen. De door de echtgenote van [E] verrichte administratieve werkzaamheden behoren tenslotte tot de werkzaamheden die bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk zijn.

Met betrekking tot de stelling van eiseres dat sprake is geweest van een bovengemiddeld rendement geldt dat deze enkele stelling onvoldoende is, nu een schriftelijke onderbouwing daarvan met verifieerbare gegevens ontbreekt. Verder heeft verweerder ter zitting onweersproken verklaard dat het resultaat over 2011 € 56.322 bedroeg. Uitgaande van de door eiseres gestelde waarde van de onroerende zaken van tussen de € 5.000.000 en

€ 6.000.000, beliep het behaalde rendement dus ongeveer 1%. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat een rendement van 1% het rendement van normaal vermogensbeheer te boven gaat, temeer niet nu de huuropbrengsten in 2011 reeds ongeveer € 300.000 bedroegen.

Ten aanzien van de werkzaamheden voor het bedrijf dat vakantiewoningen in Turkije verkoopt heeft eiseres ter zitting desgevraagd verklaard dat hiermee nog geen inkomsten zijn gegenereerd.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat in de B.V. in 2011 geen materiële onderneming werd gedreven en dat eiseres derhalve geen recht heeft op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling zoals neergelegd in de Sw.

Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. F.M. Smit en

mr. M.C.G.J. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op: 5 januari 2013

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 5 januari 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.