Rechtbank Overijssel, 23-02-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:617, ak_zwo_15_2510
Rechtbank Overijssel, 23-02-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:617, ak_zwo_15_2510
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 23 februari 2016
- Datum publicatie
- 29 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2016:617
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:1606, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- ak_zwo_15_2510
Inhoudsindicatie
Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard aangezien eisers niet hebben aangetoond dat zij belang hebben bij een hogere WOZ-waarde; beroep ongegrond.
Uitspraak
Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 15/2510
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in het geschil tussen
[eiser I] en [eiser II]
wonende te Dronten, eisers,gemachtigde: mr. J.R. Bügel,
en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), verweerder,
gemachtigde: A. Breukers.
15/2510
1 Ontstaan en loop van het geding
Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] te Dronten vastgesteld bij beschikking van
28 februari 2015. Daarbij is de waarde vastgesteld op € 185.000,- per waardepeildatum
1 januari 2014 voor het belastingjaar 2015. Tegelijk met deze beschikking heeft verweerder eisers voor het belastingjaar 2015 een aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) opgelegd van € 310,25.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2015 heeft verweerder het hiertegen door eisers ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar hebben eisers beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het beroep is op 9 februari 2016 ter zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 De feiten
Eisers zijn eigenaar van de onroerende zaak [adres] in Dronten (hierna: de onroerende zaak). Deze onroerende zaak betreft een twee-onder-één-kapwoning, bouwjaar 1997, met een inhoud van 398 m³ en een kavel met een oppervlakte van 233 m². Bij de onroerende zaak hoort verder een aangebouwde garage met een oppervlakte van 16 m².
Van deze onroerende zaak is geen op of rond de peildatum gerealiseerde verkoopprijs bekend.
Verweerder heeft het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers in bezwaar hebben aangevoerd dat de WOZ-waarde van € 185.000,- voor hun onroerende zaak te laag is.
Wel heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar ambtshalve de vastgestelde WOZ-waarde beoordeeld. Verweerder heeft geconcludeerd dat deze inderdaad te laag is vastgesteld, doordat ten onrechte het tuinhuis en de dakkapel niet in de waardebepaling van de onroerende zaak van eisers zijn meegenomen. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak van eisers eigenlijk op € 188.000,- had moeten worden vastgesteld. Daarbij heeft verweerder zich tevens op het standpunt gesteld dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden uit
artikel 27 van de Wet WOZ en dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak van eisers daarom niet meer mag worden verhoogd.
3 Het geschil
In geschil is de vraag of verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Eisers hebben in beroep erkend dat het op het moment dat zij hun bezwaar bij verweerder indienden nog niet mogelijk was om bezwaar te maken tegen een naar hun mening te laag vastgestelde WOZ-waarde. Per 1 oktober 2015 kan dit volgens eisers echter op basis van het met ingang van die datum gewijzigde artikel 29 van de Wet WOZ wel. Op grond hiervan zijn zij van mening dat verweerder hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verder wijzen eisers er in beroep op dat uit de bestreden uitspraak op bezwaar blijkt dat de waarde van hun onroerende zaak te laag is vastgesteld. Eisers hebben zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de WOZ-waarde van hun onroerende zaak per waardepeildatum
1 januari 2014 dient te worden vastgesteld op € 195.000,-. Verder zijn eisers van mening dat het handhaven van de te lage WOZ-waarde in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Verweerder heeft zich in verweer op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eisers terecht
niet-ontvankelijk is verklaard.
Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.