Rechtbank Overijssel, 30-07-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2736, 08/996014-16 (P)
Rechtbank Overijssel, 30-07-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2736, 08/996014-16 (P)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 30 juli 2018
- Datum publicatie
- 30 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2018:2736
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2021:2034, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 08/996014-16 (P)
Inhoudsindicatie
Een 66-jarige fiscaal adviseur uit Almelo is voor belastingfraude veroordeeld tot 4 maanden voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van 2 jaar. De man deed van 2010 tot en met 2014 voor 5 klanten valse aangiften inkomstenbelasting. Zo kregen zijn klanten, zonder dat zij hiervan wisten, onterecht teveel geld van de Belastingdienst terug. Naar schatting kostte dit de Belastingdienst 25.000 euro. De rechtbank oordeelt dat de man hiermee iets meer dan 15.000 euro heeft verdiend, maar dat hij dat niet hoeft te betalen. Hij is sinds 2015 failliet, zit sinds 2017 in de schuldsanering en is door ernstige ziekte niet meer in staat te werken. Zie ook ECLI:NL:RBOVE:2018:2737
Uitspraak
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08/996014-16 (P)
Datum vonnis: 30 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Heidema en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. D.R. Changoer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014, op naam van een aantal anderen, valselijk heeft opgemaakt;
feit 1 subsidiair: opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014, op naam van een aantal anderen, heeft gedaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 februari 2011
tot en met 01 december 2015 in de gemeente(n) Oldenzaal en/of Almelo en/of
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) aangiften inkomensheffing/inkomstenbelasting op naam
van hierna te noemen belastingplichtigen over het jaar/de jaren 2010 tot en
met 2014, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachten (telkens) valselijk op
de aangifte(n) inkomensheffing/inkomstenbelasting (op naam) van -in ieder
geval- :
- [naam 1] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [naam 2] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [naam 3] over de jaren 2010, 2011 en/of 2012, en/of
- [naam 4] over de jaren 2010, 2011 en/of 2012, en/of
- [naam 5] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014
(telkens) te hoge en/of onjuiste en/of fictieve kosten, zoals zorgkosten en/of
studiekosten/scholingsuitgaven en/of giften als aftrekpost vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
ALTHANS voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011
tot en met 01 december 2015 in de gemeente(n) Oldenzaal en/of Almelo en/of
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n) op naam van na te noemen belastingplichtigen, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
inkomensheffing/inkomstenbelasting (op naam) van -in ieder geval- :
- [naam 1] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [naam 2] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [naam 3] over de jaren 2010, 2011 en/of 2012, en/of
- [naam 4] over de jaren 2010, 2011 en/of 2012, en/of
- [naam 5] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens)
opzettelijk op die bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Apeldoorn en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland ingediende aangifte(s)
inkomensheffing/inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te
laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting
opgegeven en/of te hoge en/of onjuiste en/of fictieve aftrekposten
(zorgkosten en/of studiekosten/scholingsuitgaven en/of giften) opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
3 De voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding
Ter terechtzitting is de vraag aan de orde geweest of de tenlastelegging onder 1 primair en subsidiair partieel nietig is voor wat betreft de telkens tussen gedachtestreepjes geplaatste woorden ‘in ieder geval’.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen partiële nietigverklaring van de tenlastelegging onder 1 primair en subsidiair, voor zover het telkens de woorden ‘in ieder geval’ betreft.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de woorden ‘in ieder geval’ vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank stelt vast dat onder 1 aan verdachte ten laste is gelegd dat hij ‘aangiften inkomensheffing/inkomstenbelasting op naam van hierna te noemen belastingplichtigen over het jaar/de jaren 2010 tot en met 2014’ (primair) valselijk heeft opgemaakt, dan wel (subsidiair) opzettelijk onjuist heeft gedaan. Dit verwijt is zowel primair als subsidiair nader feitelijk uitgewerkt door het weergeven van de namen van een vijftal belastingplichtigen. Die weergave wordt voorafgegaan door de woorden ‘in ieder geval’.
De rechtbank is van oordeel dat de woorden ‘in ieder geval’ een uitbreiding van de ‘hierna te noemen belastingplichtigen’ inhoudt, als gevolg waarvan niet meer duidelijk is waartegen de verdediging zich moet verweren en waarover de rechtbank een oordeel moet vellen.
De tenlastelegging is dan ook partieel nietig voor wat betreft de telkens tussen gedachtestreepjes geplaatste woorden ‘in ieder geval’.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding overigens geldig is.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft gesteld dat de officier van justitie voor wat betreft het primair ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaard moet worden. In het onderhavige geval vallen de primair en subsidiair ten laste gelegde gedragingen geheel samen en dan sluit artikel 69 lid 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vervolging op grond van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) uit, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij wel ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, omdat de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69 lid 4 AWR hier niet van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging onder 1 primair is toegesneden op artikel 225 lid 1 Sr, te weten het valselijk opmaken van aangiften inkomstenbelasting op naam van een vijftal met name genoemde belastingplichtigen.
Het is een uitdrukkelijke keuze is geweest van de wetgever om de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69 lid 4 AWR te beperken tot die gevallen waarin de tenlastelegging is toegesneden op artikel 225 lid 2 Sr. Het is niet aan de rechter om het bereik van die vervolgingsuitsluitings-grond uit te breiden. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ook overigens ontvankelijk is.
Bevoegdheid van de rechtbank en schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.