Home

Rechtbank Overijssel, 03-08-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2819, ak_16 _ 2392

Rechtbank Overijssel, 03-08-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2819, ak_16 _ 2392

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
3 augustus 2018
Datum publicatie
22 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2018:2819
Formele relaties
Zaaknummer
ak_16 _ 2392

Inhoudsindicatie

Eiser heeft GBLT op moment van het elektronisch verzenden van de digitale aanslag niet geselecteerd om langs elektronische weg bereikbaar te zijn voor het ontvangen van berichten; verweerder heeft aanslag dan ook niet op de juiste wijze bekend gemaakt; daarom ten onrechte een aanmaning en dwangbevel uitgevaardigd; beroep gegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

Zittingsplaats Zwolle

Registratienummer: Awb 16/2392

uitspraak van de meervoudige belastingkamer in de zaak tussen

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), verweerder,

gemachtigde K.M.H. de Boer.

1 Ontstaan en loop van het geding

Met dagtekening 31 mei 2016 heeft verweerder eiser voor het belastingjaar 2016 een aanslag waterschapsbelastingen van € 274,65 opgelegd. Verweerder heeft deze aanslag digitaal bekend gemaakt door plaatsing ervan in de digitale Berichtenbox van eiser op MijnOverheid.nl (MijnOverheid).

Omdat eiser deze aanslag niet heeft betaald binnen de gestelde termijn, heeft verweerder eiser met dagtekening 15 september 2016 per post een aanmaning gezonden om het nog openstaande bedrag te voldoen. Daarbij heeft verweerder de aanmaningskosten van € 7,- in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2016 heeft verweerder het door eiser tegen de aanmaningskosten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2017. Eiser is verschenen.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K.M.H. de Boer. Het onderzoek is ter zitting geschorst.

Bij brief van 20 maart 2017 heeft verweerder verzocht om een tussenuitspraak.

Op 4 april 2017 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan en verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en elke beslissing aangehouden.

Op 1 mei 2017 heeft verweerder een reactie met stukken overgelegd. Op 9 mei 2017 heeft eiser daarop gereageerd.

De rechtbank heeft de behandeling van het beroep verwezen naar de meervoudige belastingkamer van de rechtbank.

Op 22 maart 2018 is het onderzoek ter zitting hervat. Het onderzoek ter zitting is opnieuw geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 februari 2018 (ECLI:NL:RBMNE:2018:605). Bij brieven van 26 maart 2018 respectievelijk 1 mei 2018 hebben partijen dat gedaan.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2 Beoordeling van het geschil

Tussenuitspraak

2.1

In de tussenuitspraak van 4 april 2017 heeft de rechtbank geoordeeld dat uit het bestreden besluit onvoldoende kan worden opgemaakt dat eiser bij de aanmelding bij MijnOverheid akkoord is gegaan met het ontvangen van digitale post van GBLT. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiser bij het inloggen GBLT aangevinkt heeft (gelaten) en daarmee heeft geaccordeerd om post van GBLT digitaal te ontvangen.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om dat gebrek te herstellen door met bewijsstukken aannemelijk te maken dat eiser in MijnOverheid akkoord is gegaan met het ontvangen van digitale post van GBLT.

standpunt verweerder

2.2

Op 1 mei 2017 heeft verweerder een e-mailbericht van 28 april 2017 van Logius, het dienstonderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van, onder andere, MijnOverheid en de digitale Berichtenbox, overgelegd. Uit de gegevens van Logius blijkt volgens verweerder dat eiser voor het moment waarop de aanslag is verzonden zijn digitale Berichtenbox in GBLT in werking heeft gesteld. Het aanslagbiljet is dan ook op de juiste wijze bekendgemaakt. Verweerder handhaaft daarom zijn standpunt dat eiser zelf kenbaar heeft gemaakt via elektronische weg bereikbaar te zijn voor GBLT. In dit verband verwijst verweerder nog naar twee rapporten van de Nationale Ombudsman ‘SVB: digitaliseren = informeren’ van 17 januari 2017 en ‘Hoezo MijnOverheid?’ van 6 september 2017. Uit deze rapporten blijkt dat MijnOverheid per 1 november 2015 is overgestapt op de zogeheten opt-in regeling en GBLT pas per 15 november 2015 is aangesloten op de Berichtenbox. Verweerder verwijst verder naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 februari 2018. Volgens deze uitspraak is het systeem voorzien van zulke wettelijke veiligheidseisen en betrouwbaarheids-waarborgen dat het aannemelijk is dat eiser met het plaatsen van een vinkje in de digitale omgeving van MijnOverheid zelf heeft kenbaar gemaakt de post van GBLT digitaal te willen ontvangen.

standpunt eiser

2.3

Eiser heeft zijn stelling gehandhaafd dat hij zich niet via MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale communicatie met GBLT. Hij heeft zich voor geen enkele organisatie aangemeld, hoewel dat wel zo geregistreerd was in de Berichtenbox. Eiser geeft daarbij in overweging dat hij een ervaren ICT-er is en getraind is in digitale communicatie en over voldoende kritisch vermogen beschikt om geen fouten te maken bij het invullen van een belangrijk online formulier. Eiser neemt dan ook aan dat op het moment dat hij met zijn DigID op de site van MijnOverheid heeft ingelogd nog sprake was van de opt-out situatie: hij is automatisch en zonder verdere kennisgeving geabonneerd op alle op dat moment actieve overheidsinstellingen. Daarnaast heeft verweerder volgens hem niet aangetoond dat de brief van 31 mei 2016 aan hem is gezonden, ook niet digitaal.

2.4

De rechtbank overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 2.14, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.

Artikel 2:14 van de Awb is op 1 juli 2004 in werking getreden als onderdeel van de Wet van 29 april 2004, houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen en daarmee verband houdende aanpassing van enige andere wetgeving (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer)

Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 2:14 Awb komt naar voren dat de wetgever als uitgangspunt van de regeling er voor heeft gekozen dat betrokkenen niet gedwongen kunnen worden van de elektronische weg gebruik te maken. De elektronische weg is van facultatieve aard: elektronisch verkeer wordt in de Awb niet verplicht voorgeschreven.

De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser aan verweerder kenbaar heeft gemaakt dat hij langs de digitale weg voldoende bereikbaar is. In het bericht van Logius van 28 april 2017 . . staat:

Genoemde burger heeft op 3 april 2016 om 18:21 uur zijn MijnOverheid-account geactiveerd. Op dat moment gold de opt-in regeling. Door het aanvinken op dat moment van de organisatie GBLT, is genoemde burger akkoord gegaan met het elektronisch ontvangen van berichten van GBLT in zijn Berichtenbox in zijn MijnOverheid account.’

Aan de door verweerder in dit verband ingebrachte informatie van Logius komt naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe, nu deze informatie niet met objectieve gegevens, bijvoorbeeld met concrete loggegevens of screenprints, is onderbouwd.

Bovendien neemt de rechtbank hierbij in aanmerking de bij het verweerschrift overgelegde brief van verweerder aan eiser van mei 2016 met als onderwerp ‘uw digitale aanslagbiljet in berichtenbox MijnOverheid’. In deze brief staat - onder andere - het volgende:

GBLT is vanaf 2016 aangesloten bij MijnOverheid. Omdat u de Berichtenbox van MijnOverheid al hebt geactiveerd (onderstreept door de rechtbank), ontvangt u vanaf 1 januari 2016 ook de post van GBLT in deze Berichtenbox.

Wat betekent dat voor u?

dit betekent dat u het aanslagbiljet voor gemeente en/of waterschapsbelasting en niet meer in de brievenbus ontvangt, maar digitaal in de Berichtenbox van MijnOverheid.

Met deze brief attendeer ik u erop, dat u het aanslagbiljet van GBLT digitaal ontvangt. Wilt u het aanslagbiljet van GBLT toch liever per post ontvangen, dan kunt u dit in MijnOverheid aanpassen.

Anders dan de gemachtigde van verweerder meent kan uit de inhoud van deze brief niet worden afgeleid dat eiser met het plaatsen van een vinkje bij GBLT op het online formulier van MijnOverheid expliciet te kennen heeft gegeven dat hij voortaan de post van het GBLT digitaal wil ontvangen. Veeleer moet uit deze brief worden afgeleid dat door het feit dat eiser zich al voor de Berichtenbox heeft aangemeld, hij ook automatisch is aangemeld voor het ontvangen van digitale post van GBLT.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiser kan worden gevolgd in zijn standpunt dat verweerder niet heeft aangetoond dat de betreffende brief digitaal dan wel per post aan hem is gezonden.

De verwijzing door verweerder naar de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt hierbij dat in de zaak die thans voorligt door verweerder met de brief van mei 2016 zelf de indruk is gewekt dat sprake is van een opt-out regeling ten tijde van het elektronische verzenden van de aanslag, terwijl in de door verweerder aangehaalde uitspraak niet in geschil is dat de opt-in regeling van toepassing is.

Dat uit de overgelegde rapporten van de Nationale Ombudsman zou blijken dat MijnOverheid met ingang van 1 november 2015 is overgegaan op het opt-in systeem doet hieraan niet af. Wel leidt de rechtbank uit deze rapporten af dat overheidsinstanties die deelnemen in MijnOverheid op diverse vlakken meer oog voor de burger zouden moeten hebben.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. Het dient er voor te worden gehouden dat eiser GBLT op het moment van het elektronisch verzenden van de digitale aanslag met dagtekening 31 mei 2016 niet had geselecteerd om langs elektronische weg bereikbaar te zijn voor het ontvangen van berichten. Verweerder heeft de aanslag dan ook niet op de juiste wijze bekend gemaakt. Daarom heeft verweerder ten onrechte een aanmaning en dwangbevel tegen eiser uitgevaardigd.

Het beroep is gegrond.

3 Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, omdat eiser daar niet om heeft verzocht en ook niet van proceskosten is gebleken.

Wel dient verweerder het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 29 september 2016;

- draagt verweerder op het griffierecht van € 46,- aan eiser te voldoen.

Deze uitspraak is gedaan door mr J.F.M.J. Bouwman, voorzitter, en mr. J.H.M. Hesseling en mr. H.R. Schimmel, leden, in aanwezigheid van mr. W.H. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier voorzitter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.