Home

Rechtbank Overijssel, 27-08-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:3095, ak_18_412

Rechtbank Overijssel, 27-08-2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:3095, ak_18_412

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
27 augustus 2018
Datum publicatie
4 september 2018
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2018:3095
Formele relaties
Zaaknummer
ak_18_412

Inhoudsindicatie

Grondslag van de heffing havengeld wordt gevormd door de feitelijke, daadwerkelijke waterverplaatsing van het vaartuig; beroep gegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

Zittingsplaats Zwolle

Registratienummer: Awb 18/412

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, gemachtigde: A. Scheijgrond,

en

de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente, verweerder,

gemachtigde: mr. D. Prook.

1 Ontstaan en loop van het geding

Op 31 juli 2017 heeft verweerder eiseres, op grond van de Verordening op de heffing en invordering van haven-, kade- en opslaggelden 2017 van de gemeente Hengelo (O) (hierna te noemen: “de verordening Havengelden 2017”), aangeslagen voor havengeld over het jaar 2017 (nummer 20196418). Eiseres heeft op 24 augustus 2017 tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 10 januari 2018 heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft op 20 februari 2018 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 24 juli 2018, alwaar eiseres is verschenen bij haar gemachtigde, en haar medewerker [naam] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten. Na de zitting is een brief ontvangen van verweerders gemachtigde met het verzoek het onderzoek te heropenen. De rechtbank heeft in het gestelde in die brief geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en de brief geretourneerd. Op de inhoud ervan wordt in het kader van deze uitspraak derhalve geen acht geslagen.

2 De feiten

Eiseres exploiteert een zogenoemde inlandterminal te Hengelo waar goederen, veelal in zeecontainers worden overgeslagen voor verder vervoer naar het achterland. De terminal is gevestigd in de gemeente Hengelo (O) aan de kade van het Twentekanaal. De schepen van eiseres maken gebruik van gemeentelijk vaarwater en de gemeentelijke haven.

De in geschil zijnde aanslag met het nummer 20196418 heeft betrekking op meerdere bezoeken van het binnenvaartschip genaamd “ [naam binnenvaartschip] ” aan de haven van eiseres aan het Twentekanaal in 2017. Het eerste tot betaling van havengeld verplichtende bezoek dateert van 7 januari 2017.

Verweerder heeft de aanslag met het nummer 20196418, op basis van gegevens ontleend aan de zogenoemde meetbrief van de [naam binnenvaartschip] , berekend op een waterverplaatsing van 2.234 m3 bij een diepgang van 2,80 meter. De aanslag heeft verweerder op basis van de bij de verordening Havengeld behorende tarieventabel, uitgaande van een m3-prijs van € 3,33 per jaar, berekend op € 7.439,22 (excl. BTW).

De [naam binnenvaartschip] is een zogenoemd bovenmaats schip, dat normaliter niet op de Twentekanalen mag varen. Door Rijkswaterstaat, onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, is desgevraagd aan [eiseres] ontheffing verleend om met de [naam binnenvaartschip] op de Twentekanalen te mogen varen, zij het met maximale diepgang van 2,20 meter.

3 Het geschil

Eiseres stelt dat de uitspraak op bezwaar in rechte niet in stand kan blijven. Kort samengevat voert zij daartoe aan, dat:

  1. de aanslag niet op de verordening Havengelden 2017 mag worden gebaseerd, omdat een adequate omschrijving van het toepassingsbereik ontbreekt; met name ontbreekt bij de publicatie van de toepasselijke Havenverordening 2015 (waarnaar de verordening Havengelden 2017 verwijst), de bijbehorende kaart, althans eiseres heeft die niet kunnen vinden;

  2. een onjuiste berekeningsgrondslag is gehanteerd, omdat de [naam binnenvaartschip] op de Twentekanalen en in de haven van eiseres (met een vergunning van Rijkswaterstaat) uitsluitend mag varen met een maximale diepgang van 2,20 m, waarbij de waterverplaatsing volgens de geldende meetbrief alsdan 1.529 m3 bedraagt, zodat de aanslag op basis van € 3.33 per m3 geen € 7.439,22, maar € 5.091,57 (excl. BTW) dient te bedragen;

Verweerder stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat hij op basis van de geldende verordening Havengelden 2017, de aanslag heeft kunnen opleggen, zoals hij heeft gedaan.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing