Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 21-02-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:657 BC6207, AWB 06/4716 BESLU

Rechtbank 's-Gravenhage, 21-02-2008, ECLI:NL:RBSGR:2008:657 BC6207, AWB 06/4716 BESLU

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
21 februari 2008
Datum publicatie
10 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BC6207
Zaaknummer
AWB 06/4716 BESLU
Relevante informatie
Art. 5 WIBB

Inhoudsindicatie

Gesloten systeem van rechtsmiddelen, vervat in artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; weigering om ontheffing van de geheimhoudingsplicht te verlenen is geen voor bezwaar vatbare beschikking; doorzendplicht.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage

sector bestuursrecht

derde afdeling, meervoudige kamer

Reg. nr. AWB 06/4716 BESLU

UITSPRAAK

als bedoeld in artikel 8:77

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Uitspraak in het geding tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

I. Ontstaan en loop van het geding

Bij besluit van 8 december 2005 heeft verweerder afwijzend beslist op een verzoek van eiseres om verstrekking van afschriften van documenten, waarbij inzake haarzelf gegevens zijn uitgewisseld tussen de Nederlandse en Belgische fiscale autoriteiten.

Bij besluit van 8 mei 2006 heeft verweerder het daartegen bij brief van 16 januari 2006 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 1 juni 2006, ingekomen bij de rechtbank op 2 juni 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is op 6 februari 2008 ter zitting behandeld. Eiseres is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A].

II. Motivering

1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) verstaat deze wet onder belastingwet zowel deze wet als andere wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de onder artikel 1 vallende belastingen.

Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de AWR, voor zover hier van belang, kan in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het een voor bezwaar vatbare beschikking betreft.

Ingevolge artikel 67, eerste lid, van de AWR is het een ieder verboden hetgeen hem in enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet, of in verband daarmede, nopens de persoon of de zaken van een ander blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de heffing of de invordering van enige rijksbelasting.

Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan onze minister ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

2. Bij brief van 17 oktober 2005 heeft eiseres op voet van artikel 67 van de AWR verzocht om verstrekking van afschriften van de memoranda die hebben gediend als conceptversie voor het aanvullend verzoek van 7 oktober 1999 om inlichtingen aan België onderscheidenlijk de spontane inlichtingenverstrekking van 12 september 2000 aan België. Tevens is verzocht om een afschrift van de brief van de eenheid Belastingdienst/Grote ondernemingen [P] van 30 augustus 1999 aan de eenheid Belastingdienst/FIOD Internationaal. Eiseres heeft het verzoek tot verweerder gericht, omdat zij, gelet op het Voorschrift Informatieverstrekking 1993, ervan uitgaat dat de gevraagde informatie bij hem berust.

3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de staatsecretaris van Financiën (hierna: de staatssecretaris) hem geen ontheffing van de in artikel 67, eerste lid, van de AWR vervatte geheimhoudingsplicht heeft verleend ten aanzien van de door eiseres gevraagde afschriften. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat daartegen als gevolg van de inwerkingtreding op 1 januari 2005 van de Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties geen rechtsmiddelen openstaan, omdat de weigering om ontheffing te verlenen niet als een voor bezwaar vatbare beschikking, als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de AWR, is aan te merken. Daarnaast heeft verweerder aan de niet-ontvankelijkverklaring ten grondslag gelegd dat een belanghebbende geen recht op informatie aan artikel 67 van de AWR kan ontlenen en dat geen bepaling of algemene wet is aan te wijzen op grond waarvan hij verplicht is de gevraagde gegevens aan eiseres te verstrekken.

4. Eiseres betoogt dat verweerder zich ten onrechte op dat standpunt heeft gesteld. Volgens haar blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties dat ten aanzien van de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen een op grond van artikel 67 van de AWR genomen besluit geen inhoudelijke veranderingen ten opzichte van het verleden zijn beoogd.

5. Verweerder heeft zich naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van 15 november 2005, waarbij hem ten aanzien van de door eiseres gevraagde afschriften geen ontheffing van de geheimhoudingsplicht is verleend, terecht op het standpunt gesteld dat het hem niet vrij stond de afschriften te verstrekken. Voorts vloeit uit het in artikel 26 van de AWR neergelegde gesloten systeem van rechtsmiddelen voort dat tegen een op grond van artikel 67, tweede lid, van de AWR genomen besluit geen bezwaar kan worden gemaakt, nu in die wet niet is bepaald dat een dergelijk besluit bij voor bezwaar vatbare beschikking wordt genomen. Verweerder heeft het bezwaar dan ook op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is derhalve ongegrond.

6. Geen aanleiding bestaat het verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten van de bestuurlijke voorprocedure, als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb, in te willigen, nu van onrechtmatigheid van het besluit van 8 december 2005 geen sprake is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

7. Blijkens de stukken heeft eiseres zich steeds op het standpunt gesteld dat de staatssecretaris in dit geval ten onrechte heeft geweigerd gebruik te maken van de bevoegdheid om ontheffing van de geheimhoudingsplicht te verlenen. Zij heeft in het bezwaarschrift verweerder voorts verzocht een afschrift daarvan te zenden aan de staatssecretaris, opdat deze op het bezwaar tegen de weigering kan beslissen. In zoverre heeft verweerder het bezwaarschrift ten onrechte niet aangemerkt als te zijn gericht tegen de weigering door de staatssecretaris gebruik te maken van de hem ingevolge artikel 67, tweede lid, van de AWR toekomende bevoegdheid. Voor zover verweerder zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat het bestreden besluit namens de staatssecretaris is genomen, zodat daarmee op het bezwaar tegen de weigering om ontheffing te verlenen is beslist, vindt dat geen steun in de stukken.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaarschrift, voor zover dat is gericht tegen de weigering door de staatssecretaris ontheffing van de geheimhoudingsplicht te verlenen, ten onrechte niet met toepassing van artikel 6:15 van de Awb aan hem is doorgezonden teneinde daarop te beslissen. De rechtbank verstaat dat dat alsnog gebeurt.

III. Beslissing

De Rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mrs. G.P. Kleijn, A.L. Frenkel en Th. L Bellekom en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr J.A. Leijten.

Voor eensluidend afschrift,

de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,

Verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.