Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 31-01-2008, BD1455, AWB 06/10166 ACCIJ

Rechtbank 's-Gravenhage, 31-01-2008, BD1455, AWB 06/10166 ACCIJ

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
31 januari 2008
Datum publicatie
14 mei 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BD1455
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 06/10166 ACCIJ

Inhoudsindicatie

Accijns minerale olien. Een luchtvaartuig is als een pleziervaartuig aan te merken indien en voor zover het niet wordt gebruikt om tegen een reële vergoeding personen of goederen te vervoeren dan wel andere diensten te verlenen. Van een reële vergoeding is sprake als de vergoeding voor degene aan wie deze wordt betaald, een zakelijke prijs is voor het gebruik van het luchtvaartuig. Omdat eiseres slaagt in haar bewijs dat zij haar vliegtuig tegen een reele vergoeding heeft verhuurd heeft zij recht op teruggaaf van accijns.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/10166 ACCIJ

Uitspraakdatum: 31 januari 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X.], gevestigd te [Z.], eiseres,

en

Belastingdienst Douane [P.], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag accijns opgelegd, alsmede bij beschikking een vergrijpboete.

1.2 Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 14 november 2006 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 11 december 2006, ontvangen bij de rechtbank op 13 december 2006, beroep ingesteld.

1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2007 te Den Haag. Namens eiseres is [...] daar verschenen. Namens verweerder is [...] verschenen, bijgestaan door [...]

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1 Eiseres is eigenaresse van een vliegtuig van het type Piper PA-28R-201T, met als registratie [nummer] (hierna: het vliegtuig). Het vliegtuig is gestationeerd op het vliegveld [vliegveld] en wordt door eiseres verhuurd aan derden.

2.2 Eiseres brengt aan een huurder van het vliegtuig de gevlogen tijd en de daarbij komende rechten en heffingen in rekening, waarvoor zij aan de huurder een factuur uitreikt. Het vliegtuig wordt inclusief brandstof verhuurd. Het komt voor dat een huurder zelf tankt. In dat geval wordt het daarvoor door de huurder betaalde bedrag op het bedrag van de factuur in mindering gebracht.

2.3 Over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 heeft eiseres acht verzoeken ingediend voor de teruggaaf van accijns, als bedoeld in artikel 71d, eerste lid, van de Wet op de accijns (zoals die luidde tot en met het jaar 2004, hierna: de Wet). Als gevolg van deze verzoeken is aan eiseres in totaal € 4.666 accijns teruggegeven.

2.4 Op 1 september 2005 heeft verweerder bij eiseres een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de ingediende verzoeken om teruggaaf van accijns. Van dit onderzoek is op 9 mei 2006 een rapport uitgebracht dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek heeft verweerder eiseres de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 4.666 en bij beschikking een vergrijpboete ten bedrage van € 1.166 opgelegd.

3. Geschil

3.1 In geschil is of de naheffingsaanslag en de vergrijpboete terecht zijn opgelegd.

3.2 Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en voert daartoe - kort weergegeven - het volgende aan. Haar administratie en de vastlegging van de vluchtgegevens volgens de luchtvaartvoorschriften waren correct. Eiseres wist niets wist en kon praktisch ook niets weten van de gewijzigde regelgeving betreffende de teruggaaf van accijns op olie, die is gebruikt voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, andere dan pleziervaartuigen.

3.3 Verweerder beantwoordt de vraag onder 3.1 bevestigend en stelt daartoe - samengevat - het volgende. Een ieder wordt geacht de wet te kennen. Het vliegtuig werd zakelijk verhuurd, maar bij de vraag of sprake is van een commerciële vlucht is het doel van een vlucht bepalend. Eiseres heeft op geen enkele wijze aangetoond dat de desbetreffende olie is gebruikt voor commerciële vluchten. Eiseres heeft kennelijk nagelaten de toelichting bij het desbetreffende aanvraagformulier te lezen en zich zo nodig nader te laten informeren, zodat het aan grove schuld van eiseres is te wijten dat de accijns ten onrechte is teruggegeven.

3.4 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Artikel 71d van de Wet op de accijns (hierna: de Wet) luidde in het naheffingstijdvak, voor zover hier van belang:

1. Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor andere minerale oliën dan halfzware olie als bedoeld in GN-code 2710 00 51 (tekst 2004:GN-code 2710 19 21), indien die olie is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, andere dan plezierluchtvaartuigen.

2. De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het luchtvaartuig is geregistreerd in het register voor burgerluchtvaartuigen, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet luchtvaart. (...)

3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf en kan in bij die regeling aangewezen gevallen een ander dan de in het tweede lid bedoelde persoon worden aangewezen als degene aan wie de teruggaaf wordt verleend.

4.2 Artikel 35f , eerste, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsregeling accijns (hierna: de Uitvoeringsregeling), dat berust op artikel 71d van de Wet, bevat voorschriften over de gegevens die het verzoek om teruggaaf als bedoeld in artikel 71d van de Wet dient te bevatten, de termijn waarin het verzoek moet worden ingediend en het voor het verzoek te gebruiken formulier. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat het recht op teruggaaf aan de hand van boeken en bescheiden dient te kunnen worden aangetoond. Voorts worden in dit vierde lid eisen gesteld aan de tankbonnen en facturen met betrekking tot de minerale oliën waarvoor teruggaaf wordt gevraagd alsmede aan de inrichting van de administratie.

4.3 Bij het besluit van 11 februari 2003, nr. BCPP 2003/155M, heeft de Staatssecretaris van Financiën beleidsregels omtrent onder meer de uitleg van de onder 4.1 en 4.2 genoemde wettelijke voorschriften vastgesteld. Na artikel 71d, eerste lid, van de Wet te hebben geparafraseerd, merkt de staatssecretaris op:

"Dit betekent dat alleen bij commercieel gebruik van een luchtvaartuig teruggaaf van belasting over de minerale olie die voor de vlucht is gebruikt, mag worden gevraagd. Het doel waarmee wordt gevlogen bepaalt of sprake is van commercieel gebruik van een luchtvaartuig. Dit is het geval als met een luchtvaartuig personen of goederen worden vervoerd of diensten worden geleverd tegen een reële vergoeding. Het maken van bijvoorbeeld foto- en reclamevluchten is aan te merken als levering van diensten. Ook vluchten voor de overheid (brandweer, politie en dergelijke) worden aangemerkt als commercieel gebruik."

4.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woorden andere dan plezierlucht-vaartuigen"in artikel 71d, eerste lid, van de Wet, mede gelet op het bepaalde in artikel 35f van de Uitvoeringsregeling en de onder 4.3 aangehaalde beleidsregel, aan het verlenen van teruggaaf van accijns op de voet van artikel 71d, eerste lid, van de Wet in de weg staan. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.

4.5 De Wet bevat geen definitie van het begrip "plezierluchtvaartuigen". Evenmin delegeert de Wet de (nadere) invulling van dit begrip aan een lagere wetgever. Artikel 71d, derde lid, van de Wet verleent de Minister (lees: Staatssecretaris, rechtbank) van Financiën slechts de bevoegdheid bij ministeriële regeling nadere voorwaarden en beperkingen te stellen ter uitvoering van de teruggaaf. Dergelijke voorwaarden en beperkingen kunnen niet leiden tot een wijziging van de reikwijdte van het recht op de in artikel 71d van de Wet geregelde teruggaaf van accijns.

4.6 Nu, naar hiervoor is overwogen, een definitie van het begrip "plezierluchtvaartuigen" in de Wet ontbreekt en ook de Uitvoeringsregeling omtrent de inhoud van dit begrip geen uitsluitsel kan geven, dient naar het oordeel van de rechtbank bij de uitleg van de term te worden gelet zowel op het spraakgebruik als op doel en strekking van de met de woorden "andere dan plezierluchtvaartuigen" aangebrachte beperking van de teruggaaf van accijns op de voet van in artikel 71d, eerste lid, van de Wet. Hieraan voldoet naar het oordeel van de rechtbank de door de staatssecretaris in de onder 4.2 aangehaalde beleidsregel gegeven uitleg, welke inhoudt dat een luchtvaartuig als een pleziervaartuig is aan te merken indien en voor zover het niet wordt gebruikt om tegen een reële vergoeding personen of goederen te vervoeren dan wel andere diensten te verlenen. Van een reële vergoeding is sprake als de vergoeding voor degene aan wie deze wordt betaald, een zakelijke prijs is voor het gebruik van het luchtvaartuig.

4.7 Vaststaat dat eiseres het vliegtuig heeft verhuurd en dat zij door uitreiking van een factuur aan de huurders op zakelijke basis een vergoeding voor de door haar aan de huurders geleverde prestaties in rekening heeft gebracht. Gesteld noch gebleken is dat eiseres ooit van huurders een vergoeding heeft gevraagd die niet als een reële vergoeding in de hier bedoelde zin kan worden aangemerkt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vliegtuig bij ver-huur wordt gebruikt om tegen een reële vergoeding personen of goederen te vervoeren dan wel andere diensten te verlenen en dat eiseres in zoverre ter zake van de olie die is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor de voortstuwing van het vliegtuig recht heeft op de teruggaaf van accijns, bedoeld in artikel 71d van de Wet.

4.8 Om zijn op artikel 71d van de Wet gebaseerde recht op de teruggaaf van accijns te effectueren dient de belanghebbende een verzoek in te dienen dat voldoet aan het bepaalde in artikel 35f , eerste, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsregeling accijns en dient hij ingevolge het vierde lid van dit artikel zijn recht op de teruggaaf van accijns aan de hand van boeken en bescheiden te kunnen aantonen, welke boeken en bescheiden dienen te voldoen aan de in dit lid opgenomen vereisten. Verweerder heeft gesteld dat eiser op geen enkele wijze aan de ingevolge artikel 35f, vierde lid, op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Verweerder heeft daarvoor onder meer verwezen naar het bij het vliegtuig behorende log-boek. In dit logboek is in de kolom "Aard van de vlucht" niets ingevuld. Ter zitting heeft eiser verklaard dat die kolom in het logboek niet is bedoeld om te vermelden of sprake is van een commerciële vlucht of een pleziervlucht, maar dat daarin bij iedere vlucht alleen een O, een L of I had moeten worden ingevuld, wat staat voor respectievelijk een vlucht Over land, een Locale vlucht of een Instructievlucht. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat het niet volledig invullen van het logboek op zichzelf nog niet kan leiden tot de conclusie dat niet is voldaan aan de verplichtingen van artikel 35f, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling. Ter zitting heeft verweerder een kopie van een door eiser aan een huurder uitgereikte factuur overgelegd. Uit die factuur blijkt duidelijk aan wie het vliegtuig werd verhuurd en dat daarvoor een zakelijke prijs in rekening is gebracht. Dat de (debiteuren)administratie van eiser tekortkomingen vertoont of dat daarin stukken ontbreken, is gesteld noch gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser aan de ingevolge van artikel 35f, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Derhalve heeft eiser aan de voorwaarden voor de verlening van de teruggaaf van accijns voldaan.

4.9 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de naheffingsaanslag te worden vernietigd. De boete komt daarmee eveneens te vervallen, zodat hetgeen partijen daarover hebben gesteld geen bespreking behoeft.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 31 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.