Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 10-10-2008, BG7210, AWB 07/2892 VPB

Rechtbank 's-Gravenhage, 10-10-2008, BG7210, AWB 07/2892 VPB

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
10 oktober 2008
Datum publicatie
23 december 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7210
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/2892 VPB

Inhoudsindicatie

Vpb 2000. Ter gelegenheid van verkoop deelneming aan personeel uitbetaalde gratificaties niet aftrekbaar als kosten verkoop deelneming of als loonkosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2892 VPB

Uitspraakdatum: 10 oktober 2008

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in [X] Beheer BV, gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting voor 2000 heeft verweerder bij beschikking als bedoeld in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) het verlies van dat jaar vastgesteld op fl. 337.737 (€ 153.258). Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2006 de beschikking gehandhaafd.

1.2. Eiseres heeft bij brief van 15 januari 2007 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. De brief is aldaar ontvangen op 17 januari 2007 en is aangevuld bij brief met bijlage van 22 februari 2007, alsmede bij brief van 26 februari 2007. Na doorzending heeft de rechtbank 's-Gravenhage (de rechtbank) het beroep ontvangen op 19 april 2007. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2008 te 's-Gravenhage.

Namens eiseres zijn daar verschenen mr. [...] en mr. [...]. Namens verweerder is verschenen drs. [...].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres was tot 6 januari 2000 enig aandeelhoudster van [X] Groep B.V., welke vennootschap op haar beurt aandeelhoudster was van vijf vennootschappen (het geheel van [X-groep] en de vijf vennootschappen. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres was [X]. Tot 1 januari 2000 was eiseres met [X-groep] en haar werkmaatschappijen verenigd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

2.2. Op 2 december 1999 hebben eiseres en [A] Nederland B.V. een voorovereenkomst getekend inzake de verkoop van de aandelen [X-groep]. Deze voorovereenkomst luidt voorzover hier van belang als volgt:

"2. Koopprijs

2.1 De Koopprijs zal opgebouwd zijn uit twee onderdelen:

(i) een bedrag van NLG 7.500.000 (zegge: zeven miljoen vijfhonderd duizend gulden);

(ii) de nettowinst na belastingen van de Vennootschap over het boekjaar 1999 (hierna: de "Winst 99"),exclusief de vrijval van de voorziening Ziektewet, vermeerderd met een bedrag van NLG 250.000 (zegge: tweehonderd vijftig duizend gulden), zijnde de door partijen overeengekomen maximale vrijval van de voorziening Ziektewet, een en ander tot een bedrag van maximaal NLG 1.000.000 (zegge: één miljoen gulden).

(...)

2.5 De toezegging van [X] Beheer aan het personeel van de Groep tot het betalen van een gedeelte van de Koopprijs door de desbetreffende dochtervennootschap zal overgenomen worden, met dien verstande dat de in dit verband in de balans per ultimo 1999 op te nemen reservering na aftrek van het belastingvoordeel voor de Vennootschap in mindering zal worden gebracht op de door [A] aan [X] Beheer te betalen Winst 99."

2.3. Op 6 januari 2000 hebben eiseres en [A] een definitieve overeenkomst gesloten inzake de verkoop van de aandelen in [X-groep]. Deze overeenkomst (hierna: de verkoopovereenkomst) luidt voorzover hier van belang als volgt:

"Artikel 1: Koop, verkoop, koopprijs

(...)

1.2 De Koopprijs bestaat uit twee delen:

(a) een bedrag van NLG 7.500.000 (zegge: zeven miljoen vijfhonderd duizend gulden) (hierna: het 'Eerste Gedeelte'), en

(b) de nettowinst na belastingen van de Vennootschap over het boekjaar 1999 (hierna: de "Winst 1999"), exclusief (i) het bepaalde in artikellid 8.3 en exclusief (ii) de vrijval van de voorziening Ziektewet, vermeerderd met een bedrag van NLG 250.000 netto (zegge: tweehonderd vijftig duizend gulden), zijnde de door partijen overeengekomen maximale vrijval van de voorziening Ziektewet, een en ander tot een bedrag van maximaal NLG 1.000.000 (zegge: één miljoen gulden), hierna: het 'Tweede Gedeelte'.

(...)

Artikel 3: Betaling Koopprijs

3.1 Het Eerste Gedeelte zal worden betaald op de Leveringsdatum door middel van telefonische overboeking naar de door de Verkoper bij (...) gehouden bankrekening met het nummer (...). Koper zal op deze betaling het in deze overeenkomst onder 8.1 bedoelde bedrag van NLG 348.652,10 in mindering brengen, bij wege van schuldcompensatie.

(...)

3.3 Het Tweede Gedeelte zal worden betaald, zodra partijen overeenstemming hebben bereikt over de Winst 1999, althans de hierboven onder 1.6 genoemde bindend adviseur een bindend advies heeft uitgebracht.

3.4 Het Tweede Gedeelte zal worden betaald, vermeerderd met eventueel op grond van artikel 3.2 verschuldigde rente, op het in artikellid 3.1 bedoelde rekeningnummer.

(...)

Artikel 8: Overige afspraken

(...)

8.3 Verkoper wenst dat een deel van de koopsom wordt gereserveerd ten behoeve van het personeel van de Vennootschappen, met als maximum het bedrag van het Tweede Gedeelte. In de loop van januari 2000 zal de Verkoper aan de Koper mededelen welk bedrag dit betreft. De hieruit voortvloeiende verplichtingen zullen worden opgenomen in de jaarrekening 1999 van de betreffende vennootschap. De netto hieruit voortvloeiende kosten zullen in mindering worden gebracht op de in 3.3 hierboven genoemde betaling."

2.4. Voor het eerst in maart 2000 zijn de werknemers van de [X-groep]-groep op de hoogte gesteld van de gratificaties. Dit is gebeurd in een brief van [X] aan de werknemers welke onder meer het volgende bevat:

"Beste medewerk(st)er,

Zoals bekend heb ik begin dit jaar de [X] Groep verkocht aan [A] b.v. (...)

Ter gelegenheid van de overname heb ik besloten ten behoeve van het personeel een bedrag ter grootte van fl. 500.000,- op de rekening van de [X] Groep te storten met het verzoek aan de directie om in overleg met de ondernemingsraad een verdere invulling aan dit bedrag te geven. Nadere berichtgeving kunt u dus mettertijd van de directie verwachten".

2.5. In 2000 heeft de [X-groep]-groep tot een totaalbedrag van fl. 500.000 gratificaties uitbetaald aan haar werknemers. [A] heeft aan eiseres een bedrag van fl. 8.000.000 betaald.

2.6. Eiseres heeft ter zake van de verkoop van de aandelen [X-groep] een opbrengst van fl. 8.500.000 in haar (fiscale) verlies- en winstrekening verantwoord, en zij heeft het verschil tussen dit bedrag en de boekwaarde van haar deelneming in [X-groep] onder de deelnemingsvrij-stelling gebracht. Onder haar aftrekbare kosten heeft zij een bedrag ter grootte van de gratifi-caties, ofwel fl. 500.000 opgevoerd.

3. Geschil

3.1. Het geschil betreft de vraag of eiseres het voormelde bedrag van fl. 500.000 ten laste van haar winst over 2000 kan brengen.

3.2. Eiseres is primair van mening dat de kosten zijn aan te merken als aftrekbare kosten in verband met de verkoop van de deelneming. Subsidiair is zij van mening dat sprake is van aftrekbare loonkosten.

3.3. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd bestreden. Zijns inziens is geen sprake van verkoop- of salariskosten van eiseres maar van een informele kapitaalstorting in [X-groep].

3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies van 2000 op fl. 837.737 (€ 380.148).

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Vaststaat dat in 2000 ter zake van de verkoop door eiseres van de aandelen in [X-groep] fl. 8.000.000 door [A] aan eiseres is betaald. Tevens staat vast dat [X-groep] dan wel één van haar dochtervennootschappen fl 500.000 als gratificatie aan werknemers van de [X-groep]-groep heeft betaald. Op grond van deze geldstromen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er niet een bedrag van fl 500.000 betreffende een gratificatie aan werknemers van de [X-groep]-groep ten laste van eiseres is gekomen en dat, nu het in onderdeel 8.3 van de verkoopover-eenkomst bedoelde bedrag bestemd is voor werknemers van de [X-groep], de bruto-opbrengst voor de verkoop van de aandelen in [X-groep] fl. 8.000.000 bedroeg.

4.2. Het voorgaande wordt niet anders doordat in de verkoopovereenkomst is gestipuleerd dat een deel van de koopsom bestemd is voor de werknemers van de [X-groep]-groep. Immers, nog afgezien ervan dat - zoals hiervoor onder 4.1 is vastgesteld - het desbetreffende gedeelte van de koopsom niet aan eiseres is betaald, ziet de rechtbank geen dan wel onvoldoende reden om de kosten van de aan het personeel van de [X-groep]-groep uitbetaalde gratificatie desondanks aan eiseres toe te rekenen. Dat deze kosten verband zouden houden met de onderneming van eiseres en als voordeel van de door eiseres gedreven onderneming zouden zijn te beschouwen is niet aannemelijk gemaakt. Bovendien duidt het feitelijke verloop van de hiervoor vermelde geldstromen erop dat de betaling van de gratificaties een last heeft gevormd voor de [X-groep]-groep en in zoverre het vermogen van de aandelen in [X-groep] en de waarde daarvan heeft verminderd. Het ligt ook om deze reden niet voor de hand om aan te nemen dat de kosten van die gratificaties (tevens) opbrengst van eiseres ter zake van de verkoop van die aandelen in [X-groep] kunnen zijn.

4.3. Zo al ervan zou moeten worden uitgegaan dat eiseres tot een hogere (bruto-)opbrengst gerechtigd was dan het bedrag dat daadwerkelijk door haar is ontvangen, dan nog is het niet aannemelijk te achten dat de kosten van de aan het personeel van de [X-groep]-groep uitbetaalde gratificatie - in plaats van met de door de [X-groep]-groep gedreven onderneming(en) - verband zouden houden met de onderneming van eiseres, ook al is die gratificatie (mede) terug te voeren op een daartoe strekkend beding in de verkoopovereenkomst. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat evenbedoeld beding is ingegeven door [X] en/of eiseres in zijn/haar hoedanigheid van - toen nog - (middellijk) aandeelhouder van [X-groep]. Feiten die duiden op een zakelijk verband tussen de kosten van de aan het personeel van de [X-groep]-groep uitbetaalde gratificatie en de door eiseres gedreven onderneming zijn althans niet aannemelijk geworden.

4.4. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de gratificaties zijn toegekend om de winst van [X-groep] over 1999 - en daarmee de verkoopprijs van de aandelen in [X-groep] - op te drijven of om de verkoop van de aandelen te laten slagen of althans te bespoedigen. De rechtbank wijst in dit verband op het korte tijdsverloop tussen de voorovereenkomst en de verkoopovereenkomst alsmede op het feit dat - zo is ter zitting komen vast te staan - het personeel van de [X-groep]-groep eerst door middel van de onder 2.4 genoemde brief van maart 2000 op de hoogte is gesteld van de gratificaties. Voorts heeft eiseres geen bewijs bijgebracht voor haar, door verweerder betwiste, stelling dat de onderhandelingen tussen eiseres en [A] moeizaam verliepen of dreigden te mislukken. Tot slot is niet gesteld of gebleken dat eiseres de gratificaties anderszins heeft bedongen met het oog op de belangen van haar eigen onderneming. Gelet op het vorenstaande vormen de gratificaties naar het oordeel van de rechtbank (personeels)kosten die in het onderhavige jaar slechts ten laste van de [X-groep]-groep kunnen komen.

4.5. Nu de gratificaties aan het personeel van de [X-groep]-groep kennelijk niet ten laste van het resultaat van (de fiscale eenheid van) eiseres over 1999 zijn gebracht en de onderhavige procedure ook niet op dat jaar betrekking heeft, kan de betekenis van het feit dat in artikel 8.3 van de verkoopovereenkomst is bepaald dat de gratificaties nog ten laste van het resultaat van eiseres over 1999 zouden komen in het midden blijven.

4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 10 oktober 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.A.G. van der Ouderaa, mr. G.J. Ebbeling en mr. J. den Boer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Holdert, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.