Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-02-2009, BH7001, AWB 07/3187 OVDRBL

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-02-2009, BH7001, AWB 07/3187 OVDRBL

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 februari 2009
Datum publicatie
20 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BH7001
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/3187 OVDRBL

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting 2004. Havenkranen zijn onroerende zaken. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/3187 OVDRBL

Uitspraakdatum: 17 februari 2009

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1. Op 27 mei 2004 heeft eiseres op aangifte een bedrag van € 554.134 aan overdrachtbelasting voldaan. Het tegen het deze voldoening gemaakte bezwaar is door verweerder bij uitspraak van 23 maart 2007 ongegrond verklaard.

1.2. Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 april 2007, door de rechtbank ontvangen op 1 mei 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2009 te 's-Gravenhage. Namens eiseres zijn daar verschenen mr. [A] en mr.dr. [B], bijgestaan door [C], [D] en mr. [E]. Namens verweerder is verschenen mr. [F].

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Eiseres exploiteert sinds 1984 een expeditie-, opslag-, cargadoors- en stuwadoorsbedrijf. Op 9 december 1996 heeft zij een huurovereenkomst gesloten met de gemeente Rotterdam, uit hoofde waarvan zij een terrein, gelegen aan voorheen de [adres] (hierna: het terrein), van 2 januari 1996 tot 1 juni 2046 heeft gehuurd van de gemeente Rotterdam. In 2000 is ten gunste van eiseres een recht van opstal gevestigd op het terrein, op welke opstalrecht eiseres in 2004 een recht van hypotheek ten behoeve van [G] heeft gevestigd in verband met kredietfaciliteiten.

2.2. In oktober 2002 zijn twee zogenoemde Nelcon-kranen (hierna: de kranen) op het terrein geleverd aan [H] B.V., een zustermaatschappij van eiseres. De kranen zijn op een ponton naar het terrein vervoerd en waren tijdens het vervoer verdeeld in drie functionele delen, te weten de basisconstructie (de kern van de kraan), de 'klap' (het takeldeel van de kraan dat bij het laden en lossen boven de schepen hangt) en de pilon (de driehoeksconstructie bovenop de kraan). Na aankomst zijn de delen tot complete kranen gemonteerd. Vervolgens zijn de kranen door eiseres in gebruik genomen.

2.3. De kranen zijn containerkranen en hebben een spanwijdte van 53,5 meter en een hijshoogte van 48 meter. Zij zijn door middel van een onderstel met wielen gemonteerd op rails met een spoorbreedte van 70 meter. Na aanpassing kunnen zij functioneren op rails met een (standaard) spoorbreedte van 30,5 meter. Bij de bouw zijn de kranen reeds voorbereid op zo'n eventuele aanpassing door de basisconstructie zo te wijzigen dat één van de steunen waarmee de kraan op de rails is gemonteerd kan worden vervangen door een steun op een andere plaats. De kosten van deze voorbereiding bedroegen fl. 150.000 per kraan en de aanschafkosten bedroegen fl.10.645.000 per kraan. De kranen kunnen zich bewegen over een traject van 600 tot 800 meter. Zij zijn aangesloten op het elektriciteitsnet door middel van een elektriciteitskabel, die kan worden losgekoppeld. De kranen hebben een hefvermogen van - afhankelijk van de hijstechniek - tussen de 55 en de 77 ton, zijn ontworpen voor het laden en lossen van containers van zeeschepen en worden door eiseres ook daartoe gebruikt. De kranen hebben een economische levensduur van vijftien jaar. Zij kunnen worden verplaatst naar een andere kade of een ander spoor. De verplaatsingskosten liggen tussen de € 175.000 en de € 300.000. Het bedrag is onder andere afhankelijk van de afstand van de verplaatsing, de weersomstandigheden en de mate waarin werk door derden moet worden geleverd.

2.4. Op 3 mei 2004 heeft [I] B.V., enig aandeelhoudster van eiseres, de aandelen in eiseres verkocht aan [J] B.V. Op diezelfde datum heeft [H] B.V. de kranen, die zij tot dan toe verhuurde aan eiseres, tegen een vergoeding van € 9.235.574 verkocht aan eiseres.

2.5. Eind mei 2004 is door eiseres ten behoeve van [G] onder meer een pandrecht op de kranen gevestigd.

2.6 Eiseres is van meet af aan van plan geweest om de kranen te verplaatsen naar een andere locatie. De beoogde verplaatsingsdatum, die in eerste instantie in 2010 lag, is thans juli 2009. Op 11 december 2007 heeft zij twee kleinere (tweedehands) containerkranen gekocht van een bedrijf te Bremen ter vervanging van de kranen. De eerste van deze twee vervangende kranen is inmiddels op het terrein afgeleverd.

3 Geschil

3.1 In geschil is of de kranen zijn aan te merken als onroerende zaken in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet).

3.2 Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggaaf van het door haar op aangifte voldane bedrag van € 554.134. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

4.1. Partijen zijn het erover eens dat, indien de kranen onroerende zaken zijn, eiseres ingevolge het recht van opstal in 2002 de juridische eigendom van de kranen heeft verkregen en dat zij op 3 mei 2004 de economische eigendom van de kranen heeft verkregen. Het geschil ziet in dat geval uitsluitend op de verkrijging van de economische eigendom van de kranen op 3 mei 2004.

4.2. Voor de beantwoording van de vraag of de kranen roerend of onroerend zijn, dient te worden aangesloten bij de civielrechtelijke criteria ter zake. De rechtbank stelt bij deze beantwoording voorts voorop dat geen doorslaggevende betekenis toekomt aan de taxatievoorschriften en -uitgangspunten die door de gemeente Rotterdam worden gehanteerd in het kader van de Wet waardering onroerende zaken en waarop verweerder zich (mede) beroept. Deze voorschriften en uitgangspunten zijn voor eiseres noch voor de rechtbank bindend. Het vorenstaande geldt evenzeer voor de omstandigheid dat de kranen voor de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken zijn aangemerkt als onroerende zaken. De standpunten van de notaris en de [G], waarop eiseres zich (mede) baseert, zijn evenmin bindend voor verweerder en de rechtbank. De rechtbank stelt in dit verband vast dat het beroep van eiseres op de standpunten van de notaris en [G] - naar haar gemachtigde ter zitting heeft verklaard - niet moet worden opgevat als een beroep op het vertrouwensbeginsel.

4.3. Ingevolge artikel 3, eerste lid, Boek 3 Burgerlijk Wetboek zijn onroerend werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.

4.4. De kranen kunnen in voormelde zin duurzaam met de grond verenigd zijn doordat zij naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij de beantwoording van de vraag of de kranen bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven moet mede worden gelet op de bedoeling van de bouwer of de opdrachtgever. Zowel aan de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven als aan de bedoeling van de bouwer of de opdrachtgever komt slechts betekenis toe voor zover deze naar buiten kenbaar is uit bijzonderheden van aard en inrichting van de kranen (vgl. HR 13 mei 2005, nr. 37 523, BNB 2005/211).

4.5. Vaststaat dat de kranen in 2002 op het terrein zijn aangevoerd, in elkaar zijn gezet en in bedrijf zijn gesteld om ter plaatse zeeschepen te laden en te lossen, en dat zulks ook de bedoeling van eiseres en/of [H] B.V. is geweest. Deze situatie is tot de zitting van 20 januari 2009 niet veranderd. Tevens staat vast dat de kranen zijn geplaatst op rails. De kranen kunnen, anders dan bijvoorbeeld de ter zitting genoemde identieke Nelcon-kraan die op rupsbanden is geplaatst, uitsluitend over de rails heen en weer bewegen over een afstand van maximaal 600 tot 800 meter. Gelet op deze omstandigheden, de afmetingen en het gewicht van de kranen, de tot de gedingstukken behorende foto's en het tijdsverloop tussen 2002 en de zitting van 20 januari 2009, moeten de kranen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als te zijn bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven.

4.6. De door eiseres aangedragen argumenten leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

4.7.1. Eiseres heeft aangevoerd - samengevat - dat de kranen technisch gezien (betrekkelijk) eenvoudig verplaatsbaar zijn en daarop zijn voorbereid, dat een verplaatsing financieel en bedrijfseconomisch verantwoord is en dat soortgelijke kranen ook regelmatig worden verplaatst binnen en buiten de Rotterdamse haven.

4.7.2. Nog daargelaten het antwoord op de vraag in hoeverre de omstandigheid dat andere havenkranen regelmatig worden verplaatst licht werpt op de hoedanigheid - roerend of onroerend - van de hier in geding zijnde kranen, is ter zitting gebleken dat de in bijlage 13 bij het beroepschrift vermelde kranen andere typen betreffen die niet zonder meer te vergelijken zijn met de kranen, onder andere omdat zij - op één kraan na - een aanmerkelijk kleiner hijsvermogen dan de kranen hebben.

4.7.3. De omstandigheden dat de kranen technisch gezien (betrekkelijk) eenvoudig verplaatsbaar zijn en daarop zijn voorbereid en dat een verplaatsing financieel en bedrijfseconomisch verantwoord is, dwingen op zichzelf niet tot de conclusie dat de kranen roerend zijn (vgl. HR 17 november 2006, nr. 41 722, BNB 2007/51). Evenmin is voor een duurzame vereniging in de zin van artikel 3 van Boek 3 Burgerlijk Wetboek een vaste verbinding in technische zin vereist (vgl. HR 31 oktober 1997, nr. 16 404, NJ 98, 97). In het licht van de onder 4.5 genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de voormelde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend om af te doen aan het onder 4.5 gegeven oordeel.

4.8.1. Eiseres heeft verder onweersproken aangevoerd dat de kranen qua afmetingen en capaciteit te groot zijn voor de huidige locatie. De kranen zijn niettemin aangeschaft om een belangrijke klant te behouden en het was vanaf de plaatsing van de kranen in 2002 de bedoeling dat eiseres en de kranen zouden verhuizen naar een andere locatie in de Rotterdamse haven, waar deze klant en andere (nieuwe) klanten beter konden worden bediend. De plaatsing van de kranen op de huidige locatie was dan ook slechts als tijdelijk bedoeld. Dit voornemen tot verhuizing was van meet af aan bekend 'in de markt', aldus eiseres.

4.8.2. Bij de beoordeling van deze argumenten zal de rechtbank veronderstellenderwijs er vanuit gaan dat zowel eiseres als [H] B.V. kan worden aangemerkt als bouwer dan wel opdrachtgever, zoals eiseres bepleit.

4.8.3. De bedoeling van eiseres om te verhuizen is niet een (naar buiten kenbare) bijzonderheid betreffende de aard en inrichting van de kranen, zodat aan die bedoeling reeds om deze reden geen betekenis toekomt.

4.8.4. Voorts hoeft de omstandigheid dat de kranen conform de bedoeling van eiseres en/of [H] B.V. zodanig zijn gebouwd dat zij eenvoudig verplaatsbaar zijn, niet in de weg te staan aan kwalificatie als onroerende zaak (vgl. HR 13 mei 2005, nr. 37 523, BNB 2005/211).

4.8.5. Het feit dat de kranen - overeenkomstig de bedoeling van eiseres en/of [H] B.V. - zijn voorbereid voor aanpassing aan een spoorbreedte van 30,5 meter acht de rechtbank, in het licht van de onder 4.5 genoemde feiten en omstandigheden en gezien de in verhouding tot de waarde van de kranen geringe kosten daarvan, onvoldoende zwaarwegend om af te doen aan het onder 4.5 gegeven oordeel.

4.9. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat op rails geplaatste kranen naar verkeersopvatting roerend zijn. Zo algemeen geformuleerd vindt dit standpunt geen steun in het recht. Ingevolge artikel 4, eerste lid, Boek 3 Burgerlijk Wetboek is de verkeersopvatting van belang voor de vraag of een zaak bestanddeel is van een andere zaak. Deze vraag is evenwel niet in geschil en de vaststaande feiten nopen evenmin ambtshalve tot het oordeel dat de kranen zijn aan te merken als bestanddeel van een andere (onroerende) zaak.

4.10. Gelet op het vorenoverwogene dienen de kranen te worden aangemerkt als onroerende zaken in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet. Het beroep is mitsdien ongegrond.

5 Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 17 februari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L. de Loor-Alwin, mr. T. van Rij en mr. A.E. Spiessens, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Holdert, griffier.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.