Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-10-2009, BK1405, AWB 08/9278

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-10-2009, BK1405, AWB 08/9278

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 oktober 2009
Datum publicatie
11 november 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1405
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 08/9278

Inhoudsindicatie

Bijtelling wegens privé-gebruik auto van de zaak. Auto van de zaak wordt mede gebruikt voor werkzaamheden t.b.v. andere werkgever. Als die andere werkgever niet alle autokosten betreffende de voor hem verichtte werkzaamheden vergoedt, is de auto niet mede ter beschikking gesteld door die werkgever en is in zoverre sprake van privé-gebruik van de auto. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 08/9278 IB/PVV

Uitspraakdatum: 16 oktober 2009

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 13 november 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 155.191 (aanslagnummer [nummer]).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2009.

Namens eiser is verschenen drs. [A]. Namens verweerder is verschenen [B].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

1. Eiser was in het jaar 2005 als directeur-grootaandeelhouder in dienstbetrekking bij [C] BV. Tevens was eiser in dat jaar in dienstbetrekking bij [D] Services BV. Eiser genoot in 2005 loon van [D] Services BV.

2. [C] BV heeft in 2005 aan eiser een auto, een [merk auto] ([kenteken]), ter beschikking gesteld.

3. Eiser gebruikte de auto in dat jaar voor ritten ten behoeve van drie vennootschappen, te weten [C] BV, Beheer en Beleggingsmaatschappij [E] BV en [E] BV. Beheer en Beleggingsmaatschappij [E] BV is gelieerd aan [C] BV en [E] BV is gelieerd aan [D] Services BV.

4. De autoritten voor [E] BV verrichtte eiser voor zijn werkzaamheden ten behoeve van zijn dienstbetrekking bij [D] Services BV. In totaal bedroegen de autoritten meer dan 500 kilometer per jaar. Ter zake van deze ritten werden door [C] BV aan [D] Services BV, dan wel aan een met haar gelieerde vennootschap, kosten in rekening gebracht. De doorberekende autokosten bedroegen € 0,34 per kilometer.

5. Met dagtekening 1 oktober 2008 is de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2005 opgelegd. Verweerder heeft daarbij, in afwijking van de aangifte, een bijtelling in aanmerking genomen wegens privé-gebruik van de ter beschikking gestelde auto. Deze bijtelling bedroeg 22% van € 165.350 en daarmee € 36.377. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.

6. In geschil is of terecht een bijtelling wegens privé-gebruik van de aan eiser ter beschikking gestelde auto in aanmerking is genomen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de autoritten van eiser voor zijn werkgever [D] Services BV als gebruik van de auto voor privé-doeleinden moeten worden aangemerkt.

7. Eiser stelt zich op het standpunt dat deze autoritten als zakelijk gebruik moeten worden aangemerkt. Verweerder betwist dit en stelt dat sprake is van privé-gebruik, omdat de auto wordt gebruikt voor een ander dan degene die de auto ter beschikking heeft gesteld.

8. Ingevolge artikel 3.145, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) wordt een door de werkgever ter beschikking gestelde auto in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

9. Op eiser rust daarom de bewijslast te doen blijken, dat wil zeggen, overtuigend aantonen, dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aan deze bewijslast voldaan. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking. Niet in geschil is dat de auto door de werkgever [C] BV aan eiser ter beschikking is gesteld en dat eiser deze auto mede, en voor meer dan 500 kilometer, heeft gebruikt voor werkzaamheden voor zijn werkgever [D] Services BV. Zoals de Hoge Raad in zijn uitspraak van 20 september 2000, nr. 34 720 (LJN AA7152), heeft beslist zal, indien een werknemer de door zijn werkgever ter beschikking gestelde auto mede gebruikt ten behoeve van werkzaamheden voor een andere door hem uitgeoefende dienstbetrekking, dat laatstbedoelde gebruik als privé-gebruik moeten worden aangemerkt, tenzij de auto mede namens de andere werkgever ter beschikking is gesteld, of de andere dienstbetrekking wordt uitgeoefend binnen het kader van de eerste dienstbetrekking. Van het mede ter beschikking stellen van de auto door de andere werkgever aan de werknemer is, voor zover hier van belang, naar het oordeel van de rechtbank sprake als die werkgever de kosten van het gebruik van de auto ten behoeve van de voor hem verrichtte werkzaamheden volledig voor zijn rekening neemt. Niet in geschil is dat [D] Services BV ter zake van de voor haar verrichte autoritten een bedrag van € 0,34 per kilometer voor haar rekening heeft genomen, maar eiser heeft, tegenover de betwisting van verweerder, niet aannemelijk en dus niet overtuigend aangetoond dat dit bedrag de volledige autokosten betreft gelet op het type auto en het bedrag van € 0,34 per kilometer. De auto is dan ook niet mede door [D] Services BV ter beschikking gesteld aan eiser, zodat het gebruik van de auto voor de werkzaamheden voor [D] Services BV als privé-gebruik van eiser moet worden aangemerkt.

10. Uit het voorgaande volgt dat, anders dan eiser stelt, het feit dat [C] BV de auto mede ter beschikking heeft gesteld voor de werkzaamheden voor [D] Services BV en het feit dat ter zake autokosten zijn doorbelast aan [D] Services BV en dit omzet oplevert voor [C] BV, er niet toe leiden dat de voor [D] Services BV verrichtte autoritten niet als privé-gebruik zijn aan te merken. Uit het voorgaande volgt eveneens dat hieraan niet afdoet het voorts door eiser aangevoerde feit dat [C] BV en [D] Services BV niet los van elkaar staan omdat de werkzaamheden van eiser voor [D] Services BV voortvloeien uit de overname door [D] Services BV van een deelneming van [C].

11. De voorts door eiser gemaakte vergelijking met de situatie dat [D] Services BV de auto zou hebben geleased voor de werkzaamheden van eiser gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. In dat geval zou [D] Services BV wel de volledige autokosten van de voor haar verrichtte werkzaamheden voor haar rekening nemen en daarom zou zij dan dus wel de auto ter beschikking stellen aan eiser.

12. Hetgeen eiser voor het overige heeft aangevoerd, kan evenmin tot de conclusie leiden dat de auto niet wordt geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld. Eiser heeft verwezen naar een overeenkomst tussen hemzelf, [C] BV en [D] Services BV op grond waarvan voor de inhouding van loonheffing het loon van [D] Services BV geacht wordt door [C] BV als diens loon ter beschikking te zijn gesteld. Nu deze overeenkomst in het onderhavige jaar niet in werking is getreden heeft dit geen gevolgen. Ten slotte kan ook eisers verwijzing naar onpraktische gevolgen en schadelijke gevolgen voor het milieu hem niet baten.

13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.

14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. A. Zonneveld, in tegenwoordigheid van de griffier mr. U.A. Salomons.

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.