Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 11-12-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:23521 BK6841, AWB 09/1512

Rechtbank 's-Gravenhage, 11-12-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:23521 BK6841, AWB 09/1512

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
11 december 2009
Datum publicatie
6 januari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6841
Zaaknummer
AWB 09/1512

Inhoudsindicatie

Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur belasting die op aangifte behoort te worden voldaan en die niet is betaald naheffen. Eiseres vermeldt stelselmatig onjuiste kenmerken bij de driemaandelijkse betalingen van de motorrijtuigenbelasting. Verweerder heeft de belasting aan eiseres terugbetaald, en later een naheffingsaanslag opgelegd. Tussen partijen is in geschil of de belasting niet is betaald. De rechtbank is van oordeel dat het stelselmatig vermelden van een verkeerd kenmerk bij de betaling ertoe kan ertoe leiden dat sprake is van een situatie waarin de terugbetaling van de belasting door de belastingdienst niet geheel buiten de wil van eiseres om geschiedt. Verweerder heeft echter niet gesteld en evenmin is gebleken dat verweerder eiseres op de gevolgen van haar handelen heeft gewezen en dat zij de gevolgen daarvan kende en nochtans willens en wetens heeft nagelaten die gevolgen te voorkomen. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 09/1512 MRB

Uitspraakdatum: 11 december 2009

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 2 maart 2009 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer [nummer]) en de daarbij opgelegde verzuimboete.

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2009.

Partijen zijn met kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen.

IIBESLISSING

De rechtbank:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-vernietigt de naheffingsaanslag;

-herroept de boetebeschikking;

-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;

-gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 aan haar vergoedt.

IIIOVERWEGINGEN

III.1Eiseres is sedert 15 mei 1998 houder van de personenauto, merk Ford, met kenteken [kenteken].

III.2Aan eiseres is een rekening motorrijtuigenbelasting toegezonden met de volgende kenmerken:

kenteken: [kenteken]

soort motorrijtuig : personenauto

tijdvak : 15 november 2008 tot en met 14 februari 2009

bedrag : € 71

uiterste betaaldatum : 17 december 2008

dagtekening : 17 november 2009

betalingskenmerk : [kenmerk 1]

III.3Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres bij aanvang van het hier in geding zijnde tijdvak de houder is van de personenauto met kenteken [kenteken] en dat de belasting ingevolge artikel 6 van de MRB van haar moet worden geheven. Tussen partijen is evenmin in geschil dat eiseres op 1 december 2008 een bedrag van € 71 heeft betaald. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat die betaling heeft plaatsgevonden onder vermelding van het betalingskenmerk ([kenmerk 2]), welk kenmerk ziet op een naheffingsaanslag voor het tijdvak 14 augustus 2008 tot en met 14 november 2008, dat deze naheffingsaanslag al op 27 oktober 2009 was betaald en dat deze betaling uiteindelijk langs geautomatiseerde weg op 5 december 2008 aan eiseres is teruggestort.

III.4Omdat volgens de administratie van verweerder op de uiterste betaaldatum voor het onderwerpelijke tijdvak de verschuldigde belasting niet was betaald, heeft verweerder een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting voor het tijdvak van 15 november 2008 tot en met 14 februari 2009 tot een bedrag van € 71 (betalingskenmerk [kenmerk 3]]) opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft verweerder bij voor bezwaar vatbare beschikking een verzuimboete van € 22 opgelegd.

III.5 Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur belasting die op aangifte behoort te worden voldaan en die niet is betaald naheffen. De rechtbank ziet zich derhalve gesteld voor de vraag of onder de hiervoor vermelde omstandigheden de belasting als niet-betaald moet worden beschouwd.

III.6Ingeval de Belastingdienst een gestort bedrag abusievelijk en buiten de wil van een belastingplichtige om terugbetaalt, kan dit niet meebrengen dat niet is betaald in de zin van artikel 20, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (vgl. HR 21 augustus 1996, nr. 29614, V-N 1996, 3368). Voor de beoordeling of eiseres de onderwerpelijke belasting in dit geval niet heeft betaald, dient derhalve de vraag te worden beantwoord of de Belastingdienst het door eiseres gestorte bedrag abusievelijk en buiten de wil van eiseres heeft terugbetaald.

III.7 Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiseres immer niet de juiste betalingskenmerken bij de driemaandelijkse betalingen motorrijtuigenbelasting vermeldt. Hij noemt daarbij de op 21 februari 2005, 19 mei 2005, 16 augustus 2005 en 16 november 2005 en de op 16 februari 2006 betaalde driemaandsrekeningen, die alle betaald zijn onder hetzelfde betalingskenmerk, terwijl elke rekening een eigen uniek betalingskenmerk heeft. Ditzelfde deed zich voor bij de op 21 augustus 2006, 20 november 2006, 19 februari 2007, 21 mei 2007, 20 augustus 2007 en 19 november 2007 betaalde rekeningen. De rekening voor het tijdvak 15 augustus 2008 tot en met 14 november 2008 was op de uiterste betaaldatum - 17 september 2008 - niet voldaan, hetgeen heeft geresulteerd in het opleggen van een naheffingsaanslag. Een verzuimboete is daarbij niet opgelegd. Voor de voor het onderwerpelijke tijdvak opgelegde aanslag heeft geen betaling onder het desbetreffende kenmerk plaatsgevonden.

III.8In de uitspraak van Hof Amsterdam van 24 november 2008, 08/00302, LJN BG5677 is geoordeeld dat in een geval dat sprake is van een moedwillige frustratie van de verwerking van de betaling door de belastingdienst omdat de belastingplichtige zich er terdege van bewust is dat haar handelwijze problemen veroorzaakt en kan leiden tot ten onrechte verrichte terugbetalingen, geen sprake is van een situatie waarin de terugbetalingen geheel buiten de wil van die belastingplichtige om geschieden.

III.9Hoewel in het voorliggende geschil van de zijde van eiseres sprake is van het stelselmatig vermelden van onjuiste kenmerken bij de driemaandelijkse betalingen van de motorrijtuigenbelasting, is gesteld noch gebleken dat verweerder eiseres op de gevolgen van haar handelen heeft gewezen en dat zij de gevolgen daarvan kende en nochtans willens en wetens heeft nagelaten die gevolgen te voorkomen. Derhalve kan (nog) niet worden gezegd dat sprake is van een situatie waarin de terugbetaling niet geheel buiten de wil van eiseres om geschiedde.

III.10 De rechtbank wijst eiseres er wel op dat in het huidige tijdsgewricht, gelet op het massale betalingsverkeer met de belastingdienst, waarin het naar algemeen geldende verkeersopvattingen geheel geaccepteerd is dat de verwerking van de betalingen geautomatiseerd geschiedt, van eiseres kan worden gevraagd om bij betaling van belasting de juiste betalingskenmerken te vermelden. Door het stellen van evenvermeld vereiste is het voor de belastingdienst mogelijk het enorme aantal transacties geautomatiseerd, en snel en efficiënt, te verwerken. Een dergelijke wijze van verwerken past niet alleen in de huidige maatschappij, maar mag, in het belang van alle belastingbetalers, ook worden verwacht van de belastingdienst. In dat verband geldt dat ook van eiseres mag worden verwacht dat zij een geautomatiseerde wijze van verwerken niet onnodig frustreert.

III.11Gelet op alle vorenvermelde feiten en omstandigheden, in hun onderlinge verband bezien, concludeert de rechtbank dat eiseres de voor het 15 november 2008 tot en met 14 februari 2009 verschuldigde motorrijtuigenbelasting heeft betaald in de zin van artikel 20 van de Awr en dat de desbetreffende naheffingsaanslag mitsdien ten onrechte is opgelegd.

III.12De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en niet is gebleken dat kosten zijn gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Aldus vastgesteld door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van de griffier S. Kedar.

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.