Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-04-2010, BM5689, AWB 09/7056 IB/PVV

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-04-2010, BM5689, AWB 09/7056 IB/PVV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 april 2010
Datum publicatie
26 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5689
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 09/7056 IB/PVV

Inhoudsindicatie

Advocaat maakt niet aannemelijk dat hij in zijn hoedanigheid van werknemer tot een schadevergoeding is veroordeeld. Geen sprake van negatief loon. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, enkelvoudige kamer

Procedurenummer: AWB 09/7056 IB/PVV

Uitspraakdatum: 23 april 2010

Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 28 augustus 2009 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waarbij de aanslag werd verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.755 (aanslagnummer [nummer]).

I ZITTING

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010.

Eiser is daar in persoon verschenen, alsmede diens gemachtigde mr. [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [B].

II BESLISSING

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

III OVERWEGINGEN

1. Eiser was in 2003 als advocaat in dienstbetrekking bij [C] B.V. (hierna: de B.V.).

2. Eiser was destijds tevens bestuurder van de stichting [D] (hierna: de stichting).

3. In 2003 heeft de stichting op haar derdengeldenrekening een bedrag van € 256.635,60 ontvangen. Dit bedrag heeft de stichting vervolgens ongeautoriseerd aan een vennootschap doorbetaald. Deze vennootschap is vervolgens in gebreke gebleven om voormeld bedrag aan de daarop rechthebbendende terug te betalen. Bij vonnis van de rechtbank Alkmaar van

30 november 2005 zijn eiser en de stichting wegens onrechtmatig handelen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 256.635,60, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 februari 2004 tot de dag der voldoening, alsmede een bedrag van € 1.000 met de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2005 tot de dag der voldoening. Voorts zijn eiser en de stichting tot een proceskostenvergoeding van € 8.655,93 verwezen. Noch eiser noch de stichting heeft tot op heden enige betaling verricht.

4. Met dagtekening 2 juli 2008 heeft verweerder de onderhavige ambtshalve aanslag opgelegd. Voorts heeft hij een verzuimboete opgelegd voor het niet (tijdig) doen van aangifte. In bezwaar heeft eiser alsnog een aangifte ingediend naar een verlies uit werk en woning van € 210.537. Daarbij heeft eiser een bedrag van € 266.292 als resultaat uit overige werkzaamheden op zijn inkomen in mindering gebracht. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot een bedrag van € 55.755.

5. Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of een bedrag van € 256.635,60 als negatief loon op eisers belastbare inkomen uit werk en woning in mindering kan worden gebracht.

6. Vaststaat dat eiser door de rechtbank Alkmaar in persoon is veroordeeld tot betaling van vorengenoemd bedrag. Eiser heeft voor zijn stelling, dat hij in zijn hoedanigheid als werknemer van de B.V. is veroordeeld, geen enkel bewijsmiddel aangebracht. Dat sprake zou zijn van een zogenoemde standaard-uitvoeringsovereenkomst tussen de stichting en de B.V., acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van negatief loon.

7. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat voor zover er in het onderhavige geval wel sprake zou zijn van negatief loon, dit eiser niet zou kunnen baten. Hoewel de betalingsverplichting van eiser rentedragend is geworden, laat dit onverlet dat, naar de rechtbank afleidt uit het arrest van 7 juli 1993, nr. 28 171, BNB 1993/234, voor het in aanmerking kunnen nemen van een in aftrek te brengen bedrag als het onderhavige door de Hoge Raad de eis wordt gesteld dat er moet worden betaald dan wel dat er een gerede kans op betaling bestaat. Eiser heeft tot op heden, ruim vier jaar na het vonnis van de rechtbank Alkmaar, nog niets betaald. Voorts heeft eiser, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in de toekomst alsnog aan zijn betalingsverplichting zal gaan voldoen. De enkele stelling van eiser dat hij thans in Aruba een advocatenpraktijk van een bevriende, overleden advocaat heeft voortgezet, is, zonder nadere onderbouwing met concrete gegevens, daarvoor onvoldoende. Van enige aftrek kan dan ook geen sprake zijn.

9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Aldus vastgesteld door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van de griffier

mr. U.A. Salomons.

Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.