Rechtbank 's-Gravenhage, 23-04-2010, BM6895, AWB 09/7609 IB/PVV
Rechtbank 's-Gravenhage, 23-04-2010, BM6895, AWB 09/7609 IB/PVV
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 23 april 2010
- Datum publicatie
- 7 juni 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6895
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ6918, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB 09/7609 IB/PVV
Inhoudsindicatie
Eiser maakt niet aannemelijk dat recreatiewoning als hoofdverblijf dient. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/7609 IB/PVV
Uitspraakdatum: 23 april 2010
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 25 september 2009 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2008 opgelegde voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.304 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 943 (aanslagnummer [nummer]).
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen [B].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
III OVERWEGINGEN
3.1 Eiser is huurder van een woning in Rotterdam aan de [adres 1] (hierna: de huurwoning). Eiser staat samen met zijn echtgenote en dochter op dit adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.
3.2 Sinds 1997 is eiser, samen met zijn echtgenote, eigenaar van een recreatiewoning te Ouddorp aan de [adres 2] (hierna: de woning). Het betreft een vrijstaande woning op eigen grond. De woning heeft 4 kamers en een woonoppervlakte van ongeveer 80 m².
3.3 Eiser heeft aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan voor 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.304 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 943. Eiser heeft daarbij de woning als tweede woning aangemerkt en de waarde en de schulden verband houdende met de woning aangegeven in box 3.
3.4 Met dagtekening 9 juli 2009 heeft verweerder aan eiser een voorlopige aanslag opgelegd conform zijn aangifte.
3.5 Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag waarbij hij het standpunt heeft ingenomen dat de woning dient te worden aangemerkt als eigen woning in box 1. Naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Uit het hoorverslag met dagtekening 19 augustus 2009 en de brief van eiser van 26 augustus 2009 in reactie op dit hoorverslag volgt dat partijen uitgaan van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Eiser heeft een fulltime dienstverband bij [...] in Rotterdam. Zijn echtgenote werkt vier dagen per week in [...] in Rotterdam. Doordeweeks verblijven eiser, zijn echtgenote en hun inwonende dochter in de huurwoning.
b) Eiser en zijn echtgenote gaan op donderdagavond naar de woning. Op vrijdag rijdt eiser in verband met zijn werk op en neer naar Rotterdam. Op maandagochtend rijden eiser en zijn echtgenote in verband met hun werk weer naar Rotterdam. Eiser stelt dat hij door het grote aantal vrije dagen dat hij heeft het grootste gedeelte van het jaar in de woning verblijft.
c) Eisers inwonende dochter studeert in Rotterdam. Zij doet zo nu en dan in de weekeinden en in vakanties seizoenswerk in Ouddorp.
d) Inschrijving in de gemeente Ouddorp is niet mogelijk.
e) De gemeente Ouddorp gedoogt min of meer bewoning van recreatiewoningen gedurende het gehele jaar.
f) Eiser ontvangt de TV krant van de TROS op het adres van de woning.
g) Eiser ontvangt salarisstroken, jaaropgaven, en post in verband met verzekeringen en dergelijke op het adres van de huurwoning.
h) Eiser heeft een bibliotheekpas van Bernisse.
i) Volgens overzichten van een betaalrekening van eiser en een betaalrekening van eisers echtgenote over de periode 11 mei 2008 t/m 11 december 2008 zijn er regelmatig (voornamelijk op vrijdag en maandag) boodschappen gedaan bij de C1000 in Ouddorp. Beide betaalrekeningen staan op het adres van de huurwoning.
j) Eiser stelt dat verjaardagen in Ouddorp worden gevierd en dat daar de ontvangst van familie, vrienden en kennissen plaatsvindt.
3.6 Het door eiser gemaakte bezwaar is bij de bestreden uitspraak op bezwaar afgewezen.
3.7 In geschil is of de woning als hoofdverblijf van eiser moet worden aangemerkt.
3.8 Eiser stelt zich op het standpunt dat uit de feiten en omstandigheden, zoals hiervoor in vermeld in 3.5, voortvloeit dat de woning geldt als zijn hoofdverblijf. Eiser legt daarbij de nadruk op het feit dat zijn sociale leven zich voornamelijk in Ouddorp afspeelt en hij de woning niet aan derden ter beschikking stelt. Eiser stelt dat hij de huurwoning aanhoudt omdat de reistijd van Ouddorp naar Rotterdam te lang is voor dagelijks woon/werkverkeer.
3.9 Eiser doet voorts een beroep op het vertrouwensbeginsel. Eiser stelt ten eerste dat een inspecteur hem in 2001 telefonisch heeft medegedeeld dat indien het grootste deel van zijn sociale leven zich afspeelt in Ouddorp en hij de woning niet aan derden ter beschikking zou stellen, hij de woning kon aanmerken als zijn hoofdverblijf. Ten tweede stelt eiser dat hij sinds 2001 in zijn aangiftes de woning als eigen woning in aanmerking heeft genomen. Uit het feit dat van 2001 t/m 2007 definitieve aanslagen zijn opgelegd conform zijn aangiftes blijkt volgens eiser dat zijn aangiftes door verweerder in orde zijn bevonden.
3.10 Onder een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt, voor zover van belang, verstaan een gebouw dat de belastingplichtige of personen die tot zijn huishouden behoren anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. Onder het begrip hoofdverblijf moet worden verstaan de woning die als centrale levensplaats dient.
3.11 De beoordeling of sprake is van een hoofdverblijf vindt plaats aan de hand van de feiten. Op eiser rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat op grond van de feiten, anders dan in zijn subjectieve beleving, de woning in 2008 zijn hoofdverblijf was. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. In de feiten en omstandigheden, zoals hiervoor vermeld in 3.5, ligt besloten dat eiser en zijn gezin in 2008 doordeweeks in Rotterdam werkten en woonden en dat zij in de weekeinden en vakanties in de woning verbleven en aldaar sociale contacten onderhielden. Eiser heeft aan de in 3.5 vermelde feiten en omstandigheden ter zitting nog toegevoegd dat zijn echtgenote en hijzelf doordeweeks in Rotterdam naast hun werk ook sportten, naar de bioscoop gingen en hun tuin onderhielden. Eisers dochter had dansles in Rotterdam. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het zwaartepunt van eisers sociaal en maatschappelijk leven niet in Ouddorp lag maar in Rotterdam. Mitsdien is de woning niet de centrale levensplaats van eiser en zijn gezin en kan de woning niet als hoofdverblijf worden aangemerkt.
3.12 Eiser heeft voorts een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Dit beroep faalt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur telefonisch inlichtingen heeft verstrekt die bij hem de indruk hebben kunnen wekken dat er sprake was van een standpuntbepaling dat de woning door verweerder werd aangemerkt als hoofdverblijf, laat staan dat er sprake was van een standpuntbepaling met betrekking tot het belastingjaar 2008. Ter zake eisers stelling dat de definitieve aanslagen voor 2001 t/m 2007 overeenkomstig de aangiften zijn opgelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Voor een in rechte te beschermen vertrouwen is meer vereist dan de enkele omstandigheid dat bij het regelen van de aanslagen de aangiften op een bepaald punt zijn gevolgd. Feiten of omstandigheden die bij eiser de indruk hebben kunnen wekken dat de door verweerder gevolgde gedragslijn berustte op een bewuste standpuntbepaling, zijn gesteld noch gebleken. Verweerder heeft in dit verband nog gewezen op een brief van verweerder aan eiser met dagtekening 22 november 1999. Uit deze brief volgt dat de inspecteur bij de aanslagregeling voor 1998 is afgeweken van de aangifte van eiser omdat de woning werd aangemerkt als tweede woning en de huurwoning als hoofdverblijf. Voor zover er al sprake zou zijn van een standpuntbepaling van verweerder dan was dit standpunt dat de woning niet als hoofdverblijf werd aangemerkt.
3.13 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
3.14 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. M.P.M. Loos in tegenwoordigheid van de griffier
mr. U.A. Salomons.
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep