Rechtbank 's-Gravenhage, 27-03-2012, BW1053, AWB 11/5656
Rechtbank 's-Gravenhage, 27-03-2012, BW1053, AWB 11/5656
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 27 maart 2012
- Datum publicatie
- 18 april 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2012:BW1053
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2014:1132, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 11/5656
Inhoudsindicatie
Beroep niet-ontvankelijk. Beroepschrift van 8 juni 2011 is gericht tegen de schriftelijke weigering van verweerder om de, naar eiseres stelt van rechtswege gegeven, positieve beschikking bekend te maken. Paragraaf 4.1.3.3 van de Awb is niet van toepassing bij een verzoek om toekenning van de ANBI-status. Van een schriftelijke weigering als door eiseres gesteld, kan daarom geen sprake zijn.
Voor zover het beroepschrift van 8 juni 2011 is gericht tegen de afwijzing van het verzoek is het voortijdig ingediend. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:10, eerste lid, Awb op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft, is geen sprake. Bij brief van 31 augustus 2011 heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar verzoek.
Dit beroepschrift is na het einde van de beroepstermijn ingediend. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres heeft verzocht de brief aan te merken als een aanvulling op het beroepschrift van 8 juni 2011. Dit kan eiseres evenwel niet baten nu het beroepschrift van 8 juni 2011, voor zover het is gericht tegen de afwijzing van het verzoek, voortijdig is ingediend.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5656
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 maart 2012 in de zaak tussen
Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
Procesverloop
Met dagtekening 28 september 2010 heeft eiseres verzocht om te worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 6:33 Wet IB 2001 (hierna: ANBI). Het verzoek is door verweerder ontvangen op 30 september 2010.
Bij beschikking van 11 april 2011 heeft verweerder het verzoek om toekenning van de ANBI-status afgewezen.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 april 2011, door verweerder ontvangen op 28 april 2011, bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 juni 2011, ontvangen door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 juni 2011 en op 8 juli 2011 doorgezonden aan de rechtbank 's-Gravenhage, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om van rechtswege een positieve ANBI beschikking af te geven en de weigering om een dwangsom en een schadevergoeding te betalen wegens het niet tijdig beslissen op het verzoek om toekenning van de ANBI-status, dan wel het niet tijdig bekend maken van de van rechtswege af te geven positieve beschikking.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 juli 2011 zijn beslissing van 11 april 2011 gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 31 augustus 2011, ontvangen bij de rechtbank op
2 september 2011, beroep ingesteld. Dit beroep is door de rechtbank ingeschreven met zaaknummer 11/7000. Bij brief van 7 september 2011 heeft de rechtbank meegedeeld dat zaaknummer 11/7000 komt te vervallen en dat het beroep van 31 augustus 2011 wordt gevoegd bij onderhavige zaak.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2012.
Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen
[B], [C] en [D].
Overwegingen
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1. Eiseres is opgericht op 22 juli 2010. Volgens haar statuten heeft zij ten doel:
"het doen van (wetenschappelijk) onderzoek bij de cumulatieve bron voor de innovatieve ontwikkeling van de stof met behulp van Innovatieve Cumulatie Teken op het gebied van: aard-, lucht- en watervervuiling, modellering van wetten en regels, ontwikkeling van pokon voor de economische crisis, bestrijding van armoede op de wereld, bevordering van werkgelegenheid, verbetering van huisvesting voor de mens, bescherming van planten en
dieren, revanchering van natuurlijke en economische rijkdommen".
2. Blijkens artikel 2, derde lid, van de statuten tracht eiseres haar doel met name te bereiken door:
- het uitgeven van boeken en tijdschriften;
- het doen van uitkeringen van ideële of sociale strekking;
- het organiseren van loterijen;
- het instellen van schadeclaims wegens onrechtmatige daad.
3. In haar beleidsplan geeft eiseres aan dat zij naast de doelstelling en middelen zoals verwoord in artikel 2, lid 1 en 3 van de statuten onder meer de volgende activiteiten nastreeft:
- het doen van wetenschappelijk onderzoek;
- het beheren van eigendoms- en auteursrechten;
- het doen van aanbevelingen voor het modelleren van wetten en regels;
- het ontwikkelen van formules ten behoeve van financiële doeleinden;
- het geven van fiscaal juridisch advies en het verrichten van alle daarmee voorkomende werkzaamheden door middel van het aangaan van een jaarabonnement.
4. Naar aanleiding van het verzoek van eiseres om te worden aangemerkt als ANBI heeft verweerder bij brief van 19 oktober 2010 verzocht om nadere informatie. Hij heeft daarvoor een termijn gesteld tot 16 november 2010.
5. Op 15 november 2010 heeft eiseres een deel van de gevraagde gegevens verstrekt.
6. Bij brief van 22 november 2010 heeft verweerder eiseres verzocht de nog ontbrekende informatie te verstrekken. Hij heeft daarvoor een termijn gesteld tot 16 december 2010.
7. Bij brief van 14 december 2010 heeft eiseres verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van de gevraagde stukken tot uiterlijk 31 december 2010. Eiseres heeft de gegevens verstrekt bij brief van 29 december 2010, door verweerder ontvangen op 4 januari 2011.
8. Bij brief van 25 januari 2011 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek om toekenning van de ANBI-status.
9. Bij brief van 15 februari 2011 heeft verweerder zijn voornemen tot afwijzing van het verzoek aan eiseres meegedeeld.
10. Op 1 maart 2011 hebben partijen telefonisch contact gehad. Van dit gesprek heeft de medewerker van de belastingdienst een notitie opgemaakt, welke in kopie tot de gedingstukken behoort. De notitie luidt voor zover van belang als volgt:
"dd. 1/3 2011 gebeld met [A] (...)
- Hij zal schriftelijk reageren vóór 8 mrt 2011
- Hij wil 'n gesprek.
- Ingebrekestelling niet aan de orde! = hij mee akkoord.
- Gesprek ná mijn vakantieplannen is akkoord."
11. Bij brief van 2 maart 2011 heeft verweerder meegedeeld dat de ingebrekestelling niet- ontvankelijk is, omdat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Voorts stelt verweerder dat de ingebrekestelling in het telefoongesprek van
1 maart 2011 is ingetrokken.
12. Op 16 maart 2011 hebben partijen wederom telefonisch contact gehad. Van dit gesprek heeft de medewerker van de belastingdienst een notitie opgemaakt, welke in kopie tot de gedingstukken behoort. De notitie luidt - voor zover van belang - als volgt:
"ik hem weer dd 16/3 2011 gebeld:
- géén schriftelijke reactie ontv!
- wil hij toch nog een gesprek?
- is boos, wil toch in gebreke stellen
- geprobeerd te kalmeren: wil hij alsnog "horen" of in gebreke stellen? Want dan ga ik vandaag nog uitspraak doen + afwijzen!
- Hij zegt toe vandaag schriftelijk te reageren naar mij en per mail naar [E].
(...)"
13. Eiseres heeft niet gereageerd op het voornemen van verweerder tot afwijzing van haar verzoek.
14. Bij brief met dagtekening 21 maart 2011 heeft verweerder meegedeeld het verzoek van eiseres om toekenning van de ANBI-status af te wijzen en met dagtekening 11 april 2011 is de afwijzende beschikking afgegeven. Voor de motivering van die afwijzing wordt verwezen naar de brieven van verweerder van 15 februari 2011 en 21 maart 2011.
15. Bij brief van 19 mei 2011 heeft verweerder meegedeeld voornemens te zijn het bezwaar van eiseres tegen de beschikking af te wijzen.
16. Bij uitspraak op bezwaar van 19 juli 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres afgewezen en de beschikking gehandhaafd.
Geschil
17. Tussen partijen is in geschil of van rechtswege een positieve beschikking is afgegeven
en of eiseres recht heeft op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het verzoek van eiseres om toekenning van de ANBI-status, dan wel vanwege het niet tijdig bekend maken van de volgens eiseres van rechtswege afgegeven positieve beschikking. Voorts is tussen partijen in geschil of het verzoek om te worden aangemerkt als ANBI terecht is afgewezen en of eiseres recht heeft op een schadevergoeding.
18. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om toekenning van de ANBI-status. De gevraagde beschikking is daarom ingevolge artikel 4:20b van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van rechtswege gegeven, aldus eiseres. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat zij recht heeft op een dwangsom van
€ 1.260 omdat verweerder niet tijdig op haar verzoek heeft beslist, dan wel omdat verweerder de van rechtswege gegeven beschikking niet tijdig heeft bekendgemaakt. Eiseres is verder van mening dat haar verzoek ten onrechte is afgewezen. Ten slotte is eiseres van mening dat zij recht heeft op een schadevergoeding van € 2.407.200 voor de schade die zij heeft geleden door de afwijzing van haar verzoek.
19. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en toekenning van de ANBI-status, een dwangsom en een schadevergoeding.
20. Verweerder stelt zich op het standpunt dat paragraaf 4.1.3.3 van de Awb in het onderhavige geval niet van toepassing is en dat de artikelen in deze paragraaf daarom geen bespreking behoeven. Met betrekking tot de dwangsom stelt verweerder zich primair op het standpunt dat tijdig op het verzoek van eiseres is beslist. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de beslistermijn is overschreden, maar dat eiseres desondanks geen recht heeft op een dwangsom omdat de ingebrekestelling is ingetrokken. Meer subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat niet tijdig op het verzoek van eiseres is beslist, dat er wel een ingebrekestelling is en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 140. Voor zover het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om toekenning van de ANBI-status stelt verweerder zich primair op het standpunt dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is en subsidiair dat het verzoek om toekenning van de ANBI-status terecht is afgewezen. Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op een schadevergoeding.
21. Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep voor zover het is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om toekenning van de ANBI-status en voor het overige tot ongegrondverklaring van het beroep.
22. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
23. Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil te komen, zal de rechtbank dienen te beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
24. Bij brief van 8 juni 2011 heeft eiseres beroep ingesteld tegen de "schriftelijke weigering van verweerder om van rechtswege een positieve beschikking af te geven". Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard de brief van verweerder van 19 mei 2011 op te vatten als de schriftelijke weigering om de volgens eiseres van rechtswege gegeven beschikking bekend te maken.
25. De rechtbank begrijpt het beroep aldus dat volgens eiseres sprake is van de weigering om overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:20c Awb de, naar eiseres stelt van rechtswege gegeven, beschikking bekend te maken. Artikel 4:20c Awb is opgenomen in paragraaf 4.1.3.3 Awb. Ingevolge artikel 4:20a van de Awb is paragraaf 4.1.3.3 alleen van toepassing, indien dit bij wettelijke voorschrift is bepaald. Daarvan is in het voorliggende geval geen sprake. In geen enkel wettelijk voorschrift is bepaald dat op het verzoek om toekenning van de ANBI-status paragraaf 4.1.3.3 van de Awb van toepassing is. Anders dan eiseres stelt, maakt de omstandigheid dat in artikel 1, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uitsluitend titel 5.2 en afdeling 10.2.1 van de Awb buiten toepassing zijn verklaard, niet dat daarmee in de zin van artikel 4.20a van de Awb is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van toepassing is op alle fiscale beschikkingen. Voor zover het beroep is gericht tegen de weigering van verweerder om bekend te maken dat de beschikking van rechtswege is gegeven, dient het derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
26. Voor zover het beroepschrift van 8 juni 2011 mede ziet op de afwijzing van het verzoek om toekenning van de ANBI-status, overweegt de rechtbank als volgt.
27. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. In artikel 7:1, eerste lid, van de Awb is, voor zover hier relevant, neergelegd dat alvorens beroep kan worden ingesteld, bezwaar moet worden gemaakt. Eiseres heeft op 28 april 2011 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om toekenning van de ANBI-status. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 9 juni 2011. Eerst op 19 juli 2011 heeft verweerder op het bezwaar van eiseres beslist. Voor zover het beroep betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om toekenning van de ANBI-status, is het derhalve voortijdig ingediend.
28. Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, van de Awb blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening wel reeds tot stand was gekomen, of nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was. De even genoemde uitzonderingssituaties doen zich in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Verweerder had op 9 juni 2011 nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank kon eiseres ook niet redelijkerwijs menen dat er al uitspraak op bezwaar was gedaan. Voor de gemachtigde van eiseres - die niet alleen bestuurder van eiseres is, maar ook beroepsmatig (fiscale) rechtsbijstand verleent - moet duidelijk zijn geweest dat de brief van 19 mei 2011, waarin verweerder zijn voornemen tot afwijzing van het bezwaar aan eiseres meedeelt, niet de uitspraak op bezwaar was. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de brief van 19 mei 2011 is vermeld dat daarin nog slechts een voorlopig standpunt wordt ingenomen en de beslissing op het bezwaar uitdrukkelijk op de voet van artikel 7:10, derde lid van de Awb is verdaagd mede in verband met de mogelijkheid dat eiseres nog gehoord zou willen worden. De rechtbank overweegt ten overvloede dat, gezien die expliciete verdaging van de uitspraak op bezwaar, evenmin kan worden gesteld dat op 9 juni 2011 sprake is van het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Voor zover het beroep is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om toekenning van de ANBI-status dient het derhalve eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
29. Eiseres heeft bij brief van 31 augustus 2011, door de rechtbank ontvangen op
2 september 2011, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 19 juli 2011.
Gelet op de dagtekening van de uitspraak op bezwaar eindigde de beroepstermijn in het onderhavige geval op 30 augustus 2011. Vaststaat dat het beroepschrift als dagtekening
31 augustus 2011 heeft en dat het door de rechtbank per post is ontvangen op 2 september 2011. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden, vermeldt als datum 1 september 2011. Gelet hierop en op de dagtekening van het beroepschrift, acht de rechtbank niet aannemelijk dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is dus te laat ingediend. Bij brief van 5 september 2011 heeft de griffier eiseres in de gelegenheid gesteld mee te delen wat de reden is van de termijnoverschrijding. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 19 september 2011. Zij erkent daarin dat het beroepschrift te laat is ingediend maar stelt dat dit het gevolg is van verschoonbare verwarring of misverstand. Het was haar niet geheel duidelijk welke kwalificatie zij aan het besluit van 19 juli 2011 moest geven omdat zij reeds op 8 juni 2011 beroep had aangetekend tegen de brief van verweerder van 19 mei 2011. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. In de brief van 19 juli 2011 staat expliciet vermeld dat dit de uitspraak op bezwaar is en dat hiertegen beroep kan worden ingesteld. In de bijlage bij die uitspraak op bezwaar staat duidelijk vermeld waar en binnen welke termijn beroep kan worden ingesteld. Gesteld noch gebleken is dat eiseres niet in staat was binnen de termijn een beroepschrift in te dienen. Het beroepschrift van 31 augustus 2011 dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn.
30. In haar brief van 19 september 2011 stelt eiseres tevens dat het beroepschrift van 31 augustus 2011 moet worden beschouwd als een aanvulling op het beroepschrift van 8 juni 2011. Zij erkent dat dit beroepschrift van 8 juni 2011 prematuur is voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar maar zij stelt dat die voortijdige indiening verschoonbaar is. Zoals onder 27 en 28 reeds is vermeld, is naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen sprake van een prematuur ingediend beroep ten aanzien waarvan niet-ontvankelijk verklaring achterwege dient te blijven.
31. Bij brief van 2 maart 2011 heeft verweerder het verzoek van eiseres om toekenning van een dwangsom afgewezen. Ingevolge het bepaalde in artikel 4:19 van de Awb, wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen deze afwijzende beschikking. Nu het beroep echter niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, kan de rechtbank ook geen inhoudelijke beoordeling geven over de afwijzing van de dwangsom.
32. Eiseres heeft voorts aanspraak gemaakt op vergoeding van de schade die zij heeft geleden door de afwijzing van haar verzoek om toekenning van de ANBI-status. Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Awb, kan een verzoek om schadevergoeding slechts worden gehonoreerd als het beroep gegrond wordt verklaard. Nu het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om schadevergoeding.
Proceskosten
33. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, mr. K.M. Braun en
mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.