Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-08-2012, BX6874, AWB 12/2844

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-08-2012, BX6874, AWB 12/2844

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 augustus 2012
Datum publicatie
7 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6874
Formele relaties
  • Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2013:561, Meerdere afhandelingswijzen
Zaaknummer
AWB 12/2844

Inhoudsindicatie

artikel 21 Awir; geen herziening mogelijk na definitieve berekening aangezien geen sprake is van feiten en omstandigheden waarvan verweerder redeljikerwijs niet op de hoogte kon zijn

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/2844

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 augustus 2012 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 28 februari 2012 op het bezwaar van eiseres tegen de herziene berekening kinderopvangtoeslag 2009 van 14 september 2011 met beschikkingsnummer [a].

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2012.

Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar vader, [A]. Namens verweerder is verschenen [B].

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de beschikking van 14 september 2011;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Bij beschikking met dagtekening 8 januari 2009 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend over het berekeningsjaar 2009 van € 6.641. Bij beschikking met dagtekening 13 november 2009 is het voorschot herzien naar

€ 6.622.

2. Per brief van 31 augustus 2010 heeft verweerder eiseres in verband met controle gevraagd een overzicht te sturen van de door haar daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten over 2009. Eiseres heeft het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2009 op 3 september 2010 ingevuld en teruggestuurd. In dit formulier heeft zij als gastouder vermeld [C]. Als voor opvang betaald bedrag vermeldt eiseres € 603,75 per maand voor februari tot en met november 2009 en

€ 584,25 per maand voor december 2009. Deze bedragen komen overeen met de op beschikking van 13 november 2009 genoemde maandbedragen aan voorschot kinderopvangtoeslag. Als gastouderbureau staat vermeld [D] en als bemiddelingskosten een bedrag van € 130. Als kosten opvang gastouderopvang staat een totaalbedrag van € 8.723 vermeld. Tevens heeft eiseres een jaaropgave van [D] meegestuurd.

3. Bij beschikking met dagtekening 6 mei 2011 is de kinderopvangtoeslag 2009 definitief berekend op € 5.961. Het teveel ontvangen voorschot van € 661 is daarbij teruggevorderd.

4. In de brief van 21 juni 2011 van verweerder aan eiseres staat vermeld:

"De Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) heeft onderzoek gedaan naar gastouderbureau [D]. Gebleken is dat er aanvragen zijn ingediend terwijl er vanaf de ingangsdatum nog geen sprake was van opvang met tussenkomst van gastouderbureau [D]. Daarnaast hebben wij het vermoeden dat er geen kosten voor kinderopvang zijn gemaakt. Omdat u kinderopvangtoeslag hebt ontvangen voor opvang via gastouderbureau [D] gaan wij uw aanvraag controleren."

5. Bij brief met dagtekening 30 augustus 2011 heeft verweerder aangekondigd de kinderopvangtoeslag 2009 vast te stellen op nihil, omdat de overgelegde stukken onvoldoende aantonen dat eiseres kosten voor kinderopvang heeft gemaakt.

6. Bij beschikking met dagtekening 14 september 2011 heeft verweerder de definitief berekende kinderopvangtoeslag herzien naar € 0. De eerder toegekende kinderopvangtoeslag 2009 van € 5.961 is daarbij teruggevorderd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.

7. Bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2012 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

8. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht de kinderopvangtoeslag heeft vastgesteld op € 0 en het teveel ontvangen bedrag van € 5.961 heeft teruggevorderd.

9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals toegekend bij de definitieve berekening aangezien zij voldoende heeft aangetoond dat zij in het berekeningsjaar 2009 kosten voor de kinderopvang heeft gemaakt.

10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er daadwerkelijk kosten voor de kinderopvang zijn gemaakt, omdat bewijsstukken van daadwerkelijke betaling ontbreken.

11. Aangezien de kinderopvangtoeslag 2009 bij beschikking van 6 mei 2011 definitief is vastgesteld, kan herziening slechts plaatsvinden indien is voldaan aan artikel 21 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Het eerste lid van dit artikel luidt:

"De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende tegemoetkoming herzien:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of

b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten."

12. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat sprake is van een nieuw feit zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder a, van de Awir. Dit nieuwe feit bestaat volgens verweerder uit van de FIOD verkregen informatie omtrent gastouderbureau [D].

13. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Verweerder heeft reeds vóór het vaststellen van de definitieve berekening gegevens van eiseres gevraagd omtrent de daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten 2009. Volgens het door eiseres ingevulde antwoordformulier betaalde zij precies het bedrag van het maandelijkse voorschot kinderopvangtoeslag aan haar moeder. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat als eiseres feitelijk heeft gehandeld zoals zij op dit formulier heeft vermeld, zij geen recht heeft op kinderopvangtoeslag omdat zij dan geen, dan wel een te lage, eigen bijdrage heeft betaald. Het door eiseres vermelde totaalbedrag komt ook niet overeen met de door haar ingevulde maandkosten. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres gegeven antwoorden verweerder aanleiding hadden moeten geven tot het stellen van nadere vragen. Dat hij dit heeft nagelaten, komt voor zijn rekening. Van feiten en omstandigheden waarvan verweerder redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Hierin brengt FIOD-informatie over misstanden bij het gastouderbureau [D] geen verandering. Verweerder heeft de toegekende toeslag immers herzien omdat hij de kinderopvangkosten gelet op de door eiseres overgelegde bewijzen niet aannemelijk achtte. Die bewijsstukken hadden hem redelijkerwijs al bekend kunnen zijn als hij vóór toekenning van de definitieve berekening nadere vragen had gesteld.

14. Verweerder heeft ter zitting verklaard geen beroep te doen op artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Awir en het is de rechtbank ook niet gebleken dat eiseres wist of behoorde te weten dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag was toegekend.

15. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond verklaard. Aangezien de rechtbank geen grond voor herziening aanwezig acht, houdt eiseres recht op de aan haar bij de definitieve berekening toegekende toeslag. De rechtbank heeft daarom gelet op artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien en de herziene berekening herroepen.

16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van

mr. A. Atwaroe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.