Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 18-09-2012, BY0302, AWB 11/7871

Rechtbank 's-Gravenhage, 18-09-2012, BY0302, AWB 11/7871

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 september 2012
Datum publicatie
8 februari 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0302
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 11/7871

Inhoudsindicatie

BIZ-heffing. Artikel 1, tweede lid, van de Experimentenwet BI-zones. Uit de Uitvoeringsovereenkomst leidt de rechtbank af dat de BIZ-heffing niet in betekenende mate strekt ter bestrijding van de kosten verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang. Herroeping aanslag BIZ-bijdrage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/7871

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 september 2012 in de zaak tussen

[X], gevestigd te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Westland, verweerder.

1. Procesverloop

1.1. Eiser is gebruiker van de onroerende zaak [a-straat 1] te Naaldwijk (hierna: het pand). Hij drijft daarin een slagerij die bekend staat als [A].

1.2. Verweerder heeft ter zake van het pand ten name van [B] met dagtekening 15 april 2011 een aanslag in de BIZ-bijdrage voor de BI-zone winkelgebied Naaldwijk opgelegd (aanslagbiljetnummer [a]; hierna: de aanslag). De aanslag is berekend naar een waarde van het pand van € 214.000 en bedraagt € 325.

1.3. Eiser heeft tegen de aanslag bij brief van 5 mei 2011 bezwaar gemaakt.

Bij uitspraak op bezwaar van 1 september 2011 heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.

1.4. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

1.5. Bij brief van 11 oktober 2011 heeft verweerder eiser medegedeeld dat de tenaamstelling van de aanslag onjuist is en dat eiser op korte termijn een nieuw aanslagbiljet met de juiste tenaamstelling wordt toegezonden. Het nieuwe aanslagbiljet heeft als dagtekening 15 oktober 2011, is gesteld ten name van eiser en vermeldt als aanslagnummer [b].

1.6. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2012.

Eiser is in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen

[C] en [D].

1.8. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak ter behandeling naar de

meervoudige kamer verwezen. De rechtbank heeft verweerder bij excerpt proces-verbaal van 5 maart 2012 opgedragen nadere stukken (de oprichtingsakte van de BIZ-vereniging met een actuele gebiedsaanduiding en een lijst van ondernemers in de nieuwe straten (na herafbakening) in te dienen. Verweerder heeft de ontbrekende op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Eiser heeft hierop een reactie aan de rechtbank doen toekomen.

1.9. De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2012. Eiser is daar

in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [D],

[E] en [F].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. De raad van de gemeente Westland heeft op 30 november 2010 de Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Winkelgebied Naaldwijk gemeente Westland 2011 (hierna: de Verordening) vastgesteld.

2.2. In de Verordening is onder meer het volgende bepaald:

“(…)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart:

(…)

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

(…)

Artikel 5 Belastingobject

1. Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

(…)

Artikel 6 Maatstaf van heffing

1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2010.

(…)

Artikel 8 Belastingtarief

De BIZ-bijdrage bedraagt bij een WOZ- waarde van:

TABEL 1

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking twee dagen nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 is gebleken.

2. De datum van de heffing is 1 januari 2011.

(…)”

2.3. Op 27 oktober 2010 hebben de Vereniging BIZ Naaldwijk Winkelrijk, ook aangeduid als BIZ winkelgebied Naaldwijk, en de Gemeente Westland de Uitvoeringsovereenkomst BI-Zone winkelgebied Naaldwijk (Gemeente Westland) (hierna: de Uitvoeringsovereenkomst) ondertekend.

2.4. Op grond van de onderdelen 5.1. en 5.2. van de Uitvoeringsovereenkomst is de BIZ winkelgebied Naaldwijk verplicht om de in het activiteitenplan ‘Naaldwijk Winkelrijk BIZ’ omschreven activiteiten uit te voeren. Terzake van de uitvoering van deze activiteiten verstrekt de gemeente Westland een subsidie ten bedrage van de gerealiseerde opbrengst van de heffing van BIZ-bijdragen (onderdeel 5.2. in samenhang met onderdeel 4.2.1. van de Uitvoeringsovereenkomst).

2.5. In onderdeel 5.3. van de Uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de in onderdeel 3 van de Uitvoeringsovereenkomst afgebakende BI-zone (hierna: de BI-zone).

2.6. Onderdeel 5.4. van de Uitvoeringsovereenkomst bevat de volgende opsomming van activiteiten waarvoor hiervoor onder 2.4. genoemde subsidie wordt verstrekt:

“5.4 De subsidie wordt verstrekt om de volgende activiteiten uit te voeren;

o Evenementen

• Valentijn, vroege vogelactie, Pasen, moederdag, vaderdag, rommelmarkt,

Westland reünie, cool 2 school festival, korenfestival, dierendag, halloween,

sint, kerst

o Communicatie

• Website

• Nieuwsbrief

o Schoon, heel veilig

• Bewegwijzering

• Kerstverlichting

• Beveiliging

• Stroomverbruik

• muziekinstallatie

o Algemene kosten

• Centrum manager

• Accountant

• Representatiekosten

• Algemene Ledenvergadering

In onderdeel 5.4. van de Uitvoeringsovereenkomst is voorts bepaald dat het activiteitenplan als bijlage opgenomen bij de Uitvoeringsovereenkomst is opgenomen en onderdeel van de overeenkomst uitmaakt (hierna: het Activiteitenplan).

2.7 In het Activiteitenplan, waarvan verweerder een concept heeft overgelegd, is de volgende “Begroting Naaldwijk Winkelrijk BIZ 2011” opgenomen:

TABEL 2

2.8. Ook eiser heeft een “Begroting Naaldwijk Winkelrijk BIZ 2011” overgelegd. Het gaat, naar is af te leiden uit de aan de voet van de begroting vermelde datum, om een versie van 9 maart 2011. Deze luidt als volgt.

Tabel 3

3. Geschil

3.1. Tussen partijen is in geschil is of de aanslag moet worden vernietigd omdat aan de Verordening geheel of gedeeltelijk verbindende kracht moet worden ontzegd.

3.2 Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend en voert daartoe -samengevat- de volgende beroepsgronden aan.

1e. Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel e, van de Verordening wordt onder de Uitvoeringsovereenkomst verstaan: de tussen de gemeente Westland en de Vereniging BIZ Naaldwijk Winkelrijk gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 5 oktober 2010. Deze overeenkomst bestaat niet. De Uitvoeringsovereenkomst is immers gesloten op 27 oktober 2010;

2e. De in onderdeel 3 van de Uitvoeringsovereenkomst afgebakende BI-zone omvat de Verdilaan, waaraan geen winkels zijn gelegen, en omvat (onder andere) niet de Koningstraat, de Van Tijnstraat en de Havenstraat, waaraan wel winkels zijn gelegen. De afbakening is inconsequent en berust niet op een gedegen onderzoek.

3e. De BIZ-bijdrage is, gelet op het bepaalde in artikel 1, een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone. De activiteiten waarvan de kosten met de onderhavige BIZ-bijdrage worden bestreden, voldoen niet aan deze bepaling. Het werkelijke doel van de onderhavige BIZ-bijdrage is het verlenen van een financiële ondersteuning aan een zieltogende winkeliersvereniging.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en herroeping van de aanslag.

3.3. Verweerder heeft de beroepsgronden van eiser gemotiveerd bestreden en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4. Voor het overige verwijst de rechtbank naar hetgeen partijen in de van hen afkomstige stukken en ter zitting ter onderbouwing van hun standpunten hebben aangevoerd.

4. Beoordeling van het geschil

Met betrekking tot de eerste en de tweede beroepsgrond

4.1. Dat de Uitvoeringsovereenkomst niet, zoals in artikel 1, aanhef en onderdeel e, van de Verordening is vermeld, op 5 oktober 2010, maar op 27 oktober 2010 is gesloten, merkt de rechtbank aan als een kennelijke verschrijving waaraan zij wat betreft de rechtsgeldigheid van de Verordening geen betekenis hecht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de considerans wel 27 oktober 2010 wordt genoemd als datum waarop de overeenkomst is gesloten en dat ook overigens door de vermelding van de datum van 5 oktober 2010 in artikel 1, aanhef en onderdeel e, van de Verordening redelijkerwijs geen onzekerheid of onduidelijkheid kan zijn ontstaan. Dit laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de aanvulling van de Uitvoeringsovereenkomst bij het Addendum van 20 december 2011. Deze aanvulling heeft geen onduidelijkheid of onzekerheid gebracht doch er integendeel voor gezorgd dat het voordien bestaande verschil tussen afbakening van de BI-zone in de (concept-)Verordening en die in de Uitvoeringsovereenkomst is weggenomen.

Met betrekking tot de derde beroepsgrond

4.2. In artikel 1, eerste lid, van de Experimentenwet BI-zones is bepaald dat de gemeenteraad onder de naam BIZ-bijdrage een heffing kan instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Volgens het tweede lid van dit artikel is de BIZ-bijdrage een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

4.3. In de in de Memorie van Toelichting wordt met betrekking tot de onder 4.2. genoemde bepalingen onder meer het volgende opgemerkt:

"Dit artikel bevat de expliciete bevoegdheid de belasting op te leggen zoals die wordt geëist door artikel 132, zesde lid, van de Grondwet, geeft de belastinggrondslag en karakteriseert de belasting als een bestemmingsheffing. De heffingsverordening zal nader moeten specificeren om welk gebied het gaat, welke activiteiten worden uitgevoerd, welke vereniging of stichting deze activiteiten uit zal voeren, welke kosten hieraan verbonden zijn en wat de hoogte van de heffing zal bedragen. Ook worden eisen gesteld aan het soort te subsidiëren activiteiten, naar verwachting vooral op het gebied van leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid (zie ook paragraaf 7.1.2 in het algemene deel). Een belangrijke beperking is ook dat het moet gaan om behartiging van een publiek belang in de openbare ruimte. (…)" (MvT, Kamerstukken II 2007/2008, 31 430, nr. 3).

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank laat het bepaalde in artikel 1, leden 1 en 2, van de Experimentenwet BI-zones, mede gelet op de onder 4.3. aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting, de gemeenteraad niet de vrijheid om een BIZ-bijdrage in te voeren waarvan de opbrengst ingevolge de ter uitvoering van de verordening gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Experimentenwet, wordt gebruikt voor de bestrijding van andere kosten dan die welke zijn genoemd in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones genoemde kosten.

4.5. In dit geval is de Uitvoeringsovereenkomst de onder 4.4. genoemde overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Experimentenwet BI-zones. Naar volgt uit het bepaalde in onderdeel 5.4. van de Uitvoeringsovereenkomst maakt daarvan het Activiteitenplan deel uit. In zowel de door verweerder als de door eiser overgelegde versie van de in het Activiteitenplan opgenomen begroting staat dat de uit de BIZ-bijdrage bekostigde subsidie wordt besteed aan Algemene kosten en Promotiekosten. Voor een specificatie van deze kosten verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 2.7. en 2.8.

4.6. Uit de Uitvoeringsovereenkomst en het daarvan deel uitmakende Activiteitenplan leidt de rechtbank af dat de BIZ-heffing voor het jaar 2011 niet in betekenende mate strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones. De in het Activiteitenplan genoemde activiteiten zijn naar het oordeel van de rechtbank in overheersende mate direct (Promotiekosten) of indirect (Algemene kosten) gericht op de commerciële belangen van in de BI-zone gevestigde winkeliers. Slechts van enkele kostenposten, in het bijzonder de posten ‘Beveiliging” en “Bewegwijzering”, kan wellicht worden gezegd dat zij direct of indirect zijn verbonden aan activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones. Het totale beloop van deze posten valt echter in het niet bij het beloop van de kosten die niet aan activiteiten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones zijn verbonden.

4.7. De stelling van verweerder dat de gemeente, mede gelet op de zogeheten ‘nieuwe vrijheid’, een ruime beoordelingsmarge heeft bij het bepalen van de activiteiten die voldoen aan artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones, kan hem niet baten. Immers, zo er van een dergelijke beoordelingsmarge sprake is, mag daarvan niet, zoals de gemeente in dit geval wel heeft gedaan, gebruik worden gemaakt op een wijze die leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij de toekenning van de bevoegdheid om de BIZ-bijdrage te heffen, niet op het oog kan hebben gehad.

4.8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 17,24 reiskosten en

€ 320 verletkosten (8 uur á € 40).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de aanslag;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 337,24;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, voorzitter, mr. G.J. van Leijenhorst en

mr. E.I. Batelaan-Boomsma, leden, in aanwezigheid van mr. A. Atwaroe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.