Rechtbank 's-Gravenhage, 20-09-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:20708 BY0743, AWB 12/2916
Rechtbank 's-Gravenhage, 20-09-2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:20708 BY0743, AWB 12/2916
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 20 september 2012
- Datum publicatie
- 22 oktober 2012
- Zaaknummer
- AWB 12/2916
- Relevante informatie
- Art. 3:2 Awb
Inhoudsindicatie
Eiseres acht het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel dat verweerder in 2008 op basis van een correctiebericht van eiseres een teruggaaf heeft verleend vanwege een afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk en in 2011 voor het bedrag van de teruggaaf een naheffingsaanslag loonheffing heeft opgelegd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Verweerder was niet verplicht het correctiebericht te toetsen aan de gegevens waar hij over beschikte. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat verweerder een toezegging heeft gedaan. Derhalve is het beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2916
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2012 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 27 februari 2012 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres over het tijdvak van januari tot en met juni 2006 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) naar een bedrag van € 85.248 (aanslagnummer [a]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2012. Namens eiseres is daar verschenen [B], directeur van eiseres, bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [C] en [D].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
Feiten
1. Senternovem heeft aan eiseres een verklaring speur- en ontwikkelingswerk (hierna: S&O-verklaring) afgegeven voor de maanden juli 2006 tot en met december 2006. Het loonheffingnummer dat in de verklaring is vermeld, was onjuist, nl. [b].
2. Eiseres heeft in haar aangiften LB/PVV voor de tijdvakken juli 2006 tot en met december 2006 een afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (hierna: afdrachtvermindering S&O) toegepast. Het bedrag van de vermindering was € 14.208 per maand.
3. Naar aanleiding van het schriftelijke verzoek van eiseres van 7 december 2007 heeft SenterNovem per brief bevestigd dat het correcte loonheffingnummer voor de S&O-verklaring [c] is, dat is het loonheffingnummer van eiseres.
4. Eiseres heeft op 26 juni 2008 bij verweerder een correctiebericht over 2006 ingediend (hierna: het correctiebericht). Hierin wordt onder meer ook voor de tijdvakken januari 2006 tot en met juni 2006 een afdrachtvermindering S&O van € 14.208 toegepast. Naar aanleiding van dit correctiebericht heeft verweerder bij beschikking van 17 mei 2010 een teruggaaf verleend van € 84.192 en daarbij € 11.315 heffingsrente aan eiseres vergoed. Op het biljet was het volgende vermeld:
“Bezwaar maken
Tegen de teruggaaf kunt u geen bezwaar maken.”
5. Per brief van 12 juli 2011 heeft de Belastingdienst [te E] (hierna eenvoudshalve eveneens: verweerder) aan eiseres bericht dat, nu daarvoor geen S&O-verklaring is afgegeven, een correctieverplichting geldt met betrekking tot de over de tijdvakken januari 2006 tot en met juni 2006 verleende afdrachtvermindering S & O. Op 8 augustus 2011 heeft verweerder eiseres gerappelleerd. Eiseres heeft geen correctiebericht ingediend. Als verklaring geeft zij in haar brief van 4 augustus 2011, in haar e-mail van 17 augustus 2011 en in haar brief van 6 september 2011 dat zij niet langer over de loonadministratie voor 2006 beschikt. In deze laatste brief geeft de toenmalige gemachtigde van eiseres aan “graag gebruik te maken van [verweerders] aanbod (…) de correctieberichten in te dienen, zoals door [verweerder] vermeld (…).
6. Op 20 augustus 2011 heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd.
7. Het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag heeft verweerder ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder onder meer het volgende overwogen:
“Bedrag naheffingsaanslag
Echter er is bij de teruggaaf van € 84.192 tevens € 11.315 aan heffingsrente aan uw cliënt vergoed, terwijl bij naheffingsaanslag van € 85.248 geen heffingsrente in rekening is gebracht. In dit licht bezien heeft uw cliënt al een groot voordeel genoten. Mede in dit licht bezien, kom ik niet aan uw bezwaar tegemoet.”
Geschil
8. In geschil is of verweerder door de naheffingsaanslag op te leggen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en/of het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. Eiser beantwoordt deze vragen bevestigend. Het verlenen van een teruggaaf zonder deze aan een nader onderzoek te onderwerpen acht eiseres onzorgvuldig. Eveneens is het onzorgvuldig dat verweerder eerst drie jaar na het correctiebericht heeft meegedeeld dat hij de teruggaaf onjuist acht. Tevens heeft verweerder door de teruggaaf te verlenen met de mededeling dat daartegen geen bezwaar openstaat, het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat de teruggaaf terecht is verleend. Verweerder beantwoordt de vragen ontkennend en heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd weersproken.
9. Niet in geschil is dat, gelet op het bepaalde in artikel 21, eerste lid, Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, ten onrechte een teruggaaf van € 85.248 is verleend.
Algemeen
10. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) kan de inspecteur indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, de inspecteur de te weinig geheven belasting naheffen. Met geheel of gedeeltelijk niet betaald zijn wordt in deze bepaling gelijkgesteld het geval waarin, naar aanleiding van een ingevolge de belastingwet gedaan verzoek, ten onrechte of tot een te hoog bedrag, vrijstelling of vermindering van inhouding van belasting dan wel teruggaaf van belasting wordt verleend. Krachtens artikel 28a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2006, hierna: Wet LB 1964) wordt voor toepassing van artikel 20 van de Awr met geheel of gedeeltelijk niet betaald zijn van belasting die op aangifte behoort te worden afgedragen, gelijkgesteld het geval waarin naar aanleiding van een ingediend correctiebericht te veel is gesaldeerd of teruggegeven.
11. Naar het oordeel van de rechtbank dient voor de toepassing van artikel 20, eerste lid, van de Awr het correctiebericht van eiseres van 22 juni 2008, te worden beschouwd als een verzoek om teruggaaf van afgedragen loonheffing. Derhalve was verweerder bevoegd de te veel terugbetaalde loonheffing door middel van een naheffingsaanslag na te heffen. Dat eiseres, naar zij stelt, na het genoemde correctiebericht nog een tweede correctiebericht aan verweerder heeft gezonden, maakt dit niet anders. De teruggaaf was ten onrechte verleend, en verweerder heeft eiseres per brief van 12 juli 2011 verzocht om dit te herstellen door een correctiebericht in te zenden. Toen eiseres hieraan niet voldeed, stond verweerder geen andere mogelijkheid open dan de teveel betaalde loonheffing zonder correctiebericht na te heffen.
Zorgvuldigheidsbeginsel
12. Anders dan eiseres meent, was verweerder niet verplicht het correctiebericht te toetsen aan de gegevens waar verweerder over beschikte. De heffingssystematiek van de Wet LB brengt mee dat het in eerste instantie aan de inhoudingsplichtige is om de juistheid van ingediende aangiften te controleren en zo nodig deze aangiften te corrigeren. Dit blijkt ook uit het feit dat artikel 28a van de Wet LB 1964 het de inhoudingsplichtige mogelijk maakt om bij geconstateerde onjuistheden correctieberichten in te dienen. Deze wettelijke systematiek kan niet opzij worden gezet door het zorgvuldigheidsbeginsel. Derhalve is geen sprake van een schending van het zorgvuldigheids¬beginsel.
13. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij het eveneens onzorgvuldig acht dat hij de teveel terugbetaalde loonheffing meer dan drie jaar na het correctiebericht heeft nageheven. Om die reden heeft verweerder ervan afgezien de aan eiseres bij de correctiebeschikking vergoede heffingsrente van € 11.315 en de rente vanaf de teruggaaf van 17 mei 2010 tot de dagtekening van de naheffingsaanslag (20 september 2011) na te heffen (zie 6). Aldus heeft verweerder aan eiseres een aanzienlijke tegemoetkoming verleend.
Vertrouwensbeginsel
14. De rechtbank is uit de gedingstukken niet gebleken dat verweerder ter zake van de teruggaaf van loonheffing een mededeling heeft gedaan waaruit eiseres kon afleiden die is aan te merken als een bewuste standpuntbepaling. Ter zitting heeft eiseres ook niet aangegeven wanneer een dergelijke toezegging zou zijn gedaan. Het enkele feit dat verweerder een teruggaaf heeft verleend met de mededeling dat daartegen geen bezwaar openstaat, acht de rechtbank onvoldoende. Daaruit kon eiseres redelijkerwijs niet afleiden dat verweerder had onderzocht of eiseres recht had op een teruggaaf.
Slotsom
15. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Proceskosten
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J.M. Reniers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.