Home

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 27-06-2012, BX9161, Awb 11/2634

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 27-06-2012, BX9161, Awb 11/2634

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Datum uitspraak
27 juni 2012
Datum publicatie
4 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBZLY:2012:BX9161
Formele relaties
  • Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:4345, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
  • Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:5468, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Zaaknummer
Awb 11/2634

Inhoudsindicatie

Verweerder had geen beschikking ex artikel 28 WOZ dienen af te geven; eiseres ten onrechte in bezwaar ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Belastingkamer

Registratienummer: Awb 11/2634

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

(eiseres],

wonende te Beerzerveld,

gemachtigde: A. Oosters (WOZ Consultants)

en

het hoofd afdeling financiën van de gemeente Ommen,

verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft op 31 mei 2011 een beschikking als bedoeld in artikel 28 van de Wet WOZ aan eiseres afgegeven, waarin is aangegeven dat de WOZ-waarde voor de onroerende zaak [..] te Beerzerveld per waardepeildatum 1 januari 2010 is vastgesteld op

€ 394.000,--. Namens eiseres is op voorhand op 12 mei 2011 pro forma bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en gevraagd om een termijn. Op 20 juni 2011 zijn de bezwaargronden ingediend.

Bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak op bezwaar is bij brief van 22 december 2011 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is op 12 april 2012 ter zitting behandeld. Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door A. Oosters, bijgestaan door E. Nijhuis, taxateur. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. B.J.B.M. Dankbaar, taxateur.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Beoordeling van het geschil

De rechtbank stelt vast dat verweerder bij beschikking van 28 februari 2011 krachtens artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak […] te Beerzerveld per waardepeildatum 1 januari 2010 voor het belastingjaar 2011 heeft vastgesteld op

€ 394.000,--. Deze beschikking is genomen ten aanzien van […], de echtgenoot van eiseres en blijkens het zich bij de stukken van verweerder bevindende “Kadastraal bericht object” van 23 augustus 2010 eigenaar van voormelde onroerende zaak. Tegen deze beschikking is geen rechtsmiddel aangewend.

De rechtbank stelt verder vast dat eiseres op 12 mei 2011 aan verweerder heeft verzocht om afgifte van een medebelanghebbendebeschikking krachtens artikel 28 van de Wet WOZ, welke beschikking verweerder op 31 mei 2011 heeft afgegeven. Tegen deze beschikking heeft eiseres prematuur pro forma bezwaar gemaakt. Aangezien de gronden op 20 juni 2011 - en dus binnen de wettelijke bezwaartermijn - zijn ingediend, verbindt de rechtbank geen gevolgen aan het prematuur zijn van het bezwaarschrift.

De rechtbank overweegt verder ambtshalve als volgt.

Artikel 28, eerste lid, van de Wet WOZ bepaalt, voor zover van belang, dat ten aanzien van degene die aannemelijk maakt met betrekking tot de heffing van belasting te zijnen aanzien belang te hebben bij de vastgestelde waarde van een onroerende zaak ingevolge artikel 22, en aan wie niet op de voet van de artikelen 24, derde tot en met zesde en achtste lid, de beschikking ter zake is toegezonden, de heffingsambtenaar binnen acht weken na een daartoe gedaan verzoek een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 22, eerste lid, neemt.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt, voor zover van belang, dat de ingevolge het eerste lid genomen beschikking in de plaats treedt van de in artikel 22, eerste lid, bedoelde beschikking met ingang van het in het eerste lid bedoelde verzoek aan te geven tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip niet eerder kan zijn gelegen dan bij het begin van het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin dat verzoek is gedaan.

Ingevolge dit artikel is dus allereerst van belang of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij met betrekking tot de heffing van belasting een belang heeft bij de vastgestelde waarde van de onroerende zaak […] te Beerzerveld.

De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij veronderstelt dat eiseres en haar echtgenoot […] in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De gemeentelijke heffingen worden maandelijks via automatische incasso voldaan.

De rechtbank gunt eiseres het voordeel van de twijfel en gaat er vanuit, dat eiseres via de huwelijksgemeenschap bijdraagt in de onroerende zaaksbelasting en aldus enig belang heeft bij de waardevaststelling van de onroerende zaak.

Vervolgens is het, gelezen artikel 28 van de Wet WOZ, de vraag of aan eiseres niet op voet van artikel 24, derde tot en met zesde lid en achtste lid, reeds een beschikking was toegezonden, zodat verweerder aan haar niet nog eens een beschikking hoefde af te geven.

Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Ingevolge artikel 24, vierde lid volstaat bekendmaking aan één van de beide echtelieden. Dit is geschied op 28 februari 2011. Er is overigens gesteld noch gebleken, dat eiseres die met haar echtgenoot onder één dak woont, niet bekend zou zijn geweest met die beschikking.

Niet valt naar het oordeel van de rechtbank in te zien, dat eiseres en/of haar echtgenoot tegen de beschikking van 28 februari 2011 niet tijdig bezwaar hadden kunnen maken. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres hierover opgemerkt dat tegen die beschikking geen bezwaar is gemaakt, omdat de termijn al was verlopen toen men zich realiseerde dat de WOZ-waarde wellicht te hoog was. Om toch een ontvankelijk bezwaarschrift te kunnen indienen is door eiseres om een (tweede) beschikking verzocht.

De rechtbank overweegt dat het niet de bedoeling van de wetgever geweest kan zijn om met artikel 28 van de Wet WOZ voor echtgenoten een mogelijkheid te creëren om de wettelijk voorgeschreven bezwaartermijnen te omzeilen. In dit verband wordt gewezen op de Memorie van Toelichting bij de Algemene regels inzake de waardering van onroerende zaken (Wet waardering onroerende zaken; Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 885, nr. 3, p. 19-21), waaruit valt af te leiden dat bij de medebelanghebbendebeschikking veeleer gedacht moet worden aan de situatie dat een belanghebbende pas later in een belastingtijdvak bekend wordt en deze belanghebbende de mogelijkheid geboden wordt om vaststelling van de beschikking te verzoeken.

In de situatie van eiseres is zulks geenszins het geval. Er was geen sprake van bijvoorbeeld rechtsopvolging, echtscheiding of overlijden. Niets stond eiseres in de weg om tegen de beschikking van 28 februari 2011 tijdig bezwaar te maken.

De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder geen beschikking krachtens artikel 28 van de Wet WOZ aan eiseres had behoren af te geven louter en alleen omdat zij de bezwaartermijn van de eerder afgegeven beschikking had laten verlopen. Ten onrechte is eiseres vervolgens in bezwaar ontvangen.

De rechtbank zal onder gegrondverklaring van het beroep de uitspraak op bezwaar vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb zelf in de zaak voorzien door de beschikking krachtens artikel 28 van de Wet WOZ van 31 mei 2011 te herroepen. Het is niet nodig opnieuw op het bezwaar te beslissen, omdat het bezwaar alsdan tegen de herroepen en dus niet meer bestaande beschikking is gericht.

3. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, omdat de gegrondverklaring van het beroep berust op ambtshalve overwegingen.

4. Beslissing

De rechtbank

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-herroept de beschikking van 31 mei 2011;

-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-gelast verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 41,-- aan haar te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, rechter, en door deze en

H. Blekkenhorst als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op: