Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5107, AWB-13_1062
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5107, AWB-13_1062
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 juli 2013
- Datum publicatie
- 9 augustus 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:5107
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2015:586, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-13_1062
Inhoudsindicatie
Legesheffing omgevingsvergunning. Een wijziging in het bouwplan van een woning waarbij de kelder met 1/3e deel wordt vergroot, is geen "geringe wijziging". De gemeente heeft terecht leges geheven voor een nieuwe vergunningaanvraag.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: AWB 13/1062
Uitspraakdatum: 10 juli 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Cranendonck,
de heffingsambtenaar.
13/1062
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 7 januari 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag bouwleges (aanslagnummer: [nummer 1]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en zijn echtgenote [echtgenote] alsmede namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Belanghebbende heeft op 31 december 2010 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een woonhuis met kelder gelegen op het perceel [perceel] te [plaats A].
Op 30 maart 2011 is de omgevingsvergunning verleend en met dagtekening 4 april 2011 is voor het in behandeling nemen van de aanvraag een aanslag leges opgelegd met nummer: ([nummer 2]). Daarbij zijn de bouwkosten geraamd op € 597.923,93. Het bedrag aan leges bedroeg € 13.964,71.
In de uitspraak op het tegen de aanslag met nummer [nummer 2] gerichte bezwaar is die aanslag verminderd tot een bedrag van € 10.390,35 hetgeen is gebaseerd op bouwkosten ad
€ 415.126,05 (exclusief omzetbelasting). Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld aangezien hij onder meer van mening was dat de bouwkosten van de kelder geen onderdeel uitmaakten van de heffingsgrondslag. De rechtbank heeft dat beroep op 22 juni 2012 ongegrond verklaard (AWB 12/1697).
De oorspronkelijk gecontracteerde aannemer is voor aanvang van de bouw gefailleerd. Als gevolg daarvan is belanghebbende op zoek gegaan naar een nieuwe aannemer. Omdat de potentiële aannemers volgens belanghebbende niet binnen de oorspronkelijke budgettering konden bouwen, is besloten tot wijzigingen van het bouwplan. Deze wijzigingen omvatten de toepassing van een stalenspant-constructie in plaats van een constructie van dragend metselwerk, vergroting en wijziging van de situering van de kelder alsmede een verkleining van de aanbouw (vervallen bijkeuken). De kelder besloeg in het oorspronkelijke plan 28,2% van het grondoppervlak, in het gewijzigde plan was dat 38,6%.
Naar aanleiding van de wijzingen van het bouwplan heeft belanghebbende op
8 maart 2012 een nieuwe/gewijzigde omgevingsvergunning aangevraagd.
Op 30 maart 2012 heeft [A] werkzaam als Integraal vergunningverlener bij de Afdeling Publiek, team Vergunningen van de gemeente Cranendonk in haar e-mail aan belanghebbende onder meer geschreven:
“ (…) Zoals aangegeven kunnen - op basis van de legesverordening - de gewenste aanpassingen aan de woning niet beoordeeld worden als een geringe wijziging in het project. Dit omdat naast de kleine aanpassingen van minder groot bouwen van een aanbouw, de hele constructie van het pand wijzigt en de kelder vergroot wordt en geheel anders komt te liggen. Dit wil zeggen dat conform de legesverordening de leges berekend zouden moeten worden
op basis van de volledige legeskosten.
Zoals aangegeven zullen wij een advies aan het college voorleggen om in deze situatie de leges te berekenen op basis van dat deel van de kelder wat vergroot wordt (dit is exclusief wat er weer van de kelder afgaat). De berekende legeskosten voor de nieuw aangevraagde vergunning zullen, indien het college van Burgemeester en wethouders akkoord gaat, dan neerkomen op € 863,69. (…)”.
Op 16 april 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende, zijn partner, [B] en [C] (directeur respectievelijk werknemer van [architecten]) alsmede [A] en [D] namens de afdeling Vergunningen van de gemeente Cranendonk). In het gespreksverslag is onder meer opgenomen:
“(…) Men ([D] en [A]) benadrukt nogmaals dat men ons te wille wil zijn. Men wil ook beleid wijzigen voor de toekomst omdat het volledig dubbel betalen een onredelijke consequentie is. Maar onredelijk beleid moet kennelijk wel gehandhaafd worden.
De architect, [B], betwist dat de wijziging meer dan gering is.
Ik, [echtgenote], vul aan dat daar heel verschillend over wordt gedacht in de jurisprudentie. [D] geeft aan dat de gemeente hier al jaren één lijn in volgt en daar niet van wil afwijken. Wijziging in de constructie is volgens hem per definitie een meer dan geringe wijziging in de zin van de legesverordening ook al is daar aan de buitenkant (zoals in ons geval) niets van te zien.
[D] geeft voorts aan dat hij bereid is om alsnog over deze zaak een uitspraak te vragen aan het college van B & W. (…)”.
Op 11 mei 2012 heeft belanghebbende een e-mail van [A] ontvangen waarin zij kenbaar maakt dat het college van burgemeester en wethouders heeft besloten onder toepassing van artikel 2.6 van de Legesverordening 2012 de volledige leges in rekening te brengen omdat sprake is van de aanvraag van een nieuwe vergunning en niet van een geringe wijziging. Belanghebbende is daarbij gewezen op de mogelijkheid om de aanvraag in te trekken.
Belanghebbende heeft bij brief van 15 mei 2012 kenbaar gemaakt dat hij de aanvraag niet intrekt en verzocht om de leges te beperken tot een bedrag van € 920,30.
Op 21 mei 2012 is de (tweede) omgevingsvergunning verleend. Met dagtekening
8 juni 2012 is vervolgens de aanslag leges met nummer: [nummer 1] opgelegd van
€ 14.064,20. Het door belanghebbende daartegen ingestelde bezwaar is gegrond verklaard omdat was uitgegaan van te hoge bouwkosten. De aanslag is verminderd tot € 8.871.
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1) Is sprake van een geringe wijziging van het bouwplan zodat ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag tot wijziging van de omgevingsvergunning (waarvan nog geen gebruik is gemaakt) uitsluitend over de meerkosten van de bouwkosten leges worden geheven?
2) Zo nee, is sprake van een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de heffingsambtenaar is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Met betrekking tot de eerste geschilvraag:
Belanghebbende doet in feite en beroep op toepassing van artikel 2.6. van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2012 (hierna: de Tarieventabel), waarin staat dat voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning waarvan nog geen gebruik is gemaakt, als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project, leges geheven worden over de meerkosten van de bouwkosten.
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een “geringe wijziging” is niet beslissend de hoogte van de meerkosten maar de aard van de wijziging. Uit de stukken blijkt dat de wijziging in dit geval vooral betrekking had op de fundering van de woning: de kelder die onder de woning was gepland, werd immers gedeeltelijk verplaatst en met een factor van ruim 1/3e vergroot. Daardoor is de fundering van de te bouwen woning veranderd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat geen geringe wijziging als bedoeld in artikel 2.6. van de Tarieventabel. Gelet hierop wordt de eerste geschilvraag ontkennend beantwoord.
Met betrekking tot de tweede geschilvraag:
Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan hem een toezegging is gedaan dat de legesheffing beperkt zou blijven tot de meerkosten van het gewijzigde bouwplan ten opzichte van het oorspronkelijke plan, noch dat op enige andere wijze bij hem het in rechte te honoreren vertrouwen daarvoor is gewekt. Uit de stukken blijkt wel dat de ambtenaar [A] heeft beloofd zich in te zetten voor beperking van de legesheffing maar niet dat zij daarover een toezegging heeft gedaan of dat belanghebbende in redelijkheid kon menen dat een toezegging was gedaan. De tweede geschilvraag wordt dan ook ontkennend beantwoord.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2013 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 11 juli 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.